Alleen een massabeweging kan een einde maken aan de bezetting van Irak


Met de verkiezingsuitslag werd geknoeid. CPI haalde provinciaal twee maal zoveel stemmen als landelijk, terwijl er voor beide verkiezingen tegelijkertijd werd gestemd.  


 

Susan Webb

Hoewel een islamitisch shi'itische coalitie een kleine meerderheid van stemmen kreeg bij de verkiezingen in Irak van 30 januari jl., wijzen de (gemanipuleerde, red. M) resultaten erop dat er op dit moment niet één enkele groep is die het politieke proces in het land onder controle heeft.

Een vooraanstaande 'gematigde' islamiet, Ibrahim Al-Jaafari, lijkt een kans te hebben om ministerpresident te worden in de nieuwe overgangsregering. De leider van een van de twee grote Koerdische partijen, Jalal Talabani, wordt misschien benoemd tot president. Verschillende soennitische groeperingen, die de verkiezingen hebben geboycot, zeggen nu dat zij op een of andere manier zullen deelnemen aan de nieuwe regering en aan het ontwerpen van een nieuwe grondwet.

De belangrijkste thema's waar de strijd de komende periode over zal gaan zijn: de beëindiging van de bezetting door de Verenigde Staten; de rol van de islam bij de besturing van het land; de controle over de olie; en het bewerkstelligen van een democratisch proces voor nieuwe verkiezingen, die eind dit jaar gehouden moeten worden.

Al-Jaafari heeft gezegd dat hij m.b.t. de terugtrekking van de VS tegen het vaststellen van een specifiek tijdsschema is. De huidige minister van Financiën, Adel Abdul Mahdi, een andere islamitische mededinger naar een toppositie, riep onlangs op tot het openstellen van de olie-industrie voor private investeringen.

Salam Ali, woordvoerder van de Iraakse Communistische Partij (ICP), zegt dat deze en andere islamitische gematigden "op geen enkele manier een daadwerkelijk een dreiging vormen voor de invloed van de VS, tenzij een politieke massabeweging in opstand komt tegen de bezetting en oproept tot terugtrekking."

Ondertussen heeft president Bush het Congres van de VS gevraagd om een aanvullend budget van 82 miljard dollar, voornamelijk ten behoeve van de bezetting van Irak. Dat komt bovenop de circa 150 miljard dollar die reeds aan de oorlog in Irak is uitgegeven en hiermee is het einde nog niet in zicht. Analist Michael E.O'Hanlon , van The Brookings Institution, voorspelde "de waarschijnlijkheid dat de uitgaven oplopen tot 300 miljard dollar, de bijna-zekerheid dat een bedrag van 250 miljard dollar wordt uitgegeven en de absolute mogelijkheid dat een bedrag van 400 miljard dollar wordt bereikt."

Veel Amerikanen zeggen "Genoeg is genoeg". Peace Action dringt er bij de kiezers op aan om tegen hun vertegenwoordigers in het Congres te zeggen "Geen cent meer voor de oorlog in Irak". "In plaats daarvan moeten de VS een einde maken aan de bezetting, onze troepen naar huis halen en de Iraakse soevereiniteit respecteren."

De organisatie [Peace Action] zegt dat het tijd is om "te stoppen met het instandhouden van de cirkel van geweld in Irak, te stoppen met zoveel soldaten en burgers de dood in te jagen en te stoppen met het verkwisten van de kostbare grondstoffen die gebruikt kunnen worden voor de wederopbouw van Irak en om fundamentele levensbehoeften te bekostigen".

Bij de verkiezingen op 30 januari kreeg de Verenigde Iraakse Alliantie, een coalitie van shi'itische groeperingen, ongeveer 48 procent van de stemmen. Een alliantie van Koerdische partijen kreeg 26 procent en de organisatie van de huidige interimminister-president Ayad Allawi kreeg 14 procent van de stemmen. Van de overige 100 coalities kregen slechts negen anderen genoeg stemmen om zetels te krijgen in de nationale vergadering.

De coalitie Eenheid van het Volk, geïnitieerd door de Iraakse Communistische Partij (ICP), kreeg ongeveer 70.000 stemmen, iets minder dan 1 procent, waarmee zij waarschijnlijk twee zetels krijgen. Dat is minder dan wat zowel de ICP zelf als andere Iraakse (en westerse, red. M.) analisten hadden verwacht. De Koerdistan Communistische Partij was onderdeel van de Koerdische coalitie en zal waarschijnlijk ook twee zetels krijgen.

Salam Ali noemde de landelijke resultaten van de ICP "teleurstellend", maar hij zei ook: "deze resultaten hebben geen weerslag op het belang voor en de invloed van onze partij op het politieke leven" in Irak. Hij merkte op dat bij verkiezingen voor provinciale raden, die ook plaatsvonden op 30 januari jl., de ICP ongeveer 140.000 stemmen kreeg - twee keer zoveel als bij de verkiezingen voor de Nationale Vergadering - en dat alleen nog maar in 12 provincies waarbij Koerdistan niet is meegerekend, terwijl de partij daar een sterke basis heeft.

Volgens Ali waren veel van de vreselijke schendingen van de verkiezingsreglementen, met name de schendingen gepleegd door de Islamitische Alliantie en de groep rond Allawi, specifiek gericht op het laag houden van het aantal stemmen voor de ICP en andere groeperingen. Een non-gouvernementele organisatie, de Tammuz Organsiatie voor Sociale Ontwikkeling, die verkiezingscontroles hield in het hele land, maakte melding van "veel schendingen" door vertegenwoordigers en aanhangers van een bepaalde lijst. Het gebruik van omkoping was zeer duidelijk. Zelfs sommige veiligheidsofficieren "handelden in het voordeel van een bepaalde lijst."

Ondanks dat wees de Tammuz controlegroep op de hoge opkomst "vanuit brede lagen van de bevolking", en in het bijzonder de "grote deelname van vrouwen" aan de verkiezingen. Ondanks ernstige tekortkomingen zullen de verkiezingen van 30 januari volgens deze controlegroep "de geschiedenis ingaan als een dag waarop het Iraakse volk de macht van terreur en misdaad heeft getrotseerd" om inspraak te kunnen hebben in de toekomst van hun land.

Salam Ali (ICP) merkte op dat de verkiezingsuitslagen een afspiegeling zijn van "de realiteit van de Iraakse samenleving op dit moment" - de overheersing van islamitische en etnisch/nationalistische gevoelens. Sektarische verdeeldheid "belooft niet veel goeds voor de toekomst van een democratisch Irak. Zo'n verdeeldheid speelt de VS-bezetting in de kaart," zei hij. "Het maakt het makkelijker voor de Amerikanen om de verschillende groepen te manipuleren, om op angsten in te spelen en om gezien te worden als de bewaker van stabiliteit", aldus Ali.

Velen geloven dat de VS geholpen hebben met het bekostigen van de campagne van Allawi. En tijdens een aflevering van de tvshow 'Hardball' van Chris Matthews op 30 januari, heeft Judith Miller, journalist van de 'The New York Times', met duidelijke connecties met de regering Bush, zich laten ontvallen dat de regering posities in het kabinet heeft "aangeboden" aan figuren als Ahmed Chalabi.

People's Weekly World Newspaper, 17 februari 2005, vertaling J.Bernaven.