Het socialisme - balans en perspectief


Marx en Engels  

Willi Gerns

Manifest zal in een reeks delen de belangrijke analyse publiceren (*1) van Willi Gerns (*2) over de ontwikkelingen van het socialisme. De redactie van Manifest meent dat we in de krant veel meer aandacht moeten besteden aan de theorie en de praktijk van het socialisme, naast een grondige analyse van het huidige kapitalisme. Zeker nu er een reële basis begint te ontstaan voor een hernieuwde interesse van brede lagen van de bevolking in socialistische oplossingen voor de voortgaande kapitalistische crisis.

In een FNV-debat op 28 februari 2005 zei minister Brinkhorst het zo: "Wat de afgelopen twintig jaar goed was, is nu niet goed meer". Dat is de kern, we staan aan de vooravond van een versnelde neoliberale afbraak van de kapitalistische verzorgingsstaat. Het staatsmonopolistische kapitaal bevindt zich in hevige crisis en kan niet anders overleven dan ten koste van de werkende bevolking. Het socialistische project wordt overal ter wereld weer een aantrekkelijker alternatief. In voormalige socialistische landen groeit het verlangen naar de voordelen van het socialisme. In de westerse landen neemt het vertrouwen in de bestaande systemen af. Marcel de Jong neemt het vertaalwerk op zich en zal daarom minder Duitse artikelen schrijven.

In het "Communistisch Manifest" dat in 1848 verschenen is en dat terecht wordt beschouwd als de geboorteakte van het wetenschappelijk socialisme, benoemden Marx en Engels de basisvoorwaarden, de noodzakelijke fundamenten voor de oprichting van het socialistische/communistische maatschappelijke gebouw. Ze schetsten al duidelijke kenmerken, waaraan een socialistische maatschappij kan worden getoetst. Daarin heet het dat "de eerste stap in de arbeidersrevolutie de verheffing van het proletariaat tot heersende klasse, de verovering van de democratie is. Het proletariaat zal zijn politieke macht gebruiken om aan de bourgeoisie stap voor stap alle kapitaal te ontnemen, alle productie-instrumenten in handen van de staat, d.w.z. van het als heersende klasse georganiseerde proletariaat, te concentreren en de massa van de productiekrachten zo snel mogelijk te vermeerderen." Bovendien wijzen ze als taak o.a. aan: "Vermeerdering van de nationale fabrieken, van de productiemiddelen, ontginning en verbetering van de landerijen op basis van een gemeenschappelijk plan." <5>

Het uiteindelijke doel van deze maatregelen is een sociaal stelsel, waarin geen kapitalistisch privébezit meer zal bestaan, dat gebaseerd is op het maatschappelijke bezit van de productiemiddelen. Fundamentele kern van een communistische maatschappij is een "vereniging" van individuen, "waarin de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde is voor de vrije ontwikkeling van allen". (6) Deze concentreert in haar handen alle machtsfuncties. De publieke macht zal echter niet politiek van karakter zijn, omdat het proletariaat, eenmaal heersende klasse geworden, het staatsgeweld in de eerste fase van het ontstaan van de nieuwe maatschappij slechts zolang zal gebruiken als het noodzakelijk is, om het verzet van de omvergeworpen uitbuitersklassen te onderdrukken. Vervolgens zal in de plaats van het besturen van mensen het besturen van zaken en productieprocessen zijn intrede doen. In het communisme zullen er geen klassen bestaan: "Wanneer het proletariaat ... de oude productieverhoudingen opheft, dan heft het met deze productieverhoudingen de bestaansvoorwaarden van de klassentegenstellingen, de klassen in het algemeen en daarmee zijn eigen heerschappij als klasse op." (7) In de nieuwe maatschappij, zo waren de voorstellingen van Marx en Engels, wordt de arbeid voor allen een plicht en de enige bron voor een menswaardig leefniveau. Onderwijs en opvoeding zullen kosteloos zijn en een geheel vormen met de materiële productie.

In deze fase van hun arbeid zagen Marx en Engels het socialisme/communisme als een maatschappij, wiens opbouw onmiddellijk begint na de omverwerping van de heerschappij van het kapitaal en de omvorming van het proletariaat tot heersende klasse. In het socialisme/communisme zullen er dus niet alleen juridische, maar ook daadwerkelijke gelijkheid, rechtstreekse uitwisseling van producten, "begrijpelijke, verstandige heldere" maatschappelijke verhoudingen bestaan. De verdeling van de maatschappelijke algemene rijkdom vindt plaats in overeenstemming met de geleverde arbeid. Dat is een klassenloze maatschappij, zonder warenproductie en geld, waarin de rol van het equivalent voor de geleverde arbeidshoeveelheid wordt ingenomen door speciale bewijspapieren. Dat is een maatschappij waar geen leger, politie en gendarmerie bestaan en het gewapende volk zelf de rol van verdediger tegen aanslagen van vijanden van binnen en buiten ter hand neemt. Dit sociale stelsel werkt op basis van zelfbestuur. Aan dit proces werkt ieder lid van de maatschappij mee dat de noodzakelijke leeftijd heeft bereikt en de burgerrechten bezit.

De opvattingen van de grondleggers van het marxisme bleven echter niet onveranderd. Essentiële correcties op hun voorstellingen van het socialisme/communisme bracht de 'Commune van Parijs'. Op grond van de historische lessen hieruit kwamen Marx en Engels tot een aantal principieel nieuwe gevolgtrekkingen, die in hun vroegere werken ontbraken. Bijzonder uitvoerig worden deze nieuwe opvattingen behandeld in de 'Anti-Dühring' van Engels en het daarop gebaseerde werk 'De ontwikkeling van het socialisme van utopie naar wetenschap', alsmede in de 'Kritiek op het programma van Gotha' van Marx.

De grondleggers van het marxisme zagen eerder het communisme als een onmiddellijk het kapitalisme opvolgende maatschappij. Nu echter waren ze van mening dat tussen het kapitalisme en het communisme er over een noodzakelijk lange periode een maatschappelijk organisme zal bestaan dat nog duidelijke sporen van de oude maatschappij zal vertonen. De moedervlekken van het kapitalisme, waarvan de maatschappij zich niet met één slag kan bevrijden, zullen overal zichtbaar zijn en daarmee moet in de praktijk van de socialistische opbouw rekening worden gehouden. De staat zal in deze overgangsperiode verder bestaan en aan zijn fucties voldoen. Weliswaar zullen de inhoud van zijn activiteit en het gebied van de af te handelen taken veranderen dankzij het feit dat dit de staat van de politieke heerschappij van de arbeidersklasse, de dictatuur van het proletariaat, zal zijn. Gelijdelijk zal hij zijn fucties overgeven aan de verenigingen van de werkenden, naarmate de omvergeworpen uitbuitersklassen de strijd zullen staken en een homogene maatschappij gevormd zal worden.

Ook de problemen van de gelijkheid komen in deze werken in een ander licht te staan. Terwijl Marx en Engels in het begin de neiging hadden de gelijkheid op te vatten zoals ze in de theorieën van het 'grove, gelijkmakende' socialisme werd vertegenwoordigd, redeneert Marx nu dat het recht op gelijkheid slechts het recht betekent om het nut en de betekenis van het individu volgens zijn arbeid te meten. Ten gevolge van het feit dat er oorspronkelijk een ongelijkheid van de fysieke en intellectuele mogelijkheden van de mens bestond, is de gegeven gelijkheid voor wat haar inhoud betreft een recht van de ongelijkheid, zoals ieder recht.

Eveneens veranderden de grondleggers hun mening ten opzichte van het mechanisme van de distributie in het socialisme. Terwijl zij vroeger heel ondubbelzinnig hadden verklaard dat de geproduceerde goederen in het socialisme niet in de gedaante van waren zullen verschijnen en uit onmiddellijke uitwisseling van producten tussen de verschillende productieverenigingen bestonden, schrijft Marx later dat onder de omstandigheden van een lager stadium van de communistische maatschappijformatie "overduidelijk hetzelfde principe heerst dat het uitwisselen van goederen reguleert, voorzover het gaat om uitwisseling van gelijke waarden". (8)

Wat de heersende vorm van het eigendom onder de voorwaarden van de dictatuur van het proletariaat betreft verklaarden Marx en Engels ondubbelzinnig, dat het maatschappelijke eigendom volgens hun mening onvermijdelijk de vorm van staatseigendom zal hebben en alleen in die mate dat de staat tot werkelijke vertegenwoordiger van de gehele maatschappij wordt, in algemeen volkseigendom zal veranderderen.

Als kern van de overwegingen van de grondleggers van het marxisme over het socialisme/communisme in deze periode van hun arbeid kunnen de door Marx in de 'Kritiek op het programma van Gotha' geformuleerde gedachten over de noodzakelijkheid van een overgangsperiode, over de twee fasen van de communistische maatschappijformatie en het desbetreffende distributieprincipe worden genomen. Derhalve zullen we deze uitvoerig citeren. Marx schrijft: "Tussen de kapitalistische en de communistische maatschappij ligt een periode van revolutionaire verandering van de eerste in de laatste. Met deze periode correspondeert ook een politieke overgangsperiode en de staat kan in deze periode geen andere vorm hebben dan die van een revolutionaire dictatuur van het proletariaat." (9) Over de eerste, lagere fase zegt hij: "We hebben hier niet te maken met een communistische maatschappij die zich heeft ontwikkeld op eigen grondslag, maar integendeel, met een maatschappij die zojuist is voortgekomen uit de kapitalistische maatschappij zelf en daarom in alle opzichten, economisch, zedelijk en verstandelijk, nog de moedervlekken van de oude maatschappij draagt uit wiens schoot ze is voortgekomen. ..."

Noten:


5. Marx, Engels, Werke, bd. 4, p. 481
6. idem, p. 482
7. idem
8. idem, bd. 19, p. 20 (Kritiek op het programma van Gotha)
9. idem, p. 28

(*1) Zie voor de inhoud van de analyse van Willi Gerns Manifest 5, 2005, waarin de inhoudsopgave staat

(*2) Zie voor de biografie van Willi Gerns Manifest 5, 2005.

Bron: Marxistische Blätter - Flugschriften 16, vertaling Marcel de Jong.