Intellectuele Ongehoorzaamheid


Massale demonstraties in Athene tegen de komst van Powell naar Griekenland aan de vooravond van de Olympische Spelen (Foto KKE/KNE).

 

Door Anna Ioannatou

Ondanks de vooruitgang van wetenschap en techniek en de relatieve verbetering van het opleidingsniveau vergeleken bij de 19de en een groot deel van de 20ste eeuw, is de verbinding van praktische met theoretische activiteit een moeilijk punt gebleven in de socialistisch-communistische beweging, zeker na de grote stap achteruit van zo'n 15 jaar geleden.

Ontsnappen uit de kooi van burgerlijke opvattingen blijft een hachelijke onderneming, die door de meeste intellectuelen niet gewaagd wordt zij het uit onvermogen, zij het uit berekening, want ingaan tegen de heersende ideologie heeft nu eenmaal negatieve consequenties voor carrière en werk.

Alles mag geschreven en gezegd worden, als het maar binnen de logica van het kapitalisme blijft, eventueel 'het kapitalisme voorbij', maar dan met een volstrekt onduidelijk toekomstperspectief. Tegensputteren mag voorzover dit een schijnalibi van pluralisme en vrijheid van meningsuiting verschaft.

Het 'collectieve intellect'

Het verschijnen van een boek over eigentijdse revolutionaire intellectuelen mag daarom een belangrijke gebeurtenis genoemd worden in een tijd, waarin in een groot deel van de wereld het begrip sociale omwenteling helemaal in diskrediet is gebracht en elk perspectief op radicale sociale veranderingen wordt afgedaan als uit de tijd.

In januari verscheen het boek 'Eigentijdse revolutionaire intellectuelen' van Jorgos Roesis, hoogleraar aan de faculteit voor Politieke en Sociale Wetenschappen te Athene. Het boek gaat over de rol van die hedendaagse intellectuelen, die (nog) niet de werkende klassen benaderen, maar wel de socialistische omwenteling als eerste stap in de richting van een communistische samenleving als een realistische noodzaak zien.

De schrijver stelt dat deze groep ook afkomstig kan zijn uit burgerlijke kringen, een eerlijke en consequente progressieve lijn volgt en zelf vaak intellectueel proletariaat geworden, steeds meer in conflict komt met de gevestigde orde van de burgerlijke samenleving. Deze laatste probeert haar 'in te lijven', zodat ze meewerkt aan de verbreiding en versterking van theorieën die elk antikapitalistisch perspectief blokkeren (dit kan ook via zogenaamde antikapitalistische afleidingsmanoevres) of, voorzover dit niet lukt, haar op andere manieren probeert klein te krijgen: geen uitzicht op wetenschappelijke banen, het niet of gecensureerd publiceren van werken enz.

Theorie en praktijk

Deze groep intellectuelen wenst een ontmoeting met de communistische partij (KKE), die op haar beurt zo'n ontmoeting als een uitdaging ziet. Als zij het klaarspeelt stand te houden aan de zijde van de werkende klassen, dan ziet de toekomst er weer beter uit.

Makkelijk zal het niet zijn, want alle (klein)burgerlijke partijen proberen om het hardst radicaalprogressieve intellectuelen in hun kielzog te trekken om de hele potentiële dynamiek van radicale progressieve omwentelingen al bij voorbaat monddood te maken, ongevaarlijk voor het bestaande sociaal-economische systeem te maken door het in pijnloze schijnprogressieve theoretische stromen en stroompjes te laten opgaan.

Op de officiële presentatie van bovengenoemd boek was ook Aleka Papariga uitgenodigd, algemeen secretaris van de KKE. In haar bijdrage wees zij op de plicht van een ontmoeting tussen de arbeidersbeweging én haar 'collectieve intellectueel', de communistische partij, met deze categorie intellectuelen en op de plicht van de communistische beweging contact op te nemen met al wat nieuw is en blijk geeft van een positieve dynamiek om praktijk en theorie van een sociale omwenteling in progressieve richting te verbinden.

Dit was trouwens een van de doelstellingen van het 17de Partijcongres, dat in februari plaatsvond.