Schooljongens hebben plezier tijdens de speeltijd in de westelijke provincie Yunnan. (Foto Solidair)
|
Beelden van de moderne Chinese stad Peking. |
|
Een paar weken geleden was ik in Maastricht op een discussieavond over China. Een vrouw in de zaal zei: "De arbeiders en boeren in China verdienen bijna niks. Dat is je reinste uitbuiting daar!" Het idee dat deze mevrouw heeft hoor je van alle kanten. Europese en Amerikaanse politici en zelfs heel wat vakbondssecretarissen zeggen dat. Reden genoeg om na te gaan of dat beeld klopt met de realiteit.
We kunnen het beste beginnen met de nuchtere cijfers die door geen enkel serieus internationaal onderzoeksinstituut betwist worden. Die cijfers zijn: het inkomen van de arbeiders en de boeren in China is de laatste 15 jaar in een snel tempo gestegen. In de steden lagen de netto-inkomens in 2003, rekening houdend met de duurdere prijzen, 2,6 keer hoger dan in 1990. Op het platteland lagen de netto-inkomens 1,8 keer hoger. (1)
In 2004 bleef die stijging aanhouden. Als je rekening houdt met de duurdere prijzen in de winkels, gingen de inkomens in de steden netto met 8 procent vooruit. Op het platteland bedroeg de netto-stijging vorig jaar 7 procent. (2) Dat zijn toch wel verbluffende cijfers. Zeker als je ze naast de bewering zet dat het "daar in China het wilde kapitalisme is waar de mensen niks verdienen".
De elders genoemde cijfers zijn gemiddelden. Vallen er mensen uit de boot? Zijn er mensen die een stuk beneden dat gemiddelde komen? Ja, ongetwijfeld. (wat trouwens niet zo vreemd is in een land met 1,3 miljard inwoners dat 230,5 keer groter is dan Nederland en alles bij elkaar genomen nog erg arm). Om het levensniveau van iedereen omhoog te brengen, heeft de Chinese regering een minimumloon vastgesteld. De provinciale autoriteiten kunnen dat minimumloon optrekken. We nemen als voorbeeld de provincie Guangdong in het zuid-oosten van China waar ruim 90 miljoen mensen wonen, dat is meer dan in heel Duitsland. De provincie speelt een voortrekkersrol, want hier is de modernisering verder gevorderd dan in de meeste andere provincies. Welnu, in Guangdong heeft de provinciale regering in december van vorig jaar het minimumloon verhoogd met 8,6 procent. Dat was al de zesde verhoging sinds de instelling van het minimumloon in 1994.
In november besliste de provinciale regering van Guangdong bovendien dat aan overuren op zaterdag en zondag 200 procent en op feestdagen 400 procent betaald moet worden. (3)
Beide beslissingen werden bekendgemaakt door Fang Chaogui, de baas van het provinciaal ministerie van Arbeid. Hij zei dat hij zich gesteund wist door de arbeiders in zijn provincie die in 2003 niet minder dan 833 stakingen georganiseerd hadden, waarvan 72 procent draaide om looneisen. Nog zo'n feit dat tot nadenken stemt. In landen als België en Nederland bijv. doet het verhaal de ronde dat er geen stakingsrecht is in China. Toch waren er 833 stakingen in één jaar in één provincie...
Belast de rijken en geef dat geld aan de arbeiders en de boerenPeter FranssenDe overheid van de provincie Guangdong (90 miljoen inwoners) heeft op 1 januari de belastingvrije som voor zijn inwoners opgetrokken van 1.260 yuan naar 1.600 yuan. Dat wil zeggen: de eerste schijf van 1.600 yuan van het inkomen wordt niet meer belast. Dat komt neer op een fikse belastingvermindering. In het spoor van Guangdong trokken het stadsbestuur van Beijing (14 miljoen inwoners) en het provinciebestuur van Jiangsu (80 miljoen inwoners) de belastingvrije sommen voor hun inwoners op van 1.000 naar 1.200 yuan. Goed nieuws dus. Nagenoeg op hetzelfde ogenblik zei vice-minister van Financiën Lou Jiwei dat de tijd rijp is om de belastingen op bedrijfswinsten gelijk te stellen voor buiten- en binnenlandse ondernemingen. Op dit ogenblik moeten buitenlandse multinationals een belasting van 11 procent betalen op hun winsten. Voor Chinese privéondernemingen is dat 22 procent. De buitenlandse ondernemingen mogen bovendien de lonen en wedden inbrengen als 'onkosten' zodat de som waarover ze belasting moeten betalen lager uitkomt. De buitenlandse multinationals kregen die voordelen om de economie aan te wakkeren, om investeringen te lokken en om de werkloosheid te bestrijden. Maar nu de Chinese economie stap voor stap vooruitgaat, voelt de regering zich sterk genoeg om die voordelen binnen de twee jaar af te schaffen. De multinationals zullen eveneens 22 procent belasting moeten betalen en ze mogen de lonen en wedden niet meer als 'onkosten' inbrengen. De multinationals protesteren fel tegen die beslissing. De Chinese regering antwoordt hen dat "een onafhankelijk land zelf beslist over zijn belastingsysteem" en dat "er geen reden is waarom buitenlandse investeerders in China een hoge jaarlijkse winst van 15 procent zouden moeten hebben". (1) In één adem bevestigde de regering een eerdere beslissing. Die luidt dat de belastingen die de boeren moeten betalen vanaf 2007 helemaal afgeschaft worden. (2) De belasting op de inkomens van de boeren is al jaren in dalende lijn en bedraagt nu nog vijf procent. De rijken belasten om aan de armeren te geven. Een uitstekend idee.
|
Een etentje met z'n tweeën in een restaurant kost 60 eurocentPeter FranssenDe jonge Belg Frederik Geirnaert heeft samen met zijn vriendin Karen een jaar in China gewoond. "Wij gingen daar twee keer per dag naar een restaurant, zeven dagen lang. Dat kostte ons samen slechts 10 euro per week," vertelt hij me. Frederik Geirnaert: "Onze favoriete schotel was gebaseerd op eieren en tomaten. Die schotel kostte 60 eurocent voor Karen en mij samen. Het hangt er natuurlijk vanaf waar je woont. In de hoofdstad Beijing kost diezelfde schotel 1 euro en in de westelijke en arme provincie Xinjiang kost ze 40 eurocent. China is een zeer groot land. Er zijn verschillen in levensduurte en ook in de lonen en sociale uitkeringen. Wij woonden in de stad Shenyang in de relatief welvarende noordelijke provincie Liaoning. Het gemiddelde inkomen in de provincie bedraagt 700 yuan per maand. 700 yuan komt overeen met ongeveer 75 euro. Dat is in onze ogen erg weinig, maar je moet rekening houden met de prijzen in de winkels. Die zijn ook veel lager dan bij ons. Ik zal je een paar voorbeelden geven van wat de dingen zoal kosten:
De meeste Chinezen in onze stad en daarbuiten zijn eigenaar van hun woning. Zij hebben meestal een telefoon en een kleurentelevisie. Steeds meer Chinezen hebben ook een auto. Vorig jaar hebben 5 miljoen Chinezen een auto gekocht. Dit jaar denkt de Chinese overheid dat het er 6 miljoen zullen worden. Je kunt aan de mensen op straat en in de winkels zien dat het relatief goed gaat. China is nog lang niet qua levensniveau te vergelijken met België, Nederland, Frankrijk of de Verenigde Staten. Natuurlijk niet, het is nog altijd een derdewereldland. Maar China is wel heel goed bezig." |
Iedereen naar school!Peter FranssenHet onderwijs is één van de belangrijkste graadmeters voor de ontwikkeling van een land. Daar kun je aan zien of de bevolking erop vooruitgaat en of iedereen mee geniet van de groeiende welvaart. In 1949, bij de stichting van de Volksrepubliek, kon naar schatting 80 à 90 procent van de bevolking niet lezen en schrijven. Chen Xiaoya, de vice-minister van Onderwijs, legde in december vorig jaar, op een forum, resultaten voor waar zelfs de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds hun bewondering over uitspraken. Tussen 1990 en 2000 daalde het aantal Chinezen dat niet kon lezen en schrijven met 100 miljoen. Het analfabetisme is daarmee bijna uitgeroeid. Van alle jongeren gaat minstens 94 procent tot zijn 15de naar school. (1) Aan de Chinese universiteiten en hogescholen studeren nu 20 miljoen jongeren. Dat is 19 procent van alle jongeren tussen de 18 en de 22 jaar. (2) Een wereldrecord. In de Verenigde Staten gaat 18 procent van die groep naar een universiteit of een hogeschool. Cijfers waar een mens stil van wordt.
|
627 miljoen telefoons en 400 miljoen televisiesPeter Franssen"Ik heb met heel veel Chinezen gepraat. Iedereen was het erover eens: wij gaan er met z'n allen qua levensniveau op vooruit." Dat zegt Frederik Geirnaert, de jonge Belg die een jaar in China woonde. We zetten een paar cijfers op een rij. Ze kunnen nogal babbelen, die Chinezen. In 1990 waren er in het hele land 7 miljoen telefoons. Vorig jaar waren het er al 627 miljoen: 307 miljoen vaste telefoons en 320 miljoen gsm's. Vorig jaar namen 170 miljoen mensen in de hele wereld een telefoonabonnement. De helft van hen was een Chinees. Vorig jaar werden wereldwijd 600 miljard sms'jes verstuurd. In China, alleen nog maar in de drie dagen tijdens het Chinese nieuwjaar, waren dat er 10 miljard. In China zijn nu 400 miljoen televisietoestellen. 31 procent van alle Chinezen heeft een televisie. Van alle Fransen heeft 52 procent een televisie. In China zijn 650 televisiezenders, zowel van de staat als privé-zenders en ruim 1.000 radiostations. De Chinezen maken 22 procent van de wereldbevolking uit. Vorig jaar aten ze 19 procent van alle braadkippen ter wereld, 33 procent van alle rijst, 51 procent van al het varkensvlees, 12 procent van al het rundsvlees. Het binnenlands toerisme neemt snel toe. In 1990 bezochten 1,7 miljoen Chinezen de Chinese Muur. Vorig jaar waren dat er 23 miljoen. De Chinezen gaan ook vaker naar het buitenland op vakantie. Vorig jaar waren dat er 20 miljoen. Een biertje drinken lukt de Chinezen ook wel. Eén op de vijf van alle pintjes die vorig jaar in de wereld getapt werden, verdween in een dorstige Chinese keel. Omdat de koopkracht van de Chinezen steeds verder toeneemt, moeten er ook winkels zijn. In 2003 werden er niet minder dan 8.000 grootwarenhuizen geopend. Bron: Le Vif/L'Express, 11 februari 2005; Philippe Paquet, L'Abécédaire de la Chine, Editions Philippe Picquier, 2004. Tekeningen: www.sla.purdue.edu Solidair, 09-03-2005. |