Tiphaine Dickson (Foto Manifest)
|
VS-staatsterrorisme heeft lange geschiedenis en kent vele vormen. De lijst van wandaden van de VS is lang. De oprichting van het ICTY is een aanval op het internationaal recht.
|
Op 14 februari 2004 werd, na een week uitstel, de hoorzitting van het Joegoslavië 'Tribunaal' (International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia - ICTY) in de zaak tegen Milosevic hervat. Aanleiding voor het uitstel in het proces was het medisch advies van een VN-arts, die van mening was dat Slobodan Milosevic enige dagen moest herstellen, nadat hij begin februari griep had. (deel 1 van 2)
De media klaagden weer over "vertragingen van het proces" en over ziekte -in het algemeen beschreven als "griepaanvallen" - als de oorzaak van "verloren tijd". De Raadskamer beschuldigde president Milosevic van "tijdsverspilling" bij zijn verhoor van de voormalig minister van Buitenlandse Zaken van Joegoslavië, inzake de afscheiding van de vroegere republieken en de buitenlandse betrokkenheid bij de conflicten die daaruit voortkwamen. Tegen Milosevic werd gezegd dat zijn vragen - overduidelijk relevant en van cruciaal belang - "zinloos" waren. De openbare aanklager had verzocht om de zaak voort te zetten bij afwezigheid van Milosevic. Deze situatie is veelbetekenend en er zijn aanwijzingen dat het 'Tribunaal' op het punt staat om vergaande maatregelen te nemen, inclusief belemmering en, uiteindelijk, de voortijdige beëindiging van de verdediging van Slobodan Milosevic.
Feitelijk heeft het Joegoslavië 'Tribunaal', een instituut van de VN-Veiligheidsraad, alle voorbereidingen getroffen om stopzetting van het proces te kunnen rechtvaardigen, waarbij president Milosevic verantwoordelijk wordt gesteld voor het resultaat. Het 'Tribunaal' heeft daarvoor in de loop van februari 2004 vier bepalingen afgekondigd. In de eerste plaats kreeg de gedaagde tegen zijn wil advocaten toegewezen. Ten tweede werd voortgang van de rechtszaak 'in absentia' (bij afwezigheid van Milosevic, nvdr) goedgekeurd. Ten derde werd het niet toegestaan om de tegen de wil van Milosevic toegewezen advocaten terug te trekken, om "ethische redenen." En tenslotte werd een zodanige voorstelling van zaken gegeven dat het lijkt alsof de openbare aanklager weinig tijd gebruikte voor zijn pleidooi en argumentatie, in vergelijking met de tijd die Slobodan Milosevic gebruikte. Die laatste tijdsberekening werd echter verhoogd door zijn kruisverhoor van de getuigen van de openbare aanklager op te tellen bij de tijd die hij heeft gekregen voor zijn verdediging. Daarbij werd op een ongebruikelijke manier met de statistieken omgegaan. Met betrekking tot alle vier deze bepalingen wordt Slobodan Milosevic, ofwel direct dan wel indirect, verantwoordelijk gehouden voor de ongunstige stand van zaken. Alles is in stelling gebracht om de zaak op te doeken.
In september 2004 wees de 'Trial Chamber' Milosevic, tegen zijn duidelijke wensen in, advocaten toe. Dit soort praktijken worden volgens het hooggerechtshof van de Verenigde Staten al niet meer toegepast sinds het in de late 16e en 17e eeuw weinig betreurde ter ziele gaan van de 'Star Chamber', een berucht uitvoerend orgaan voor politieke rechtszaken. De beslissing van de 'Trial Chamber' om de ongewenst toegewezen advocaten veel mogelijkheden te geven om de strategie van de verdediging te bepalen, veroorzaakte een crisis. De getuigen voor de verdediging van Milosevic weigerden namelijk om samen te werken met de toegewezen advocaten Steven Kay en Gillian Higgins. Deze voormalige door het Tribunaal aangewezen 'amici curiae' (vrienden van het hof), werden aan Milosevic opgedrongen als advocaten voor zijn verdediging. Ogenschijnlijk alsof men zich niet bewust was van het feit dat zij gedurende meer dan twee jaar partij waren in het proces tegen Milosevic endat daardoor - op zijn minst - duidelijk sprake was van een belangenconflict. Steven Kay beklaagde zich verbitterd en publiekelijk over de niet-coöperatieve houding van de getuigen voor Milosevic (de Kamer had van Slobodan Milosevic reeds een lijst met getuigen ter zijn verdediging ontvangen voordat zij hem advocaten toewezen). Kay klaagde ook over het gebrek aan medewerking van Milosovic en dat hij de procesgang praktisch tot stilstand bracht door de getuigen slechts druppelsgewijs naar Den Haag te laten komen.
Het opgelegd toewijzen van advocaten aan een 'onwillige' verdachte - een duidelijke schending van het Internationaal Verdrag van Burger- en Politieke Rechten, op basis waarvan een persoon het fundamentele recht heeft zichzelf te verdedigen - werd vorig jaar november, in de vorm van een wet, goedgekeurd door de 'Kamer van Beroep' (belangrijk detail: aanvankelijk wezen diezelfde Kay en Higgins deze bepaling af). Door de uitspraak van de 'Kamer van Beroep' is het recht om zichzelf in een rechtszaak te verdedigen teruggebracht tot niet meer dan een aanspraak, terwijl dit recht in het 'Statuut van het Tribunaal' is gegarandeerd als een fundamenteel recht. De fundamentele rechtsregels die in het 'Statuut van het Tribunaal' zijn vastgelegd voor de verdachten zijn, bijna woordelijk, overgenomen uit het Internationaal Verdrag van Burger- en Politieke Rechten, waarbij echter - onverklaarbaar - de bepaling van het Verdrag van het recht om berecht te worden door een onafhankelijke, onpartijdige en competente rechtbank is weggelaten.
Na de uitspraak van de 'Kamer van Beroep' verklaarde de president van het 'Tribunaal', de Amerikaan Theodor Meron, dat al die fundamentele rechten op één lijn staan met het recht van een verdachte om zijn eigen verdediging te voeren. Met andere woorden, het recht van een gedaagde om zijn eigen verdediging te voeren is slechts een veronderstelde aanspraak. Net zoals alle andere fundamentele, internationaal erkende, minimumprocesrechten vastgelegd in het 'Statuut van het Tribunaal', zoals: het recht om de aard van de aanklacht te kennen, het recht om te zwijgen, het recht om bewijs naar voren te brengen onder dezelfde voorwaarden als de openbare aanklager, het recht op een tolk/vertaler en het recht van de verdachte om zelf bij het proces en de uitspraak aanwezig te zijn. In feite zijn al deze rechten nu ontdaan van hun essentie als rechten van de verdachten. De ad hoc internationale rechtsorde legt ze nu uit als slechts veronderstelde aanspraken die, in de beslotenheid van een rechtskamer, geschonden kunnen worden als dat zo uitkomt of juist 'verdedigd'. En nu ze niet langer als echte rechten beschouwd worden, heeft dit tot gevolg dat ze niet eens daadwerkelijk geschonden kunnen worden. En omdat ze niet geschonden kunnen worden gaat er weinig stimulans vanuit om deze rechten te respecteren, laat staan ze te garanderen als 'minimale rechten', of een schending van deze rechten te sanctioneren of recht te zetten.
De beslissing van president Meron werd vrijwel overal ter wereld uitgelegd alsof Milosevic een overwinning had behaald. Omdat bij die beslissing niet zozeer de aandacht werd gevestigd op het aspect van de al dan niet rechtsgeldigheid, of op zijn minst gepastheid, van het gedwongen toewijzen van advocaten, maar eerder op nuanceringen die de 'Trial Chamber' aanbracht, waardoor het leek te gaan om het 'toekennen' van advocaten. De term 'toekennen' is de subtiele formulering van het 'Tribunaal'.
Vandaar dat president Meron bepaalde dat Milosevic toestemming kreeg om zijn eigen verdediging te voeren en zelf zijn getuigen te ondervragen met de toegewezen advocaten standby, voor het geval Milosevic ziek wordt. Maar ergens anders in de bepalingen van de 'Kamer van Beroep' deed Meron echtereen ontstellende, veelbetekenende uitspraak: het recht om bij de eigen berechting aanwezig te zijn is niet absoluut (het lijkt erop dat ook dit recht slechts een veronderstelde aanspraak is en genegeerd kan worden in het geval er sprake is van 'duidelijke verstoring' van de procesgang). Deze verstoring hoeft niet opzettelijk veroorzaakt of doelbewust gepland te zijn door de verdachte, maar kan al veroorzaakt worden door ziekte van de verdachte. De mogelijkheid om in de zaak tegen Milosevic het proces voort te zetten 'in absentia' (bij afwezigheid) van de verdachte ten gevolge van ziekte is door de 'Kamer van Beroep' gewoon overgenomen, nadat de voormalig VS-ambassadeur voor Aangelegenheden inzake Oorlogsmisdaden, David Scheffer, dit idee krachtig had bepleit in de International Herald Tribune, in de zomer van 2004. (wordt vervolgd)
Speech ter gelegenheid van de internationale conferentie over het ICTY op zaterdag 26 februari j.l. in Den Haag. Vertaling J. Bernaven