Strijd om neoliberale politiek in Bolivia


In het jaar 2003 vonden zeer veel demonstraties plaats van mijnwerkers en boeren;

ondermeer een massademonstratie in La Paz.

In oktober viel de toenmalige regering hierdoor uiteindelijk.
Jan Ilsink

In oktober 2003 ontvluchtte de Boliviaanse president Sánchez de Lozada het land. De succesvolle strijd van de bevolking tegen de privatisering van het drinkwater in april 2000 heeft in Bolivia een groeiend bewustzijn onder de bevolking op gang gebracht.

In februari 2003 leidde dit bewustzijn tot een volksbeweging tegen voorgenomen belastingverhoging. In plaats daarvan eiste de bevolking, die vooral bestaat uit groepen van de arme inheemse indiaanse bevolking, herziening van de uitvoering van privatiseringen van staatsbedrijven en diensten. Deze privatisering heeft immers tot voor iedereen zichtbaar rampzalige gevolgen geleid: overname van geprivatiseerde bedrijven door het buitenland met sluiting of bijna sluiting tot gevolg, stijgende tarieven en verslechterde dienstverlening.

De regering gaf aan de eisen toe: er zou onderzoek worden gedaan naar de gevolgen van de privatisering en bovendien werd een grondwetgevende vergadering - waarin de vertegenwoordiging van de, nauwelijks in politieke partijen georganiseerde, inheemse bevolkingsgroepen - in het vooruitzicht gesteld. Er werd echter geen voortgang gemaakt met deze toezeggingen. In oktober 2003 sloeg opnieuw de vlam in de pan. Nu over de voorgenomen plannen tot export van aardgas via een pijpleiding naar een haven in Chili. Opnieuw was de achtergrond van het protest export van bodemschatten zonder dat de arme bevolking ervan profiteert. De regering van Sánchez de Lozada trachtte het verzet met geweld te smoren. Maar de zestig slachtoffers van het politionele en militaire geweld leidden er alleen toe dat het verzet groeide. Sánchez de Lozada ontvluchtte het land en vice-president Carlos Mesa vormde een nieuwe regering. Deze zou zich binden aan de wensen van de volksbeweging.

  1. Terugdraaien van de privatisering van drinkwater en aardgas per referendum voorleggen aan de bevolking,
  2. vervolging van Sánchez de Lozada voor de 60 slachtoffers van politiegeweld,
  3. het bijeenroepen van een grondwetgevende vergadering om een nieuwe grondwet vast te stellen waarin o.a. de rechten van de inheemse bevolking worden geregeld.

Maar ook de regering Mesa heeft weinig haast om deze eisen te realiseren. De beweging voor een andere politiek in Bolivia groeit. Wat is de brede context van de achtergronden en wat zijn de perspectieven?

Strijd om water niet afgelopen

Het succes van de Boliviaanse arme bevolking, die vooral in Cochabamba de 'wateroorlog' had gevoerd om transnationale waterondernemeningen te weerstaan en de privatisering van drinkwater terug te draaien, is voor de andersglobalisten in heel de wereld een belangrijk signaal geweest. Het bewijs was geleverd dat neoliberale politiek van privatisering van nutsvoorzieningen niet lijdzaam hoeft te worden aangezien, maar met succes kan worden bestreden.

Maar de neoliberale politiek m.b.t. nutsvoorzieningen, o.a. vastgelegd door de Wereld Handels Organisatie en de GATS (General Agreement on Trade in Services), is uiteraard niet verslagen met één actie in 2000 in Bolivia. Zelfs na hun nederlaag in Cochabamba probeerden de concerns Bechtel (VS) enAbengoa (Spanje) met een schadeclaim van 50 miljoen dollar hun gram en winst te halen. Bechtel heeft haar claim van 25 miljoen dollar inmiddels laten vallen. In het gebied van La Paz in Bolivia kon tot 2005 het concern Suez Lyonnaise des Eaux (Frankrijk), onder de naam Aguas de Illimani, de privatisering van drinkwater gewoon voortzetten. Maar ook in La Paz, in de grote volkswijk El Alto, is de bevolking in opstand gekomen tegen het niet nakomen van de beloftes om op korte termijn alle huishoudens te voorzien van een aansluiting op drinkwater. De bevolking werd daarentegen geconfronteerd met een belangrijke stijging van tarieven. Ook Suez heeft Bolivia moeten verlaten. Zij overwegen eveneens een schadeclaim.

Bijeenkomst in Genève

Van 17-20 maart dit jaar werd in Genève het Alternatief Wereldforum voor Water gehouden. Hoewel voor dit forum oudgediende prominenten als Danielle Mitterrand uit Frankrijk en Mario Soares uit Portugal waren ingevlogen, ontbrak de Nederlandse 'waterspecialist': kroonprins Willem Alexander. Hij wilde, of beter zijn adviseurs vonden het beter dat hij zijn vingers niet zou branden aan de waterprivatiseringskwestie. Op dit Forum deed een leider van de Boliviaanse beweging tegen privatisering van het drinkwater, Omar Fernández, een dringend beroep op internationale solidariteit om de juridische chantage van de watermultinationals met schadeclaims af te wijzen. Bovendien vroeg hij steun tegen de inmenging van ambassades en chantage met zogenaamde ontwikkelingshulp om de privatisering van het drinkwater door te drukken.

De Duitse ambassade in Bolivia heeft openlijk druk uitgeoefend op de Boliviaanse regering om de volksbeweging te weerstaan en de Duitse Organisatie van Ontwikkelingshulp GTZ (Deutsche Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit) heeft zelfs gedreigd alle hulpprogramma's in Bolivia af te breken.

Hidrocarburos

De strijd om het drinkwater in Cochabamba heeft in Bolivia een landelijk reveil losgemaakt met als inzet: het zelfbeschikkingsrecht van de Boliviaanse bevolking over hun bodemschatten. Deze strijd heeft zich na het water toegespitst op de winning en export van hidrocarburos (koolwaterstoffen), waaronder vooral aardgas. De laatste tien jaar is dat in grote hoeveelheden in de Boliviaanse bodem aangetroffen. Ook deze winning en export is door achtereenvolgende regeringen 'geregeld' volgens de 'wetten' van het neoliberalisme. De laatste concessies zijn afgesloten met de regering van Sánchez de Lozada, die per decreet nr. 24806, een model voor een contract met multinationals, heeft aangenomen.

De schandalige voorwaarden daarin komen nu pas aan het licht. Bolivia werd afgescheept met een armzalige 15 procent van de opbrengst. Kortgeleden is een juristencollectief gedoken in dit decreet en de contracten die op basis daarvan zijn afgesloten. Daarbij is gebleken dat die zijn opgesteld door de juridische afdelingen van de transnationals en alleen in het Engels zijn geformuleerd en dat de Boliviaanse regering volledig afhankelijk is voor gegevens over opbrengst van de gaswinning van de multinationals. Bovendien is gebleken dat volgens de grondwet het decreet door het parlement had moeten worden goedgekeurd, terwijl het alleen ter informatie aan de parlementariërs is gestuurd. Deze beijveren zich nu om dit aan de kaak te stellen, terwijl toen het decreet hen onder ogen kwam vrijwel geen protest werd gehoord. (wordt vervolgd)