Bush, vertegenwoordiger van het meest agressieve deel van het Amerikaanse kapitaal met twee van zijn vrienden de Israelische Sharon ...
|
... en de koning van Saoedi-Arabië.
|
Voor de farmaceutische industrie tellen geen levens. In die sector draait alles om winst.
|
In augustus vorig jaar, toen de media hun zomerslaapje deden, zette de doctrine van de preventieve oorlog van de regering Bush een forse stap voorwaarts. Op 5 augustus 2004 riep het Witte Huis het 'Bureau voor de
Coördinatie van de Wederopbouw en Stabiliteit' in leven, met aan het hoofd de vroegere ambassadeur in Oekraïne, Carlos Pascual. De opdracht van deze instelling is het ontwerpen van 'post-conflict'-plannen voor meer dan vijfentwintig landen die zich op dit moment nog niet eens in een conflict bevinden. Volgens Pascual behoort het tegelijkertijd coördineren van drie volledige wederopbouwprogramma's in verschillende landen, die elk "vijf tot zeven jaar" kunnen duren tot de mogelijkheden van dit bureau. (deel 1 van 2)
Dat een regering die zich wijdt aan duurzame preventieve afbraak nu beschikt over een instelling die zich bezighoudt met langdurige preventieve wederopbouw is typisch te noemen.
Voorbij is de tijd waarop gewacht werd tot het uitbreken van een oorlog, vooraleer men overging tot het opstellen van ad-hocplannen om de boel achteraf weer op te bouwen. In nauwe samenwerking met de National Intelligence Council houdt Pascual's bureau een lijst bij van 'hoge risicolanden' en worden er snelle-reactieteams samengesteld die tijdens oorlogsvoorbereidingen snel ingezet kunnen worden wanneer een conflict daadwerkelijk uitbreekt. Deze teams worden samengesteld door privé-bedrijven, niet-gouvernementele organisaties en denktanks. Zoals Pascual afgelopen oktober bekendmaakte op het Center for Strategic and International Studies (CSIS) zullen verschillende van deze instellingen alvast voorcontracten aangeboden krijgen om landen die nog niet afgebroken zijn weer op te bouwen. Dankzij dit voorbereidende papierwerk zou er "drie tot zes maanden aan reactietijd gewonnen kunnen worden."
De plannen die Pascual's teams in zijn weinig bekende bureau op het ministerie van Buitenlandse Zaken ontwerpen hebben allemaal betrekking op veranderingen in "het hart van de maatschappelijke organisatie" van een land, zo verklaarde hij op het CSIS. De taak van het bureau bestaat niet uit de wederopbouw van oude staten, maar uit het scheppen van nieuwe, die "democratisch en marktgeoriënteerd zijn". Zo zouden zijn snelle wederopbouwers (en dit voorbeeld toverde hij ongetwijfeld spontaan en terloops uit zijn hoge hoed) kunnen helpen bij de verkoop van "staatsbedrijven die een levensvatbare economie in de weg staan." Soms betekent wederopbouw de "afbraak van het oude", zo legde hij uit.
Er zijn maar weinig ideologen die het idee van een onbeschreven blad kunnen weerstaan. Dat was dan ook de verleidelijke belofte van het kolonialisme: het 'ontdekken' van een uitgestrekt grondgebied waar een utopische creatie mogelijk leek. Het kolonialisme is echter dood, zo vertelt men ons tenminste. Er zijn geen nieuwe plekken meer te ontdekken, er is geen Terra Nullius meer (alsof er ooit een niemandsland was), geen blanco pagina's waarop, zoals Mao ooit zei, "de modernste en mooiste woorden geschreven kunnen worden." Er is echter wel sprake van voldoende verwoesting, landen die in puin gegooid worden door de straffe Gods of door de toorn van Bush (op bevel van God). En waar er verwoestingen zijn volgt er wederopbouw, een kans om de "afschuwelijke naaktheid" zoals een VN-medewerker de vernielingen in Atjeh onlangs beschreef, aan te kleden met de mooiste en perfecte plannen.
"Vroeger hadden we ordinair kolonialisme", zegt Shalmali Guttal, een Indiase onderzoeker die verbonden is aan "Focus on the Global South". Nu is het kolonialisme subtieler en noemen ze het "wederopbouw."
Het lijkt er inderdaad op dat steeds grotere delen van de wereld actief gereconstrueerd worden: ze worden opnieuw opgebouwd door een parallelle regering die bestaat uit de bekende club van winstzoekende adviesbureaus, constructiebedrijven, mega-NGO's, hulporganisaties van de verschillende landen en van de VN en internationale financiële instellingen. De bevolkingen in deze wederopbouwlocaties, van Irak tot Atjeh en van Afghanistan tot Haïti uiten telkens dezelfde klachten. Het werk schiet te langzaam op, als het al vordert. De buitenlandse adviseurs leven er goed van, ze krijgen onkostenvergoedingen en salarissen van duizenden dollars per dag, terwijl de plaatselijke bevolking uitgesloten wordt van de begeerde banen en de besluitvorming. De deskundigen op het gebied van de 'democratie' lezen regeringen de les over transparantie en 'goed beleid', maar de meeste aannemers en NGO's weigeren de regeringen inzicht te verschaffen in hun boekhouding, laat staan dat ze de controle over hoe de hulpfondsen besteed worden aan hen overdragen.
Drie maanden nadat de tsunami Atjeh trof publiceerde de 'New York Times' een verontrustend verhaal waarin te lezen stond dat "er nog nauwelijks begonnen is met de herstelwerkzaamheden en de wederopbouw." Het bericht had net zo goed uit Irak kunnen komen waar, zoals de 'Los Angeles Times' onlangs berichtte, alle door Bechtel zogenaamd herstelde waterkrachtcentrales weer uit elkaar beginnen te vallen, een van de vele blunders in de eindeloze litanie van wederopbouwfiasco's. Het had ook afkomstig kunnen zijn uit Afghanistan waar president Hamid Karzai zopas de "corrupte, verspillende en onverantwoordelijke" buitenlandse aannemers de mantel uitveegde omdat ze de "kostbare hulp die Afghanistan ontvangt verkwisten". Of uit Sri Lanka, waar 600.000 mensen die hun huis verloren bij de tsunami nog steeds wegkwijnen in tijdelijke opvangkampen. Honderd dagen na de rampzalige vloedgolf stuurde het hoofd van de National Fisheries Solidarity Movement in het Sri Lankaanse Negombo, Herman Kumara, een wanhopige e-mail naar collega's over de hele wereld. "Het geld dat bestemd was voor de slachtoffers komt alleen maar ten goede aan de weinige bevoorrechten, niet aan de echte slachtoffers", zo schreef hij. "Onze stemmen worden niet gehoord en mogen niet gehoord worden."
Als de reconstructie-industrie blijkbaar zo onbekwaam is in de wederopbouw dan komt dat wellicht omdat de wederopbouw niet haar eerste doel is. Volgens Guttal is "wederopbouw helemaal niet het eerste doel; ze willen alles herscheppen." De verhalen over corruptie en incompetentie dienen om dit grotere schandaal te maskeren: de opkomst van een roofdierachtige vorm van kapitalisme dat gebruikmaakt van de wanhoop en de angst die door de catastrofe veroorzaakt werden met als doel een radicaal sociale en economische ommezwaai. Op dit gebied opereert de reconstructie-industrie zo snel en efficiënt dat de privatiseringen en het confisqueren van het land plaatsgevonden hebben voordat de plaatselijke bevolking doorheeft wat haar trof. In een andere e-mail waarschuwt Kumara ervoor dat Sri Lanka nu te kampen heeft met "een tweede tsunami van commerciële globalisering en militarisering", die in potentie nog verwoestender is dan de eerste. "We zien het als een vooropgezet plan om, terwijl de tsunami-crisis nog in volle gang is, de zee en de kusten in handen te geven van buitenlandse bedrijven en aan het toerisme, met militaire steun van Amerikaanse mariniers."
Toen hij nog onderminister van Defensie was ontwierp en leidde Paul Wolfowitz een opvallend gelijkaardig project in Irak: de vlammen in Bagdad warennog niet gedoofd of de Amerikaanse bezettingsautoriteiten herschreven de investeringswetten en kondigden aan dat Irak's staatsbedrijven geprivatiseerd zouden worden. Verschillende critici hebben dit als argument gebruikt om Wolfowitz ongeschikt te verklaren als leider van de Wereldbank, maar niets is minder waar. Een betere voorbereiding op zijn nieuwe baan had hij zich niet kunnen wensen. Wolfowitz hield zich bezig met hetgeen de Wereldbank al deed en doet in vrijwel elk door oorlog en rampspoed getroffen land, alleen deed hij het met minder bureaucratische rompslomp en met meer ideologische bravoure.
'Postconflict'landen ontvangen nu 20-25 procent van de totale leningen van de Wereldbank. In 1998 was dit nog 16 procent en dat was al een stijging van 800 procent in vergelijking met 1980, volgens een onderzoek van het Congres. Een snelle reactie op oorlogen en natuurrampen is traditioneel altijd het domein van de Verenigde Naties geweest, die in samenwerking met de NGO's noodhulp boden, tijdelijke onderkomens verzorgden enz. Nu is de wederopbouw echter een geweldig winstgevende industrie gebleken, te belangrijk om over te laten aan de weldoeners van de VN. Tegenwoordig geeft de Wereldbank, die toch al het principe aanhing van "armoedebestrijding met winstoogmerk", de toon aan. (wordt vervolgd)
Bron: The Nation, New York, 2 mei 2005, vertaling Frans Willems.