Tekst cartoon n.a.v. de G-8: 30 miljoen Afrikanen uit Afrika gestolen. 300 jaar slavernij. Kolonialisme. Plundering. Neokolonialisme. Gestolen grondstoffen. Geen enkele tegemoetkoming.
|
Bush: en als het Westen de Afrikaanse schulden kwijtscheldt, wat krijgen we daar dan voor terug?
|
De ontdekking van olie in Afrika zou ertoe moeten leiden dat dit continent weer volop meedraait in de dynamiek van de wereldhandel, maar heeft bovenal de aandacht van de Verenigde Staten voor Afrika nieuw leven ingeblazen. Dit stelde het Britse tijdschrift The Economist in 2002 en deze bewering is sindsdien bevestigd door regeringsmedewerkers en onderzoekers.
In een interview met Asia Times Online dat in het najaar van 2003 gepubliceerd werd waarschuwde de Amerikaanse veiligheidsdeskundige Michael Klare, tevens auteur van "Resource Wars", voor de mogelijke bemoeienis van Washington met het Afrikaanse continent. Op de vraag waar na Irak het volgende olieconflict zou kunnen ontstaan, antwoordde Klare: "Ik vermoed in Afrika, de gemoederen raken daar verhit."
Dergelijke uitspraken worden onderbouwd door onder meer een verslag uit 2001 van de Amerikaanse vice-president Richard Cheney over het nationale energiebeleid, waarin bevestigd werd dat "Afrika een van de snelst groeiende olie- en gasleveranciers voor de Verenigde Staten" is. Ook verklaarde Walter Kansteiner, de onderminister van Buitenlandse Zaken voor Afrikaanse aangelegenheden, op 1 februari 2002: "Voor onze nationale strategie is de Afrikaanse olie erg aanlokkelijk." En in een rapport uit december 2001 van de Nationale Veiligheidsraad getiteld "Global Trends for 2015" wordt voorspeld dat tegen die tijd een kwart van de Amerikaanse olie-import uit Afrika afkomstig zal zijn.
Februari jl. bezocht een kleine groep hoge Amerikaanse generaals verschillende Afrikaanse landen. Deze reizen konden niet onder de kop "routinebezoek" geschaard worden. De commandant van de Amerikaanse troepen in Europa en van het Korps Mariniers, generaal James L. Jones en zijn ondercommandant luchtmachtgeneraal Charles Waid, maakten deel uit van deze groep. Met uitzondering van de Hoorn van Afrika heeft het Amerikaanse European Command de leiding over alle VS-operaties op het Afrikaanse continent.
De aanleiding tot deze bezoeken is te vinden in de groeiende druk van de olie-industrie en van conservatieve politieke groeperingen in de VS die verzekerd willen zijn van veilige energiebronnen buiten het Midden-Oosten. De afgelopen maanden zijn er troepen van de Special Forces gestuurd naar de Sahel, Mauritanië, Tsjaad, Mali en Nigeria. Deze troepen maken deel uit van een programma onder de naam "Pan-Sahel Initiative" en is opgezet als trainingsprogramma in de strijd tegen het terrorisme. Het is ook al uitgelegd als een programma om regionale strijdkrachten op te leiden zodat zij ter beschikking kunnen staan van de Verenigde Staten.
De betrokken Amerikaanse Special Forces opereren vanuit Duitsland, zogenaamd om hulp te bieden aan de behoeftigen. Er is echter al bevestigd dat er in de republiek SÒo Tomé en Príncipe, twee kleine eilanden ten westen van het continent, een Amerikaanse marinebasis gevestigd zou kunnen worden. De strategische ligging van het land in de Golf van Guinea waar onlangs in diep water olie werd aangetroffen vormde in 2002 de aanleiding voor een ontmoeting tussen Bush en de vroegere president van SÒo Tomé en Príncipe Fradique Menezes.
De bondgenoten van de VS in de regio beschikken niet over een marine en Sao Tomé en Nigeria delen een olieveld dat 11 miljard vaten lijkt te bevatten. Bovendien zijn er vlakbij de kust nog veel meer oliereserves gevonden. Ophet moment voorziet Nigeria voor tien procent in de Amerikaanse oliebehoefte.
Tijdens het kolonialisme verdeelde Europa Afrika zodanig dat elk territorium gespecialiseerd was in het voortbrengen van een specifiek product om tegemoet te komen aan de behoeften van de koloniale machthebbers. Na de dekolonisatie en als gevolg van de koloniale erfenis zijn de Afrikaanse economieën vrijwel geheel afhankelijk geworden van de landbouw en de ontginning van mineralen zoals goud en diamanten. Het aandeel van Afrika in de wereldhandel daalde in de 90er jaren van vier tot twee procent, en op dit moment nadert dit aandeel, Zuid-Afrika, Egypte en Nigeria uitgezonderd, de nul procent. De olieproductie in de landen aan de Golf van Guinea (Nigeria, Congo-Brazzaville, Gabon, Kameroen en Equatoriaal Guinea) bedraagt nu 4,5 miljoen vaten per dag, waarmee die van Iran, Saoedi-Arabië en Venezuela overtroffen wordt. Momenteel importeren de VS bijna vijftien procent van hun olie vanuit deze regio en is de verwachting dat dit percentage zal blijven stijgen tot vijfentwintig procent in 2025. De Europese Unie op haar beurt importeerde in 2000 bijna tweeëntwintig procent van alle olie uit de landen aan de Golf van Guinea. Veel van deze landen horen tot de armste ter wereld.
In het licht van stijgende olieprijzen boren de multinationals met behulp van de modernste technologieën honderden oliebronnen aan in de landen ten zuiden van de Sahara, die te kampen hebben met gigantische armoede en ziekten.
De belangstelling van het Westen is ingegeven door de wens om de complete controle te verwerven over deze grondstoffen. Dit gebeurt door het uitoefenen van druk, acties die niets meer zijn dan imagebuilding en door het doen van verwachtingsvolle beloftes, zoals het Marshall Plan "nieuwe stijl" dat Tony Blair aankondigde, waarin voorgesteld wordt dat de Britse samenwerking met Afrika verdubbeld wordt en waarbij de nadruk gelegd wordt op de handel (met Groot-Brittannië en de VS) als voorwaarde voor de hulp.
Dergelijke condities lijken op de voorwaarden die Bush heeft opgelegd in zijn strategie voor zeventien landen, waarvan acht ten zuiden van de Sahara. Als onderdeel van dit plan speelde Bush op het Witte Huis de gastheer van de leiders van Afrikaanse landen waarvan hij het bestaan niet kende maar de Amerikaanse inlichtingendiensten des te meer. Tegelijkertijd maken de VS haast om Amerikaanse multinationals zoals Exxon Mobil, Chevron, Marathon Oil, Amerada Hess en Ocean Energy vaste voet aan wal van de buitengewoon rijke Golf van Guinea te laten krijgen, niet om humanitaire redenen maar vanwege de enorme olie- en gasreserves.
De olievoorraden onder de Afrikaanse bodem worden geschat op ongeveer negen procent van de wereldwijde oliereserves, zo'n 100 miljard vaten. De ontginningskosten zijn hoger dan in het Midden-Oosten omdat de olievelden in zee liggen, maar de kwaliteit van de olie is buitengewoon goed en het zwavelgehalte ervan erg laag.
Granma International, Havana, 7 juli 2005, vertaling Frans Willems.