|
Het moet vast al meer dan twintig jaar geleden zijn geweest. Een gesprek in de hoofdstad van de provincie. In een voor niets - voor het goede doel dus - door een bevriende actiegroep ter beschikking gestelde gelegenheid. Met z'n zessen zaten we daar. Drie mensen van een provinciaal actiecomité dat streed tegen sluiting van een hele reeks bejaardencentra, nu ouderenverzor- gingshuizen genoemd. Schrijver dezes was één van die drie, samen met drie mensen namens de drie in de provincie opererende ouderenbonden: algemeen, protestants en katholiek, zoals dat toen en ook nu nog in de mode is.
Het gesprek vond plaats omdat de verhouding tussen comité en ouderenbonden te afstandelijk was geweest. Dat vond in elk geval het actiecomité; immers deelname aan de strijd door organisaties met een grote achterban konden de kansen in gunstige zin doen keren. De houding van de leidingen van de bonden was steeds geweest: wij hebben het alleenrecht om voor de belangen van de ouderen op te komen; wij vertegenwoordigen dé ouderen; wij moeten afstand houden van acties tegen sluiting om onze ingang tot en de verstandhouding met de officiële instanties en de politiek niet in gevaar te brengen.
Het gesprek verliep in het begin formeel. Wederzijds werd uitleg gegeven over de eigen activiteiten en over het waarom daarvan. Doch op een bepaald moment werd er door één van de bondsvertegenwoordigers - de man van het drietal - geprobeerd een vijandige sfeer te scheppen. Hij onderbrak mij en vroeg hoe lang dit allemaal nog zou moeten duren, want zijn tijd was kostbaar... Een misplaatste vraag als men bedenkt dat we nog maar net iets meer dan een half uur met elkaar aan het praten waren. Maar ook de uiterst gepensioneerde uitstraling van de persoon deed niet vermoeden dat hij het razend druk had. Tot alle rust en kalmte moest ik mij dwingen om er voor te zorgen dat deze zo lang en zo zorgvuldig voorbereide bespreking niet voortijdig in vijandschap werd afgebroken.
Mijn vermoeden dat het hier een echte communistenhater betrof werd nog sterker toen hij enige tijd later zelfs het spreken van een van zijn ouderenbondzusters onderbrak om mij met vuurrood hoofd toe te spreken: hebt u ook de gelegenheid, net als wij, gesprekken te hebben met de gedeputeerde, met Kamerleden? Hebt u dan een alternatief? Ja, daar zit je dan! Hebt u een alternatief?
Er stond mij op dat moment niets anders te doen dan gebruik te maken van de parabel, de gelijkenis, een stijlfiguur die mijn protestants-christelijke en vermoedelijk bijbelkennende aanvaller zeker niet onbekend zou zijn. Een grote sterke kerel tuigt op straat een kind af; een andere man - minder groot, minder sterk - ziet dat en zegt: waarom sla je dat kind, laat dat! Waarop de grote sterke kerel zegt: heb jij dan een alternatief? Nee? Be- moei je er dan niet mee!
Deze gebeurtenis schoot me opeens te binnen toen ik een reportage over het antiglobalistische 'World Social Forum' in het Braziliaanse Porto Alegre van enkele jaren geleden las. Want ook daar, zo bleek, kwam de vraag met betrekking tot een alternatief aan de orde. Mijn gedachten dwaalden af naar ook nog andere momenten waarbij ikzelf betrokken was geweest. Steeds weer die terugkerende vraag, die als een dilemma aan de orde werd gesteld: hebben wij een alternatief? In alle - liefst breed opgezette - actiegroepenkwam dat aan de orde. Altijd waren er medestrijders die er moeite mee hadden alleen maar 'nee' te zeggen, ook al spraken er vóór dat 'nee' meer dan honderd argumenten. Want 'niemand de poort uit', dat zou je onderhandelingspositie verzwakken. Het kwam er eigenlijk altijd op neer dat de eisen te simpel en niet wetenschappelijk genoeg onderbouwd waren.
Zo begreep ik maar weer eens dat de kracht van een beweging, van een actie, niet zozeer wordt bepaald door een leus, maar vooral door de mate van onverzettelijkheid en de kracht waarmee voor een leus wordt opgetreden. Met andere woorden: de kracht waarmee de klassentegenstander tegemoet wordt getreden. Klassentegenstander? Dat klinkt erg Marx, dat klinkt erg Lenin, dat klinkt wel heel erg bolsjewiek... Jawel! Voor sommigen zijn dat geen mooie woorden.
Wat van alle tijden is en ook nu nog geldt is dat er altijd mensen zijn die al op voorhand water bij de wijn willen doen om daarmee de tegenstander - bejaardenoordsluiter, fabriekssluiter, sociale voorzieningenafbreker, loonbevriezer, prijsopdrijver enzovoort - mild te willen stemmen. Maar de klassentegenstander (jawel!) is niet mild, sterker nog, die kan en mag niet mild zijn. Alternatieven? Wat is het alternatief voor werkloos zijn? Wat was het alternatief van de zieke oude vrouw die op negentigjarige leeftijd nog moest verhuizen van het te sluiten tehuis naar een door anderen voor haar uitgekozen centrum? Uit het raam springen?
Als binnen de antiglobalistische beweging - die in essentie een antikapitalistische beweging is - wordt gesproken over een eventueel alternatief en als daarbij socialisme onuitgesproken blijft, dan kan het niet anders zijn dan dat er gedacht wordt aan andere, meer draaglijke vormen van uitbuiting, een meer draaglijke armoede, aan een meer draaglijke dood... Want kapitalisme is niet mild te stemmen. Want waar het kapitalisme, zoals bijvoorbeeld in West-Europa, door communistisch-socialistische invloed, mild was, dáár wordt die mildheid afgeschaft en wordt het kapitalisme in zijn pure vorm hersteld.
Want het is als de bruut die het kind mishandelt en aan de mensen die daar schande van spreken vraagt: waar is dan jullie alternatief? Hij kan die vraag stellen omdat hij weet dat de machtsvorming niet van dien aard is dat het alternatief - wat de doodsteek voor de bruut betekent - een reële optie is. Sociale rechtvaardigheid, zowel op dorps- en stads-, als op lands- en wereldniveau krijgt men niet in de schoot geworpen, maar moet afgedwongen worden. Door de macht van het getal, van het politieke inzicht, van het doorzettingsvermogen en de solidariteit!