De secretaris van de Iraanse Nationale Veiligheidsraad Ali Larijani noemde regionale veiligheid een noodzakelijkheid voor Iran en zijn buurlanden. Na een driedaags bezoek aan India zei hij tegen journalisten dat Iran, India, Pakistan en China voordeel kunnen halen uit hun geografisch strategische ligging ten opzichte van het Midden-Oosten en dat ze in staat zijn om leiding te geven in de regio.
Hij riep op tot versterking van de strategische banden tussen deze vier grote landen.
Over de onderhandelingen met de Indiase vertegenwoordigers zei Larijani dat er over diverse onderwerpen gesproken is, zoals olie en gas, regionale aangelegenheden en het aanhalen van de diplomatieke betrekkingen.
Wat de nucleaire kwestie betreft liet hij aantekenen dat Iran's nieuwe regering de samenwerking met het Internationale Atoomagentschap (IAEA) positief tegemoet ziet en dat het land ernaar streeft zijn nucleaire activiteiten uit te voeren binnen de structuur van de IAEA.
Larijani sprak de hoop uit dat het verslag van de secretaris-generaal van het IAEA, Mohammed el-Baradei, dat binnenkort verwacht wordt, de weg vrijmaakt voor verdere samenwerking tussen Iran en het agentschap.
Hij liet weten dat de onderhandelingen met Europa voortgezet kunnen worden, maar dat deze besprekingen alleen bedoeld zijn om Iran's omgang met het IAEA te vergemakkelijken. Iran's belangrijkste partner in de nucleaire kwestie is het IAEA, benadrukte hij.
Larijani zei dat Iran de resoluties van het IAEA bestudeerd heeft. In de laatste resolutie werd vermeld dat het opschorten van de activiteiten in de nucleaire fabriek van Isfahan vrijwillig gebeurde en niet door regels was afgedwongen. Hij voegde eraan toe dat de activiteiten in deze installatie geen onderdeel uitmaken van het proces om uranium te verrijken.
Larijani verklaarde dat Iran bereid is tot besprekingen met Europese en andere landen maar is van mening dat deze onderhandelingen de nucleaire kwestie positief zouden moeten beïnvloeden in plaats van dat ze nieuwe hindernissen opwerpen.
Bron: Mehrnews, Teheran, 2 september, vertaling Frans Willems.