Gedicht: Over het al dan niet te verkrijgen lekkers



Henricus Azewijn

Over het al dan niet te verkrijgen lekkers

Rond de goed heilig man, een heilige baby, moet alles rijmen
behalve het fenomeen dat, voorwáár, regeert.
Dat mag alle dertiendelige breuken standvastig lijmen
uitleggen wat, alwéér niet, werd beweerd.

Over het al dan niet te verkrijgen lekkers
zwaait het de scepter, de zweep, de roe
bij de vele, véle balen stekkers
voor de contactdoos van Pandora, de heilige, marsepeinen koe.

De zwarte Piet gaat handig, zéér clichématig
naar de groep die hem nu eenmaal krijgt.
Een minister ontkent alles glimlachend, stellig, statig
enigszins verbitterd ook, want hij wordt bedreigd.

Wie is, was, bepaaldelijk nog niet járig
is hij in zijn gedrag toch ietwat ongerijmd?
Een minister reageert misschien toch wel wat voorbarig
als een arme hond, oeps, kwijlt terwijl hij slijmt.

Veel pepernoten op de zwanenzang
van het fenomeen dat ze gul strooit:
wie ze niet krijgt maakt hij vastberaden bang
voor een bevriend staatshoofd voor wie hij de hoogste ogen gooit.