Een van de ergste massamoorden van de twintigste eeuw. Zo beschreef een CIA-publicatie de moorden die in oktober veertig jaar geleden in Indonesië begonnen. Het was een van de weinige stellingen in de tekst die correct waren. De 300 pagina's tekst waren gewijd aan het verantwoordelijk zijn - de aanhangers van de Communistische Partij van Indonesië (PKI) - voor hun eigen dood. (deel 1)
De PKI werd verondersteld een poging tot een staatsgreep en een nationale opstand te hebben gedaan, de '30 september-beweging' genaamd (die om onbekende reden begon op 1 oktober).
De moord op duizenden aanhangers van de partij in de daaropvolgende maanden was een natuurlijke, onvermijdelijke en gerechtvaardigde reactie van de kant van de niet-communisten die zich bedreigd voelden door het gewelddadige verzoek om staatsmacht van de partij. De moorden maakten deel uit van de "terugslag" waarover deze titel spreekt: 'Indonesië - 1965: De coup die terugsloeg'. De auteur van dit uit 1968 daterende rapport, die later Helen Louise Hunter bleek te zijn, erkende het immense aantal doden alleen om de noodzaak van een gedetailleerde overweging te vermijden. Zij concentreerde zich op het bewijzen van de verantwoordelijkheid van de PKI voor de 30 september-beweging, terwijl ze de belangrijkste kwestie, de anti-PKI wreedheden, afdoet als een kleine onbeduidende gebeurtenis. [1]
Hunter's CIA-rapport verwoordt nauwkeurig het relaas van de Indonesische legeraanvoerders die de slachtpartij organiseerden. Dat verhaal geeft de 30 september-beweging weer - een ongeorganiseerde, kleinschalige aangelegenheid die ongeveer 48 uur duurde en resulteerde in een totaal van 12 doden, onder wie zes legergeneraals - als het grootste kwaad dat Indonesië ooit is overkomen. [2] De legeraanvoerder, generaal Suharto, rechtvaardigde zijn toe-eigening van bevoegdheden in noodsituaties aan het eind van 1965 en het begin van 1966 door te benadrukken dat de 30 september-beweging een verholen samenzwering van de PKI was om de staatsmacht te grijpen en al haar vijanden te vermoorden. Suharto's oorlogszuchtige regime hield zo'n anderhalf miljoen mensen vast als politieke gevangenen (variërend in tijdsduur), en beschuldigde hen van "directe of indirecte betrokkenheid bij de 30 september-beweging". De duizenden mensen die doodgeschoten, neergestoken of uitgehongerd werden kregen het label van daders, of potentiële daders van wreedheden, en de schuld van het doden van de legergeneraals waaraan slechts een handvol mensen werkelijk schuldig was.
De 30 september-beweging was Suharto's Rijksdagbrand: een excuus om de communistische partij te vernietigen en de staatsmacht te grijpen. Zoals Hitler de brand in het Duitse parlement in februari 1933 gebruikte om een hysterische crisissfeer te creëren, werd de 30 september-beweging door Suharto's officierenkliek overdreven tot het de proporties kreeg van een wild, kwaadaardig, bovennatuurlijk monster. Het leger kwam op de proppen met een anticommunistische propagandacampagne vanaf begin oktober 1965: "de PKI" had de zeven in Jakarta ontvoerde legerofficieren gecastreerd en gemarteld, hen naakt laten dansen en hun lichamen uiteengereten met honderd scheermessen. Verder had de partij dodenlijsten opgesteld, duizenden kuilen gegraven door het hele land om talloze lichamen te begraven, uit China geïmporteerde geweren opgeslagen et cetera. Het leger verbood veel kranten en stelde de rest onder legercensuur. Het was juist dit werk van de specialisten van de psychologische oorlogsvoering dat de condities creëerdewaarin de massamoorden op 'de PKI' gerechtvaardigd schenen. (wordt vervolgd)
Vertaling: Elize van Reenen