Suharto door en door corrupt.
|
John Roosa en Joseph Nevins*
De PKI werd verondersteld een poging tot een staatsgreep en een nationale opstand te hebben gedaan, de '30 september-beweging' genaamd (die om onbekende reden begon op 1 oktober).
De vernietiging van de PKI en Sukarno's macht resulteerde in een dramatische verschuiving in de regionale machtsverhoudingen. Het gezaghebbende tijdschrift Time juichte Suharto's bloedige overname toe als "het beste Aziatische nieuws voor het westen in jaren." [13] Verscheidene jaren later sprak de publicatie van de Navy League over de nieuwe rol van Indonesië in Zuidoost-Azië als "de niet agressieve, maar krachtige monitor van dat strategische gebied", terwijl het land gekarakteriseerd werd als "een van de hoogstontwikkelde naties van Azië en begiftigd met mogelijkheden die het wellicht tot de meest strategische gezaghebbende geografische locatie op aarde maakt."[14]
Te midden van andere zaken reflecteerde de euforie slechts hoe lucratief de wisseling van de wacht in Indonesië zou blijken te zijn voor westerse handelsbelangen.
Suharto's kliek van legerofficieren had macht met een economische langetermijn-strategie in gedachten. Hij verwachtte dat de legitimatie van zijn nieuwe regime zou ontstaan uit de economische groei die zou voortkomen uit het binnenhalen van westerse investeringen, het exporteren van natuurlijke rijkdommen naar westerse markten, en bedelen om westerse hulp. Suharto's visie op het leger was niet uit het oogpunt van verdediging van de natie tegen buitenlandse agressie, maar verdediging van buitenlands kapitaal tegen Indonesiërs. Hij nam persoonlijk deel aan een vergadering van kabinetsleden over de nationalisering van de oliemaatschappijen Caltex en Stanvac, in december 1965. Kort nadat de vergadering begon arriveerde hij plotseling per helikopter, kwam de kamer binnen en verklaarde, volgens de VS-ambassade, dat het leger "niet achter overhaast handelen tegen de oliemaatschappijen zou staan". Geconfronteerd met zulke bedreigingen stelde het kabinet de discussie voor onbepaalde tijd uit. [15] Tegelijkertijd was Suharto's leger bezig met het opsluiten en vermoorden van vakbondsleiders op de olievelden van oliemaatschappijen en rubberplantages van de VS. [16]
Toen Suharto Sukarno eenmaal definitief aan de kant had gezet in maart 1966, begon de stortvloed van buitenlandse hulp. De VS verscheepten grote hoeveelheden rijst en kleding met als expliciet politiek doel het nieuwe regime te steunen. Dalende prijzen moesten de Indonesiërs er van overtuigen dat Suharto's bewind een verbetering was ten opzichte van dat van Sukarno. De mogelijkheden van het regime om in de volgende jaren de economische groei te bevorderen met behulp van westers kapitaal verstrekte het regime zijn legitimatie. Zodra dat groeipatroon ten einde kwam door de kapitaalvlucht, veroorzaakt door de Aziatische economische crisis in 1997, verdween de legitimiteit van het regime snel. Vooral studenten uit de middenklasse, vruchten van de economische groei, speelden een belangrijke rol in het dwingen van Suharto uit zijn ambt. Het Suharto-regime leefde van buitenlands kapitaal en stierf door buitenlands kapitaal.
Nu is het duidelijk dat de met veel tamtam aangekondigde economische groei van de Suharto-jaren bijzonder schadelijk was voor het nationale belang.
Het land kan maar weinig laten zien in ruil voor alle natuurlijke rijkdommen die ze heeft verkocht op de wereldmarkt. Betalingen van binnen- en buitenlandse schulden, waarvan een deel bestaat uit de illegitieme schulden uit de Suharto-jaren, slokt een groot deel van het regeringsbudget op. Met een minimum aan uitgaven aan gezondheidszorg zijn de epidemische en te voorkomen ziekten niet te overzien. Er is weinig binnenlandse productie. De bossen waarvan militaire officieren en Suharto's vrienden fortuin blijven maken worden gekapt en verbrand in een alarmerend tempo. Het land importeert grote hoeveelheden basisproducten die gemakkelijk op grotere schaal in Indonesië geproduceerd zouden kunnen worden, zoals suiker, rijst en sojabonen. De belangrijkste producten van de dorpen zijn nu migrantproducten, of "de helden van de buitenlandse beurs", om een oplichtende reclameboodschap op de luchthaven van Jakarta te citeren.
Behalve het plunderen van de basisbronnen van Indonesië heeft het Suharto- regime een verbazingwekkend niveau van onnodig lijden veroorzaakt. Onder zijn bewind viel het Indonesische leger het naburige Oost-Timor binnen in 1975, na het groene licht ontvangen te hebben van president Gerald Ford en zijn staatssecretaris, Henry Kissinger. Het resultaat was een bezetting die bijna 24 jaar standhield en een dodental veroorzaakte van tienduizenden Oost-Timorezen. In het eigen Indonesië beging de TNI grootschalige wreedheden tijdens anti-opstandelingenacties in de hulpbronrijke provincies van West-Papua en Atjeh, wat resulteerde in tienduizenden extra noodlottigheden.
Met Suharto's gedwongen aftreden in 1998 is er significant meer democratische ruimte gekomen in Indonesië. Er zijn competitieve nationale en lokale verkiezingen. Slachtoffers van de "Nieuwe Orde" en hun families kunnen zich organiseren. Er zijn zelfs van officiële zijde inspanningen geleverd door een nationale waarheidscommissie op te richten om de wreedheden uit het verleden te onderzoeken. Niettemin heeft het leger nog steeds een grote, bedreigende invloed op 's lands politieke systeem. Door deze invloed is er nog naar geen enkele van de massaslachtingen die plaatsvonden in 1965-'66 zorgvuldig onderzoek gedaan. Geschiedenisboeken focussen nog steeds op de 30 september-beweging en maken geen melding van de massaslachtingen. Evenzo zijn er nog geen militaire of politieke leiders verantwoordelijk gesteld voor de misdaden uit het Suharto-tijdperk (of die sinds die tijd gepleegd zijn), zo wordt de waarschijnlijkheid van wreedheden in de toekomst vergroot. Deze straffeloosheid is een bron van voortdurende zorg voor zowel de parlementaire democratie in Indonesië en de onrustige regio's, als voor het straatarme, nu zelfstandige Oost-Timor. Het is dus niet verrassend dat de regering van het nieuwste land (Oost-Timor) ter wereld zich gedwongen voelt de vraag naar rechtvaardigheid van de burgers te verminderen en de nadruk te leggen op een leeg verzoeningsproces met Indonesië.
Ondertussen is in de VS - ondanks politieke steun en het besteden van miljarden dollars aan wapens, militaire training en economische assistentie voor Jakarta in de loop van de vorige vier decennia - Washington's rol in de slachtingen in Indonesië in 1965-'66 en de daaropvolgende brutaliteit, effectief begraven. Dit maakt het de Bush-regering mogelijk om de militaire banden met Indonesië verder te versterken, als onderdeel van de globale "war on terror". [17] De afzetting van Suharto heeft niet geleid tot radicale veranderingen in de staat en economie van Indonesië.
Sukarno had de gewoonte het Nederlandse kolonialisme te veroordelen door Indonesië te typeren als een "natie van koelies en een koelie onder de naties". Dankzij de Suharto-jaren bleef die omschrijving juist. De principes van economische onafhankelijkheid, welvaart en de internationale erkenning, waarvoor de nationalistische strijd gestreden werd, schijnen nu even ver weg te zijn als tevoren. Het is bemoedigend dat veel Indonesiërs Sukarno's strijd tegen het westerse imperialisme (eerst Nederland, toen de VS) weer in herinnering roepen na de ondervinding van de ellende die Suharto's samenwerkingsstrategie teweegbracht. In zijn "year of living dangerously" toespraak in augustus 1964 - de naam wordt in het westen slechts herinnerd als de titel van een film uit 1982 met Mel Gibson en Sigourney Weaver - sprak Sukarno over het Indonesische ideaal van nationale onafhankelijkheid om zich drijvend te houden in "een oceaan van ontwrichting en interventie door imperialisten en kolonialisten". Suharto's door de VS gesteunde machtsovername (in oktober 40 jaar geleden), verdronk dat ideaal in bloed, maar het zou kunnen herrijzen tijdens de huidige economische crisis, die zoveel Indonesiërs het leven kost. (slot)
Vertaling: Elize van Reenen