(...) "Anders dan de anarchisten erkennen de marxisten de strijd voor hervormingen, d.w.z. voor zodanige verbeteringen in de toestand van het werkende volk, waarbij de macht nog altijd in handen van de heersende klasse blijft. Tegelijkertijd echter voeren de marxisten een zeer krachtige strijd tegen de reformisten, die het streven en de werkzaamheid van de arbeidersklasse direct of indirect willen beperken tot hervormingen. Het reformisme is burgerlijk bedrog tegenover de arbeiders, die, zolang de heerschappij van het kapitaal blijft bestaan, ongeacht op zichzelf staande verbeteringen steeds loonslaven zullen blijven. De liberale bourgeoisie, die met de ene hand hervormingen geeft, neemt ze weer met de andere hand, brengt ze tot niets terug, gebruikt ze ter knechting van de arbeiders, ter versplintering in afzonderlijke groepen, ter vereeuwiging van de loonslavernij van de werkers. Het reformisme wordt dan ook, zelfs als het volkomen oprecht bedoeld is, in werkelijkheid een werktuig, met behulp waarvan de bourgeoisie de arbeiders demoraliseert en ontkracht. De ervaringen van alle landen laten zien, dat de arbeiders, telkens wanneer ze vertrouwen stelden in de reformisten, bedrogen zijn uitgekomen (...)".
Uit: Marxisme en reformisme, 1913, W.I. (Lenin)