|
Rinze Visser
Tijdens een gemeenteraadsvergadering, waar gesproken werd over een toekomstvisie voor de gemeente, liet ik het woord 'renteniersmentaliteit' vallen. Dat woord gebruikte ik in verband met een discussiepunt dat ging over de vraag of een bedrijventerrein aan het IJsselmeer een zodanige bestemming zou moeten krijgen dat er in de toekomst huizen zouden moeten staan, dus van werkgebied woongebied zou moeten worden.
Ik sprak van een toplocatie waar projectontwikkelaars hun vingers bij aflikken. Wonen aan het water met een ligplaats voor het eigen jacht, met uitzicht op het IJsselmeer. Vlakbij het centrum, de voorzieningen dichtbij. Dat discussiepunt was dáárom zo belangrijk, omdat genoemd standpunt zou betekenen dat elke ontwikkeling van bedrijven daar dan op slot zou komen te zitten. Belangrijk, omdat onze woonplaats, de hoofdplaats van de gemeente, dan als havenplaats met aanverwante bedrijvigheid sterk aan karakter zou inboeten. Belangrijk, omdat productiearbeid voor niet-hooggeschoolden dan niet meer van belang wordt geacht. Er dus ook van uitgaande dat de zogenoemde 'maakindustrie' toch wel uit Nederland zou verdwijnen... Belangrijk, zeker óók omdat de samenstelling van de bevolking een andere zou worden dan die nu is.
Soms lijkt het er veel op dat bij het ontwikkelen van standpunten over de toekomst er in een bepaalde richting wordt gedacht: het inzetten op aantrekkelijkheid voor mensen met hoge inkomens, met goedbetaalde banen en rijke gepensioneerden. Deze mensen zouden zich wel eens kunnen storen aan de nabijheid van bedrijvigheid, van zeg maar 'alledaagsheid': fietsen, 'goedkope' auto's, overalls, hijskranen en werkgeluiden. Dit is echt niet uit de duim gezogen, want eerdere ervaringen op dit gebied kunnen dat aantonen. Er speelt meestal - niet zo op de voorgrond - een stevige lobby voor zo'n toekomstige richting mee. Een voorbeeld van een renteniersmentaliteit noemde ik dat.
Een raadslid van een andere partij vroeg zich af of ik met dat woord de mentaliteit van rijke mensen bedoelde. Nu komt het voor dat je tijdens een raadsvergadering de zaak goed in de gaten moet houden. Een nogal tijd vragende verhandeling over wat ik daar nu precies mee bedoel had toen alleen maar de aandacht kunnen afleiden van de mogelijkheid een beslissing in een voor ons goede richting te bereiken.
Zeker, een renteniersmentaliteit heeft met verschillen tussen arm en rijk te maken. Maar het zou zeker al te kort door de bocht zijn een dergelijke mentaliteit simpelweg exclusief toe te schrijven aan rijke mensen. De geschiedenis van de arbeidersbeweging laat zien dat, met name in koloniserende landen, ook delen van de arbeidersklasse met dat virus besmet kunnen raken. Een renteniersmentaliteit, zoals schrijver dezes dat aanvoelt, is een fenomeen dat nooit is weggeweest, maar dat wel een zekere periode, onder invloed van het socialisme, onder stoelen en banken is gehouden. Denk bijvoorbeeld aan de wijze waarop nu in de media en ook in de wetenschap, over productiearbeid - vooral industriële en agrarische - wordt gesproken en gedacht.
De elites vinden allang dat dit soort arbeid best uit Nederland kan verdwijnen. Ja zeker, het verdwijnen van dit soort arbeid naar andere, vooral verre landen levert veel toekomstig extra geld op voor de kapitaalbezitters. Ook veel werklozen overigens. Maar dat is dan weer een gelegenheid om de betreffende werkers als nutteloze overbodigen, dan wel als te lui, of als onvoldoende flexibel te beledigen. En bovendien om de héle Nederlandse arbeidersbevolking veel te duur te vinden: lonen veel te hoog, uitkeringen veel te hoog, enzovoort.
Nederland, aangeharkt en schoon. Met een aan een hoge inkomens verdienende bevolkingsgroep aangepast woonklimaat. Prettige, rustige omgeving, met voor gewoon volk onbetaalbare faciliteiten in de buurt. Nederland, het land waar de hard werkende, creatieve mens van zijn of haar welverdiende rijkdom kan genieten... Met goede scholen dichtbij voor het kroost, opdat dit in zijn voetsporen kan treden. Met een achttien-holes-golfbaan niet ver weg, om het esoterisch gevoel - belangrijke mensen onder elkaar - te versterken. Dat noem ik dus een renteniersmentaliteit.
Zo hebben algemene tendensen altijd hun individuele vertalingen. Zo heeft ook een uit de taboesfeer geraakte mentaliteit haar invloed op de wat lagere regionen van de maatschappij. Zoals mensen die, vanwege de rust en de ruimte, uit de drukke Randstad naar het platteland zijn verhuisd, rechtszaken aanspannen tegen een ambachtelijke, worstrokende slager. Of tegen de nabijheid van een boerderij met luchtjes van koeienmest en ingekuild gras.
Dus mensen - en die hoeven helemaal niet erg rijk te zijn - die eigenlijk vinden dat elk ambacht dat afwijkt van het eigen, nog slechts als een te demonstreren curiositeit op jaarmarkten en braderieën mag worden uitgeoefend. Of, en dat gebeurt soms ook echt, dat een oude vrouw die gebruikmaakt van gesubsidieerde thuishulp zich een 'voorname mevrouw' waant, die een 'dienstbode' heeft die men bevelen kan geven.
In grote lijnen komt het hier op neer dat er in ons land - en niet alleen in óns land - een hoofdstroom bestaat, waar het idee leeft dat het land een zodanig hoogstaand gebiedsproduct is, waar eigenlijk geen plaats meer is voor gewone alledaagsheid. 'Shoppen' in Londen, in Parijs, in New York. Gedeeltelijk wonen in de Verenigde Staten, in Frankrijk, in Italië of Portugal. Welke affiniteit heeft dat nog met een margarinefabriek, een fietsenfabriek, een scheepswerf, een olieraffinaderij, een boerderij, om maar wat te noemen?
Productiewerk, dat doet men toch in verre landen, waar enige overlast, wat geurtjes of geluid, voor de toch wel lagere soort wezens geen bezwaar mag zijn. Doen we zo nog aan 'ontwikkelingshulp' ook... Zoiets, dat noem ik nou een renteniersmentaliteit. Misschien niet zo'n mooi woord. Wie iets beters weet mag 't zeggen.