Redactie buitenland
De regering Bush regelde een geschil tussen het Pentagon en Halliburton door ermee akkoord te gaan het bedrijf bijna alles te betalen van de $ 208 miljoen aan kosten in Irak en Koeweit, die in één van de officiële militaire controles van het bedrijf ter discussie waren gesteld, maakte een internationaal accountantsbedrijf vandaag bekend.
De regeling, bekendgemaakt door de Internationale Adviserende Controlerende Raad (IAMB) - een onafhankelijk accountantsbureau dat de oliefinanciën van Irak controleert - staat Halliburton toe om $ 199 miljoen van de $ 208 miljoen door het Pentagon betwiste benzinekosten te behouden.
Het geld werd betaald aan Halliburton's dochteronderneming KBR uit de Iraakse oliefondsen, onder de 'Taakorder Nummer 5' van het, in maart 2003 in het geheim aan het bedrijf toegekende, Iraakse wederopbouwcontract waarop niet in het openbaar kon worden geboden. Onder 'Taakorder 5' betaalden de militairen KBR voor het vervoeren van brandstof door heel Irak en Koeweit. In totaal kreeg KBR $ 1,4 miljard betaald uit Iraakse fondsen beheerd door de coalitie van de VS die Irak vanaf april 2003 tot juni 2004 regeerde. KBR heeft bij elkaar bijna $16 miljard vergaard aan opbrengsten uit contracten in Irak, meestal van fondsen die door het Congres van de VS werden toegewezen.
Regeringscontroles hebben herhaaldelijk KBR's prijsbepalings- en controlemethoden bekritiseerd, maar in 2005 betaalde het Pentagon het bedrijf $ 1,4 miljard aan Iraakse kosten, die door zijn eigen controleurs werden betwist. Vorig jaar mei betaalden de militairen zelfs $ 72 miljoen aan bonussen als 'beloning' voor KBR's werk in Irak.
De Bush-regering verborg aanvankelijk kritische conclusies uit de controles op de 'Taakorder 5', waaronder KBR'S $ 208 miljoen teveel in rekening gebrachte brandstofkosten en nog eens $ 62 miljoen 'onredelijke' kosten van het brandstoftransport.
Bron: Halliburton Watch, http://www.halliburtonwatch.org, Washington, 30-1-2006, vertaling BabelFish/wvdk.