Van een correspondent
Door de liberalisering van de energiemarkt komt de industrie in Nederland in de problemen. De energieprijzen lopen op en bedrijven roepen op maatregelen te nemen om de verliezen het hoofd te kunnen bieden. Ondertussen neemt de onzekerheid voor duizenden arbeiders van deze bedrijven toe: een economisch spel over hun ruggen.
Wat de bevolking al zo vroeg zag aankomen, is steeds meer waarheid geworden. De liberalisering werkt niet, de Europese energiemarkt is een flop. Deze meningen zijn zelfs te horen in de Tweede Kamer. Het uiteindelijke doel van deze liberalisering, concurrentie op de markt bewerkstelligen en zo leveranciers hun kosten te laten drukken, is misgelopen. Velen voorspelden al, tegen dovemansoren, dat dit zou leiden tot kartelvorming, onderlinge prijsafspraken en een radicale stijging van de energieprijzen. En dat gebeurt ook, de grote leveranciers houden de prijzen kunstmatig hoog. Grenscapaciteiten mogen worden benut mits ze door middel van veiling verkocht worden: de hoogste bieder mag inkopen. Het is logisch dat dit door hetzelfde kartel zou gebeuren. Alle kosten die zij hiervoor maken worden doorberekend naar de klant. Op die manier ontstond het huidige monopolie van de leveranciers. Regelgevingen zijn zo radicaal ingevoerd dat de EU ermee werd belast. Dit nekt Nederland langzaam maar zeker; de EU verbiedt de Tweede Kamer nu in te grijpen door middel van subsidie.
De prijs van energie is inmiddels opgelopen tot 76 euro per mWh, waar dit vorig jaar nog 30 euro was. Logischerwijs komt de Nederlandse industrie in de problemen. Zeker grootverbruikers als Aldel (dochteronderneming van Corus, waar 500 mensen werken) en Akzo komen in een positie dat buitenlandse concurrentie onmogelijk wordt, als ze voor dezelfde stroom twee- à driemaal zoveel moeten betalen als omringende landen, zoals Frankrijk en Duitsland. Vanuit deze industrie kwam dan ook de eerste alarmering: dure energie betekent einde industrie.
Vanuit deze positie werd onder leiding van de voormalige Corus-topman een overleg tot stand gebracht. De negen Nederlandse energieverbruikers gingen onderhandelingen aan om samen stroom in te kopen, een totale order die miljoenen euro's bedraagt. Minister Brinkhorst ondersteunde de onderhandelingen, maar kan onder toeziend oog van de EU zelf niet ingrijpen. Wel kwam hij met een alternatief: de biomassa-centrale met subsidie. De bouwplannen begonnen direct, totdat Brinkhorst bekendmaakte dat dit een te groot nationaal project werd en er daarom dus niet langer subsidie voor werd verstrekt.
Opnieuw hing alles af van de onderhandelingen tussen leveranciers en consortium. Helaas stelden we vast dat Brinkhorst er een ander beeld op nahield; vanwege de historisch hoge prijzen van aluminium zou Aldel het dit jaar nog wel uitzingen, maar dit bleek niet het geval. Hoewel deze prijs het verlies halveert, gaat het nog steeds om tientallen miljoenen euro's. Een door de media wijdverspreid misverstand is overigens dat Aldel om overheidssubsidie vraagt. Dit is niet zo, het bedrijf vraagt slechts om energie tegen een eerlijke kostprijs, om daarmee zijn concurrentiepositie te kunnem behouden.
Inmiddels zijn de onderhandelingen in een vergevorderd stadium. Hoewel er nog geen enkele zekerheid is, is er reden tot hoop voor de werknemers. Gezien de bedragen die ermee zijn gemoeid, was vanaf het begin natuurlijkduidelijk dat het een strategisch spel was: wie het langst de poot stijf houdt wint. Hoe langer de energiebedrijven weigeren toe te geven, hoe langer ze de exorbitante winst behouden die ze op dit moment maken. De grote vraag was natuurlijk wie als eerste zou buigen en of dit moment op tijd zou komen voor bedrijven als Aldel.
Dat moment is nu gekomen. De onderhandelingen waren in een afrondend stadium, toen zich begin april een tweede energieleverancier bij Aldel meldde voor onderhandelingen over een nieuw energiecontract. Reden tot hoop voor de werknemers, aangezien eindelijk het belangrijke moment is gekomen dat de leveranciers de poot niet langer stijf houden, maar helaas ook reden tot nog langduriger spanning. De beslissing over een nieuw energiecontract is uitgesteld. Er zal nóg eens enkele maanden moeten worden gewerkt in afwachting of er een contract komt of niet.
Inmiddels heeft Corus midden maart de aluminium-afdeling voor meer dan 700 miljoen euro verkocht aan het Amerikaanse Aleris, zonder de smelterijen in Delfzijl en Voerde. Aldel en Voerde blijven onder Corus vallen met 'langlopende' contracten voor tenminste vier jaar. De reden waarom de smelterijen niet mede verkocht worden zijn onduidelijk, maar aannemelijk lijkt dat het Kyoto-verdrag een rol speelt. De VS hebben dit verdrag nooit ondertekend; opeens twee Europese smelterijen in Amerikaanse handen zou betekenen dat de VS niet langer onder dat verdrag uit kunnen. De rest van Corus, de verdere metaaltak, is niet verkocht, maar er wordt gepraat over fusie met een Russisch bedrijf om zo tot de zes grootste metaalconcerns te gaan behoren. Wat dit voor de smelterijen inhoudt is onduidelijk, maar levert nog eens extra spanningen op voor de werkvloer.
FNV Bondgenoten maakt zich nu zorgen om de werkgelegenheid bij de smelterijen. Volgens de vakbond is de verkoop overbodig omdat de aluminiumdivisie nog steeds bijdraagt aan de winst. Bestuurder Jos Duijnhoven: "Mocht het smeltbedrijf in Delfzijl moeten sluiten, dan heeft dat ook gevolgen voor de werkgelegenheid bij toeleveranciers. En dat terwijl het noorden van het land al genoeg worstelt met het behoud van de werkgelegenheid." Het ziekteverzuim in de industrie hier groeit inmiddels gestaag. De onzekerheid over sluiting, verkoop of fusie wordt nijpend en de resultaten hiervan zijn merkbaar op het werk en in de privésfeer. Overspannenheid, relatiecrisissen en financiële zorgen zullen verder toenemen. Vorig jaar verdwenen bij Aldel al zestig van de 510 arbeidsplaatsen.