Staatsterroristen voeren politiek van heersende klasse uit.
|
|
|
|
Door Peter Philips, Bridget Thornton en Celeste Vogler
Op dit moment wordt de leidende klasse in de Verenigde Staten gedomineerd door een neoconservatieve groep mensen met een gezamenlijk doel: het wereldwijd handhaven van de Amerikaanse militaire controle. Deze Werelddominantiegroep (Global Dominance Group - GDG) heeft zich in samenwerking met de grote wapenleveranciers ontwikkeld tot een sterke kracht binnen het wereldwijde militaire unilateralisme en de Amerikaanse politieke ontwikkelingen. (deel 3)
Het onderscheiden van de Global Dominance-voorstanders binnen de HCPE (Higher Circle Policy Elites)
Een groep bedrijven profiteerde in het bijzonder van de contracten die zij dankzij de stijging van de militaire uitgaven kregen van het ministerie van Defensie en dat van Binnenlandse Veiligheid. In deze studie bekijken we de zeven grootste wapenleveranciers nader. Zij hebben minstens eenderde van hun inkomen te danken aan contracten met het ministerie van Defensie. Ook voegen we er de Carlyle Group en de Bechtel Group aan toe, vanwege hun hoge mate van politieke invloed en omdat veel werknemers van deze bedrijven ook in dienst waren van de regeringen van Reagan en van vader en zoon Bush. (35) Deze bedrijven hebben duidelijk geprofiteerd van het beleid na 11 september. Onze doelen zijn het identificeren van de belangrijkste voorstanders van een wereldwijd dominantiebeleid binnen de HCPE en van de voornaamste profiteurs van deze politiek. We denken dat we door het aanwijzen van de belangrijkste voorstanders van het beleid en de bedrijfshoofden die het meest te winnen hebben bij een beleid van wereldwijde dominantie een begin kunnen maken met karakteriseren van de personen binnen de HCPE die betrokken zijn bij de Werelddominantiegroep (GDG).
Aan de hand van de algemene kenmerken van de GDG kan inzichtelijk worden gemaakt wie beschikte over de middelen, de gelegenheid en de motieven om na 11 september de aanzet te geven tot een versnelling van de neoconservatieve militaire expansie, met als doel het bereiken van een wereldwijde militaire dominantie op elk gebied.
Inzicht in de kenmerken van de GDG zal onderzoekers ook in staat stellen om de mogelijkheid van voorkennis van de aanslagen op 11 september bij insiders te onderzoeken. Het betreft hier klassieke sociologische vragen van wie er wint of verliest binnen klassenstructuren, de beleidsprocedures en de besluitvorming. Het doel van deze studie is niet het identificeren van personen die betrokken waren bij specifieke handelingen voor of na 11 september. Wel proberen we die sociologische verschijnselen te onderzoeken waarbij deelnemers aan de GDG als collectief binnen de HCPE in theorie beschikten over motief, middel en gelegenheid om te profiteren van een dergelijke gebeurtenis.
Om de kenmerken van de GDG vast te stellen hebben we de raad van directeuren van negen bedrijven die contracten kregen van Defensie in de lijst opgenomen; bedrijven die eenderde van hun inkomsten te danken hebben aan de regering of die veel politieke invloed hebben. Ook betrekken we er de leden van zestien vooraanstaande conservatieve stichtingen en beleidsadviesbureaus bij die de wereldwijde dominantie ondersteunen.
De verbindingen en associaties die weergegeven zijn in onze GDG-lijst lopen niet altijd een op een, maar geven verbanden weer die zich in twee decenniastevig hebben verankerd binnen een steeds belangrijker wordende groep van de Amerikaanse HCPE. De lijst bevat 236 namen van personen die op dit moment hoge posities bekleden of tot voor kort hebben bekleed in de regering van George W. Bush, die deel uitmaken van de raad van directeuren van bedrijven die belangrijke defensiecontracten in de wacht slepen en/of hecht verbonden zijn aan deze personen en zich binnen beleidsadviesbureaus en stichtingen profileren als voorstanders van de GDG.
Het bepalen wie er in een dergelijke lijst moet worden opgenomen en hoe ver de verbanden reiken is moeilijk. We zijn echter van mening dat we erin zijn geslaagd de kern van de GDG in de Verenigde Staten te onderscheiden. De belangrijkste deelnemers eraan zijn gerangschikt in bijlage B. Deze personen zijn de krachtigste voorstanders van de wereldwijde militaire dominantie gebleken en/of zijn de belangrijkste profiteurs van een dergelijk Amerikaans beleid. Ze kennen elkaar veelal dankzij hun lange actieve periodes in politieke kringen, bedrijfsdirecties, raadgevende instanties, regeringsinstellingen en specifieke projecten.
Hoewel er veel meer onderzoek naar de GDG moet worden gedaan kunnen we nu de kenmerken en de operationele methoden beginnen te begrijpen, door het zichtbaar maken van de verbanden tussen de belangrijkste wapenleveranciers en de GDG en de voordelen van het GDG-beleid voor deze bedrijven, zoals Lockheed Martin, Halliburton, Carlyle en Northrop-Grumman.
Lockheed Martin heeft in belangrijke mate profijt getrokken van de militaire uitbreiding zoals die na 11 september door de GDG werd gestimuleerd. Het budget van het Pentagon voor de aanschaf van nieuwe wapens steeg van 61 miljard dollar in 2001 tot 80 miljard in 2004. De verkopen van Lockheed Martin stegen in deze periode met 30 procent en men kan nog contracten ter hoogte van tientallen miljarden verwachten. De waarde van de aandelen Lockheed Martin steeg tussen 2000 en 2004 met 300 procent.
Journalist Tim Weiner van de New York Times schreef in 2004: 'Geen enkele wapenleverancier bevindt zich in een betere positie om zaken te doen in Washington. Bijna 80 procent van de inkomsten is afkomstig van de Amerikaanse regering. Een groot gedeelte van de rest is afkomstig uit de wapenhandel met het buitenland, waarvan een groot deel met belastinggeld wordt gefinancierd."(36)
In augustus 2005 hadden de aandeelhouders van Lockheed Martin in een periode van 12 maanden een winst van 18 procent gemaakt op hun aandelen.(37) Northrop-Grumman liet de afgelopen drie jaar een vergelijkbare groei zien. De hoogte van de defensiecontracten steeg van 3,2 miljard dollar in 2001 tot 11,1 miljard in 2004.(38)
Halliburton, met vice-president Dick Cheney als vroegere hoofddirecteur, heeft een spectaculaire groei doorgemaakt sinds 2001. In 2001 bedroegen de defensiecontracten van het bedrijf 427 miljoen dollar. Tegen 2003 was dit bedrag gestegen tot 4,3 miljard, voor eenderde bestaande uit exclusieve contracten.(39) Het is niet toevallig dat Cheney nog steeds een achterstallig salaris van Halliburton ontvangt. Volgens de boekhouding ontving hij in 2001 $205.298; in 2002 $162.392; in 2003 $178.437; en in 2004 $194.852. De waarde van zijn aandelenpakket Halliburton steeg van $241.498 in 2004 naar 8 miljard in 2005.(40)
De Carlyle Group die in 1987 werd opgericht is een mondiaal opererende investeringsfirma die beschikt over een vermogen van 30 miljard dollar. Talrijke hooggeplaatste personen binnen de GDG zijn bij Carlyle in dienst geweest, zoals Frank Carlucci, George H.W. Bush, James Baker III, William Kennard en Richard Darman. In 1997 kocht Carlyle United Defense aan. Na 11 september werden de aandelen in dit bedrijf verkocht waarbij een winst van 1 miljard dollar werd gemaakt.(41) Carlyle blijft investeren in wapenleveranciers en begeeft zich nu ook op het terrein van de binnenlandse veiligheid.(42)
De steun voor de GDG loopt door tot in het heden. Tom Donnely, deelnemer aan het PNAC, medewerker van het American Enterprise Institute en voormalig hoofd communicatie van Lockheed Martin, publiceerde in mei 2005 een boek waarin hij pleitte voor een verhoging van het defensiebudget met eenderde tot 600 miljard dollar en nog eens 150.000 extra soldaten in actieve militaire dienst. Donnelly roept op tot de voortzetting van de huidige 'Pax Americana', een eufemisme van de GDG voor de wereldwijde militaire dominantie van de Verenigde Staten.(43)
Het is van het grootste belang de winstmotieven van de belangrijkste wapenleveranciers niet te onderschatten. De promotie van een agenda voor de wereldwijde dominantie behelst echter ook zowel neoconservatieve ideologische overtuigingen als de instelling op het hoogste regeringsniveau van extreem machtige permanente publiek-private partnerschappen met als doel het creƫren van een in elkaar grijpend mondiaal controlenetwerk. De continue privatisering van de defensiesector is slechts een voorbeeld van deze trend. (44)
Een ander voorbeeld is de recente benoeming van Paul Wolfowitz, voormalig onderminister van Defensie, als hoofd van de Wereldbank. Door zijn aanstelling heeft de GDG in haar streven naar de volledige wereldwijde dominantie een stevige grip gekregen op nog een belangrijk instituut.
De agenda van de GDG houdt ook in het binnendringen binnen de bestuurskamers van de grote mediabedrijven in de VS. Een onderzoeksteam van de Sanoma State University legde onlangs de laatste hand aan een onderzoek naar de raden van bestuur van de tien grootste mediabedrijven in de VS. Het team stelde vast dat de raden van bestuur van de tien grootste mediagiganten samen uit slechts 118 personen bestaan. Deze 118 personen maken op hun beurt deel uit van directies van 288 nationale en internationaal opererende bedrijven. Vier van de 10 mediabedrijven uit de top-10 hebben leden van de GDG, wapenleveranciers voor Defensie, in hun raad van bestuur onder wie:(45)
Het aaneengesloten medianetwerk in aanmerking genomen kan gerust gesteld worden dat de grote media in de Verenigde Staten de belangen van het Amerikaanse bedrijfsleven effectief vertegenwoordigen. De media-elite is een sleutelelement van de Amerikaanse HCPE. Ze is de waakhond van ideologisch acceptabele boodschappen, vormt het controlesysteem van het nieuws en de informatie en neemt de financiƫle beslissingen van de mediabedrijven. De media-elite is onderhevig aan dezelfde druk als de hogere beleidsmakers in de Amerikaanse politiek en daardoor even ontvankelijk voor reactionaire antwoorden op ons meest recente Pearl Harbor.
Een belangrijk voorbeeld van de invloed van het Pentagon op de media is het terugtrekken door CNN van het bericht over het gebruik van Sarin (een zenuwgas), door het Amerikaanse leger in Laos tijdens de Vietnamoorlog. Twee programmamakers van CNN, April Oliver en Jack Smith meldden na een onderzoek van acht maanden op 7 juni op CNN en later in Time Magazine dat tijdens Operation Tailwind in Laos Sarin was gebruikt en dat Amerikaanse overlopers hiermee werden bestookt. Het verhaal was gebaseerd op ooggetuigenverslagen en kwam tot stand met medewerking van hoge militairen. Onder enorme druk van het Pentagon, Henry Kissinger, Colin Powell en Richard Helms herriepen CNN en Time het verhaal met de mededeling: 'De beschuldigingen van het gebruik van zenuwgas en het doden van overlopers worden niet door bewijs ondersteund.' Later in die zomer werden Oliver en Smith door CNN ontslagen. Ze zijn altijd achter hun verhaal blijven staan en zeiden dat het waarheidsgetrouw en bewezen was. Onder druk van het Pentagon stelden CNN en Time hun positie bij, nadat ze eerst volledig achter het verslag stonden. April Oliver vermoedt dat CNN en Time bezweken zijn onder de dreigementen van het Pentagon, omdat zij anders in de toekomst zouden worden buitengesloten van de militaire berichtgeving.(46) (wordt vervolgd)
Vertaling F. Willems.
Bedrijf: | Defensiecontract 2004 | Inkomst. totaal | Defensie %q |
---|---|---|---|
Lockheed Martin Corporation | $20,690,912,117 | $35,526,000,000 | 58%q |
General Dynamics Corporation | $ 9,563,280,236 | $19,178,000,000 | 50%q |
Raytheon Company | $ 8,472,818,938 | $20,245,000,000 | 42%q |
Northrop Grumman Corporation | $11,894,090,277 | $29,853,000,000 | 40%q |
Halliburton Company | $ 7,996,793,706 | $20,464,000,000 | 39%q |
Science Applications Internat. | $ 2,450,781,108 | $ 7,187,000,000 | 34%q |
The Boeing Company | $17,066,412,718 | $52,457,000,000 | 33%q |
The Carlyle Group | $ 1,442,680,446 | Niet beschikbaar | NB |
Bell Boeing Joint Program | $ 1,539,815,440 | Niet beschikbaar | NB |
Deze cijfers zijn afkomstig van Mergent Online Database.