2 oktober 2004: Ambtenaren, samen met werknemers uit privatie bedrijven, demonstreren gezamenlijk. Ongeacht hun rechtspositie worden ze allemaal kaalgeplukt (Foto's Manifest).
|
2 oktober 2004: Ambtenaren, samen met werknemers uit privatie bedrijven, demonstreren gezamenlijk. Ongeacht hun rechtspositie worden ze allemaal kaalgeplukt (Foto's Manifest).
|
Michel Wijnhold
Al jaren wordt er een discussie gevoerd over het veranderen van de ambtenarenstatus zonder dat er veel uit komt. Een mooie samenvatting van het ambtenaar zijn, zal een cynicus zeggen. Waarom laait die discussie steeds weer op? Wat is er zo anders aan ambtenaar zijn? Waarom is de ABVAKABO voorstander van het afschaffen van de ambtenarenstatus? Manifest plaatst hieronder een opiniërend artikel over deze kwestie. Reacties graag naar redactie Manifest.
Om antwoord te geven op deze vragen hield de Bedrijfsledengroep (BLG) van de Rijksuniversiteit Groningen een voorlichtingsbijeenkomst voor haar leden met als spreker ABVAKABO-bestuurder Xander den Uyl. De opkomst was enigszins teleurstellend: 24 mensen. Leeft het eigenlijk wel?
Wat is het verschil tussen een ambtenaar en een niet-ambtenaar? Het meest voor de hand liggende verschil is dat een ambtenaar in dienst is van de samenleving terwijl een werknemer werkt voor privaat kapitaal. Een ander verschil zit in de verhouding tussen werkgever en werknemer. Als je in de private sector werkt krijg je een arbeidsovereenkomst. Ben je ambtenaar, dan krijg je een aanstelling. Als je wordt ontslagen is dit vaak makkelijker voor een private werkgever dan voor de overheid. Wil een private werkgever iemand ontslaan, dan moet hij/zij dit doen via het CWI of de overeenkomst laten ontbinden door een kantonrechter. Een ambtenaar kan zijn of haar ontslag alleen aanvechten bij de bestuursrechter. De proceskosten zijn niet voor zijn/haar rekening in tegenstelling tot die bij de kantonrechter.
De adviezen aan de regering luiden dan ook als volgt: schaf het juridische verschil met de marktsector af, maar behoudt het begrip ambtenaar omdat "dat staat voor het unieke karakter van een beroep in dienst van de publieke dienstverlening". In de afgelopen 25 jaar zijn er al veel verschillen tussen de markt en overheidssector verdwenen. Te denken valt aan het privatiseren van het pensioensfonds ABP, de toepassing van de Wet op Ondernemingsraden in de overheid en de nieuwe zorgverzekeringswet. Kortom, het verschil tussen overeenkomst en aanstelling is een van de weinige dat er nog is.
Volgens Den Uyl zitten er voor- en nadelen aan het afschaffen van dit verschil. De ABVAKABO heeft op het congres van 2002 de volgende stellingname ingenomen: "De arbeidsverhoudingen in de overheidssector worden verder genormaliseerd (afschaffen ambtenarenstatus), zonder nadelige consequenties voor ambtenaren. Een eenzijdige aanstelling past niet in moderne arbeidsvoorwaarden."
Laten we deze stelling even onder de loep nemen. Ten eerste wordt er gesproken over normalisatie, met andere woorden: de marktsector is normaal, die wordt als ijkpunt gebruikt. Je zou in principe ook het omgekeerde kunnen beweren: dat de marktsector zich zou moeten normaliseren. Het tweede dat opvalt is de bijzin 'zonder nadelige consequenties voor ambtenaren'. Dit lijkt een duidelijke zin, maar biedt ook ruimte voor interpretatie. De verslechteringen worden immers altijd verkocht onder het mom van dat het anders nog slechter wordt. Kortom, hoe definieer je 'nadelige consequenties'? Als laatste valt op dat een 'eenzijdige aanstelling niet past bijmoderne arbeidsvoorwaarden'. Ook hier wordt de markt als 'modern' gezien en de ambtenaar moet zich hier op aanpassen.
Den Uyl gaf twee argumenten voor het afschaffen. Het eerste is een principieel bezwaar tegen de ongelijkheid van werkgever en werknemer bij de overheid. Als ambtenaar word je immers aangesteld, wat streng en ouderwets klinkt. Of ambtenaren dit principiële bezwaar ook hebben is moeilijk te zeggen. Ondergetekende, zelf ambtenaar, heeft er nog nooit iemand over horen klagen. Je werkt en je krijgt geld. Hoe het heet is iets dat voor de ambtenaar niets uitmaakt. Zou dit misschien ook de geringe opkomst kunnen verklaren?
Een ander voordeel dat genoemd werd was de scheiding van overheid als werkgever en wetgever. Als voorbeeld werd de kritiek op de topsalarissen van enkele ambtenaren genoemd. De overheid heeft als werkgever immers de taak om de beste mensen aan te trekken en daar mag voor worden betaald. Als de Tweede Kamer dan kritiek zou leveren op deze salarissen, zou de overheid als wetgever zichzelf in de vingers kunnen snijden. Dat is een beetje magertjes, maar de ABVAKABO-nieuwsbrief geeft nog meer voordelen namelijk: overzichtelijkere en transparantere arbeidsverhoudingen, minder regeldruk doordat er slechts één juridisch systeem voor arbeidsverhoudingen overblijft en vergroting van de arbeidsmobiliteit.
Eén van de argumenten tegen het afschaffen die Den Uyl noemde, is de binding die ambtenaren hebben met hun status (proud to be an ambtenaar!). De adviezen aan de regering hebben hiermee al wel rekening gehouden. Het tegenargument is dat het ontslagrecht verandert. Het zou makkelijker worden om ambtenaren te ontslaan. Eventuele andere veranderingen moeten door de bonden worden opgevangen in de CAO-onderhandelingen. De nieuwsbrief voegt daaraan nog toe dat de uitvoering hiervan een 'complexe uitvoeringsoperatie' is.
De discussie lijkt te gaan over een formaliteit, maar is dat zo? Als voordeel van de verandering van de status wordt vergroting van de arbeidsmobiliteit genoemd. Toen Den Uyl hiernaar gevraagd werd, lichtte hij toe dat grotere flexibiliteit/mobiliteit iets goeds is omdat 'je mag kiezen', het gaat er immers om 'mensen kansen te bieden'. Het is merkwaardig dat een vakbondsman dit argument als voordeel noemt terwijl veel mensen de toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt juist iets negatiefs vinden. Flexibiliteit betekent immers dat je geen huis kunt kopen, weinig zekerheid hebt en wellicht bij de sociale dienst aan moet kloppen. Dat er ook positieve aspecten zitten aan die flexibilisering is waar, maar, positief voor wie? En zo positief dat het als VOORDEEL wordt genoemd bij het afschaffen van de status terwijl het niet eens genoemd wordt bij mogelijke NADELEN is ronduit bizar.
Datzelfde geldt voor het andere argument. Dat is dat de politieke waan van de dag de taak van overheid als werk- en wetgever ongewenst kan beïnvloeden. Helaas is het voorbeeld dat hij hierbij noemde juist eentje waar die duale taak van de overheid goed zou kunnen uitpakken: het beperken van exorbitante salarissen van topambtenaren.
Een andere vraag die gesteld werd ging over wat als norm gaat gelden voor de gelijkschakeling van overheid- en marktwerknemers. Komen de arbeidsvoorwaarden uiteindelijk in het midden uit? Of geldt wat even slecht is ook gelijk is? Vooral wat betreft de ontslagprocedure bij ambtenaren geldt dateen aantal voorwaarden daarvoor nu bij wet zijn geregeld. De vragensteller is er huiverig voor dat dat voortaan in de CAO moet worden geregeld. CAO's kunnen immers telkens worden aangepast; met een wet is dat moeilijker. Dat de proceskosten worden betaald bij ambtenaren vindt Den Uyl ook geen argument: dan moeten mensen maar lid worden van de vakbond. Een andere vraagsteller wees op het gevaar dat bij een vast budget hoogleraren en andere mensen aan de top zich veel meer zullen willen belonen, wat dan ten koste gaat van de rest. Den Uyl antwoordde dat dit marktmechanisme ook juist geld in het laatje kan brengen.
In 2000 is al eens een discussie gevoerd over de afschaffing van de status binnen de universiteiten. Dat is toen afgewezen door de leden. Nu wordt de discussie breder gevoerd: het geldt voor alle ambtenaren.
De voor- en nadelen lijken op het eerste gezicht van secundair belang, maar de gevolgen kunnen wel degelijk groot zijn. Is het bijvoorbeeld een slim idee om deze status af te schaffen, terwijl de bonden leden verliezen? Dan moet er veel meer besproken worden in de CAO's. Met het toenemende aantal kleine bonden met weinig achterban is dit een groot gevaar. Elke bond kan immers een CAO afsluiten. Steeds meer werkgevers kunnen zo gaan shoppen bij een bond die hen het beste bevalt. Daar komt nog bij dat het poldermodel een compromis zoekt. Elke nieuwe CAO kan weer iets verder worden afgebroken. Ten tweede zou een bond die zegt tegen privatiseringen te zijn niet de markt als ijkpunt moeten gebruiken, zoals in deze discussie gebeurt. Ook wordt niet stelling genomen tegen flexibilisering, sterker nog, die flexibilisering wordt juist als goed gezien. Als er geen betere argumenten zijn voor het afschaffen van de status, is het de moeite van het afschaffen nauwelijks waard.