"Eindelijk moeten we niet meer in het buitenland gaan bedelen"

Evo Morales, president van Bolivia, op bezoek in België


Plannen voor nationalisatie energiesector in Bolivia komen uit eigen koker. Cuba is belangrijke politiek-strategische partner.  


 

Bert de Belder

Met een kleurrijke groep Bolivianen, andere latino's en Belgen staan we Evo Morales op te wachten voor de ambassade van zijn land. Er is muziek en traditionele dans, de sfeer kan niet stuk. Plots is het zover, onder politie-escorte komt de wagen met de president voorgereden. Onmiddellijk komt Evo een hand geven aan de omstanders. Vijftien vertegenwoordigers van de Boliviaanse gemeenschap in Brussel, ngo's en sociale bewegingen mogen mee naar binnen.

Marcelo Estrada van het Bolivia-solidariteitscomité in België verwelkomt en bedankt Evo Morales: "Gracias, señor presidente, om ons onze waardigheid terug te geven. Na 500 jaar uitbuiting, uitmoording en onderdrukking krijgen we eindelijk de plaats die ons toekomt. Je bent de nieuwe Tupak Katari". In het inheems voegt hij er de historische woorden aan toe die deze Indiaanse rebellenleider uitsprak op 15 november 1781, vlak vóór hij gevierendeeld werd door de Spaanse koloniale overheid: "Mij, één man, kan je doden, maar eens zal ik hier weer staan, in de vorm van miljoenen".

President Morales ontvangt ons ongedwongen, in z'n geruite hemdje. In de te kleine ambassade zitten en staan we rond een tafel: een ontmoeting met een buitenlands staatshoofd, die meer lijkt op een vergadering van een actiecomité. Evo gaat uitvoerig in discussie met een ngo-vertegenwoordiger over het decriminaliseren van de cocateelt. Hij luistert rustig naar wat de Brusselse Bolivianen, een Colombiaanse en een Peruaan hem te vertellen hebben. Verschillende mensen blijken Evo al langer te kennen: van de strijd van de inheemse boerenbeweging, van gezamenlijke betogingen, van internationale conferenties. De Bolivianen zijn ontroerd eindelijk een president 'van zichzelf' te hebben, van het volk. Angela verwoordt het zo: "Telkens wanneer ik aan het lot van mijn landgenoten dacht, moest ik huilen van verdriet. Nu huil ik van vreugde."

Nationalisaties goed voor 300 miljoen dollar per jaar

Ik heb niet de indruk dat president Morales bijzonder veel belang hecht aan protocollen, en spreek hem dan ook aan als 'compañero presidente', kameraad president. Ik zeg hem dat veel mensen in België solidair zijn met het revolutionair proces in Bolivia. Maar ook dat wij veel kunnen leren van de volkeren van Latijns-Amerika en hun strijdbewegingen. En van hun volksleiders, die opkomen voor de mensen, en niet voor commerciële of buitenlandse belangen. Ik overhandig de president de exemplaren van Solidair met recente artikelen over Bolivia, onder andere het interview met senator-boerenleidster Leonida Zurita.

Pas na veel luisteren neemt Evo Morales zelf het woord. Hij stelt dat de populariteit van zijn regering nog gestegen is sinds hij op 1 mei de gas- en oliewinning nationaliseerde. Een dwaze ingeving, beweren kwade tongen, hem een paar dagen tevoren in Havana ingefluisterd door Fidel Castro. "Niet juist", zegt de president, "we hadden alles al maandenlang tot in de puntjes voorbereid. Maar om te slagen moesten we de geheimhouding van die maatregel verzekeren." Daarvoor hadden ze eerst wel een paar infiltranten uit het ministerie van Brandstoffen moeten zetten. "En we hebben nog een paar maatregelen in de pijplijn zitten", gaat Morales verder, allicht doelend op de nationalisering van de mijn- en bosbouw. "Maar we wachten het geschikte moment af om ermee voor de dag te komen." De president benadrukt dat dankzij de nationalisaties het gat in de Boliviaanse begroting definitief kanworden weggewerkt. "Onze jaarinkomsten zullen met 300 miljoen dollar stijgen. Voor het eerst zullen we niet meer in het buitenland moeten gaan bedelen om ons budget rond te krijgen." (Solidair, 24-5-2006)