Honderd (en meer) jaar staatsgrepen, deel 3

George Bush is de laatste in een lange reeks

Robert Sherill

Tijdens de verkiezing voor de slechtste, domste, meest corrupte en gevaarlijkste prutsers uit de geschiedenis van de Amerikaanse buitenlandse politiek mogen George Bush en Dick Cheney misschien op uw stem rekenen. Dit boek toont echter aan dat zij hun gelijken in het verleden hebben gekend.

'Overthrow'(1) schetst op verontwaardigde wijze het relaas van de militaire intimidaties van onze regeringen in de afgelopen 110 jaar.

De machtswisseling in Vietnam kwam grotendeels voort uit de stommiteiten en de bestuurlijke machteloosheid van de regering Kennedy. Op het moment waarop de onrust in Zuid-Vietnam schreeuwde om extra aandacht van onze kant (het was tenslotte 'onze' regering) waren Kennedy en zijn belangrijkste kabinetsleden de stad uit. Ze speelden golf, waren aan het zeilen of gingen naar het baseball. Tijdens hun afwezigheid gaven lagere functionarissen opdracht tot het lozen van Ngo Dinh Diem, onze allesbehalve populaire president van Zuid-Vietnam (Diem was ook al een protégé van Dulles en kardinaal Francis Spellman). Toen Kennedy en zijn kliek hun taken weer opnamen aarzelden ze dagenlang. Ze waren het er grotendeels over eens dat het aan de kant zetten van Diem een slecht idee was, maar ze deden niets om het tegen te houden.

Kinzer schrijft dat geen van onze adviseurs verstandig genoeg was om te suggereren dat dit het perfecte moment was om de rotzooi in Vietnam de rug toe te keren en het land over te laten aan de Vietnamezen: "Dat zou waarschijnlijk geleid hebben tot de vorming van een communistisch regime over het hele land, maar dat is wat uiteindelijk toch gebeurde". Een terugtrekking op dat moment zou "honderdduizenden mensenlevens gered hebben, en de VS zou het grootste trauma sinds de Burgeroorlog bespaard zijn gebleven."

Na zijn afzetting werd Diem vermoord. Volgens zijn eigen bizarre historische maatstaven leek dit Kennedy nog het meest dwars te zitten. Historicus Ellen Hammer schrijft dat hij "geschokt was en depressief werd" toen hij zich realiseerde dat "het eerste katholieke Vietnamese staatshoofd werd vermoord als direct gevolg van beleid dat was goedgekeurd door de eerste Amerikaanse katholieke president."


Met steun van de CIA vond op 11 september een coup plaats tegen de wettelijke regering van Allende.  


 


 


Twee jaar na de staatsgreep in Chili werden de Yankees uit Vietnam verjaagd (1975). 

Het is bijna een opluchting om deze schrijnende domheid weer plaats te laten maken voor flagrante slechtheid. Velen koesteren haat voor de man die hiervoor om de hoek komt kijken, Henry Kissinger. Zijn aandeel wordt beschreven in het hoofdstuk over de vierde prominente staatsgreep, die in Chili. Hieraan lag geen enkele vorm van vroomheid ten grondslag. De motivatie erachter was volkomen kapitalistisch. "Wat ons betreft zijn er twee soorten mensen in de wereld", zei Dulles eens, "de christenen die het vrije ondernemerschap aanhangen, en de anderen." Met weglating van de christenen zou Kissinger het hiermee eens zijn geweest.

De Chileense minister van Buitenlandse Zaken verweet hem eens niets van het zuidelijk halfrond af te weten. Kissinger beaamde dit en zei: "En wat dan nog... De as van de geschiedenis begint in Moskou, gaat naar Bonn en loopt dan over Washington naar Tokyo. Wat er in het zuiden gebeurt is van geen enkel belang."

Tenzij de gebeurtenissen in het zuiden maar enigszins riekten naar Sovjet-invloeden. Als minister van Buitenlandse Zaken bespeurde Kissinger een communistisch luchtje tijdens de verkiezing van Salvador Allende tot president. "Geen enkele Amerikaan is zó verantwoordelijk voor wat er in Chili is gebeurd dan Kissinger", schrijft Kinzer, "met uitzondering misschien van Nixon."

Chili, met een lage graad van analfabetisme, een relatief grote middenklasse en een sterke maatschappelijke structuur, was één van de meest stabiele landen in Zuid-Amerika. Miljoenen leefden echter in grote armoede en Allende maakte er geen geheim van dat hij deze klasse wilde verheffen, onder meer door het onder controle brengen van enkele enorme bedrijven in Chili, die in handen waren van 'yankees'.

Bovenaan zijn lijst stonden, naast een frisdrankproducent als PepsiCo, de twee grootste kopermaatschappijen ter wereld, Kennecott en Anaconda Mining, en ook International Telephone and Telegraph. Deze bedrijven waren in Amerikaanse handen en Allende zag graag dat ze door de Chileense regering zouden worden overgenomen.

De mensen die de Chileense kwestie onderhanden namen, onder andere een snelle jongen David Rockefeller van de Chase Manhattan Bank, en een snelle jongen en intimus van Kissinger, sloegen terug en kregen alle hulp die ze nodig hadden. Banken werden overgehaald om de kredieten van Allende's regering te beperken, met rampzalige gevolgen. De CIA (hoewel verschillende hooggeplaatste medewerkers niks met deze vuile trucs te maken wilde hebben) kreeg de vrije hand, huurde moordenaars in en betaalde voor stakingen die ernstige tekorten veroorzaakten op het gebied van voedsel, brandstof, elektriciteit en andere behoeften. 'Binnen twee jaar stond eenderde van de bussen en twintig procent van de taxi's in Chili aan de kant als gevolg van een gebrek aan reserveonderdelen'. Niet het hele leger, maar een groot deel ervan, was corrupt, evenals de Chileense pers.

Kinzer's relaas over deze jaren van rebellie eindigt met de dood van Allende in La Moneda, het presidentiële paleis en de traditionele zetel van de Chileense democratie. Gedurende 1042 dagen was hij president. Hij sloeg een aanbod voor een vrije aftocht uit het land af en pleegde zelfmoord.

Kissinger, Nixon, Rockefeller en hun vrienden kregen nu wat ze zich gewenst hadden: een Chili onder leiding van generaal Augusto Pinochet, die de macht in handen nam na de staatsgreep van 11 september 1973. Zijn eerste bevel behelsde de arrestatie van tienduizenden linksgezinden en andere aanhangers van Allende in het hele land. Duizenden werden gefolterd in gevangenissen en velen werden nooit teruggezien.

In 1976 had Kissinger een privé-ontmoeting met Pinochet, om hem ervan te verzekeren dat zijn aanstaande toespraak voor de Organisatie van Amerikaanse Staten weliswaar een "paar plichtmatige verwijzingen naar de mensenrechten" zou bevatten, maar dat deze niet "gericht waren tegen Chili. We zijn er niet op uit om uw positie te verzwakken." (wordt vervolgd)

Het nieuwste boek van Robert Sherill, medewerker aan 'The Observer' is 'First Amendment Felon: The Story of Frank Wilkinson; His 132.000 Page FBI File and His Epic Fight for Civil Rights and Liberties (Nationbooks, 2005)

(1) Over 'Overthrow: America's Century of Regime Change From Hawaï to Iraq', door Stephen Kinzer, Times Books: Henry Holt and Company.

Bron: Texas Observer, 14-7-2006, vertaling Frans Willems.