"(...) De Engelse en Japanse kapitalistische rovers rekenen bij hun veldtocht tegen het vreedzame Rusland ook nog op hun bondgenootschap met de binnenlandse vijand van de Sowjet-macht. Wij weten zeer goed wie deze binnenlandse vijand is. Dat zijn de kapitalisten, de landheren, de koelakken en hun zoontjes, die de macht van de arbeiders en de werkende boeren, van de boeren die niet het bloed van hun dorpsgenoten drinken, haten. Er gaat een golf van koelakkenopstanden door Rusland. De koelak koestert een verwoede haat tegen de Sowjet-macht en is bereid honderdduizenden arbeiders te worgen en af te slachten. Indien het de koelakken zou gelukken te overwinnen, zouden zij - dat weten wij zeer goed - honderdduizenden arbeiders meedogenloos vermoorden, met de landheren en kapitalisten een bondgenootschap aangaan, de dwangarbeid voor de arbeiders opnieuw invoeren, de achturige werkdag afschaffen en de fabrieken en bedrijven weer onder het juk van de kapitalisten brengen. (...)"
Uit: een artikel van Lenin, augustus 1918.