Feestvreugde 's avonds na verkiezingsuitslag
|
Overal vreugdevuurwerk
|
Land van grote tegenstellingen. (Foto Manifest)
|
Buitenlandse waarnemers brengen verslag uit
|
Nick Rogers
Na Chávez' overwinning tijdens de presidentsverkiezingen bevindt Venezuela zich op een kruispunt. De werkende klasse moet haar politieke onafhankelijkheid nu laten gelden.
Terwijl tienduizenden van zijn feestende aanhangers - veelal gekleed in rode T-shirts en met de kenmerkende rode baret op het hoofd - al zijn woorden met gejuich onthaalden kondigde Hugo Chávez vanaf het balkon van het presidentiële Miraflores-paleis "een nieuw tijdperk" aan: "Een vertrekpunt voor de vooruitgang die verloopt via één strategische lijn, die van de verdieping en de verbreding van de Bolivariaanse revolutie op weg naar het socialisme."
Op 3 december won Chávez zijn derde presidentsverkiezingen met 63 procent van de stemmen. Ondanks een opkomst van 75 procent van de 16 miljoen kiesgerechtigden, kwam hij drie miljoen stemmen tekort voor de tien miljoen stemmen die hij zich tijdens de campagne ten doel had gesteld. Desalniettemin is het een eclatante overwinning en voor de verandering begon de oppositiekandidaat - in dit geval Manuel Rosales van de niet-traditionele partij Nuevo Tiempo (Nieuwe Tijd) en gouverneur van de olierijke deelstaat Zulia - niet over verkiezingsfraude. Zodra de resultaten duidelijk werden incasseerde hij zijn verlies relatief waardig.
Een jaar geleden trok de oppositie zich een paar dagen voor de stembusgang terug uit de verkiezingsstrijd voor het Congres, omdat ze beweerde dat er met de stemmen gesjoemeld werd. Het resultaat ervan was dat Chávez' medestanders met zowat alle zetels aan de haal gingen. Hierdoor konden er vanuit het parlement geen blokkades worden opgeworpen tegen de vooruitgang van de Bolivariaanse revolutie, maar tevens stelde het de oppositie en de Amerikaanse president Bush in staat te blijven volhouden dat Chávez het bewind voerde over een autoritaire staat. Ook nu riepen enkele traditionele politieke partijen zoals de Acción Democrática (Democratische Actie) op tot een boycot van het politieke proces, waarbij ze zich ongetwijfeld realiseerden dat Chávez niet zou worden verslagen.
De verkiezingscampagne van Rosales kwam vooral neer op bangmakerij. Tijdens zijn laatste verkiezingsbijeenkomst op 25 november riep Rosales dat 'het socialisme van de 21e eeuw' (Chávez' verklaarde doel) een poging inhield om "het leven van alle Venezolanen te controleren: wat zij eten, hoeveel ze eten en hoe zij moeten studeren, zodat we allemaal afhankelijk worden van de staat..." Ook herhaalde hij weer eens de constante jammerklacht van de Venezolaanse middenklasse en bourgeoisie over Chávez' streven naar een "communisme à la Castro" en naar de "Cubanisering van Venezuela". Enkele maanden eerder maakte Rosales tijdens een interview met een televisiezender in Miami een slecht doordachte maar verhelderende opmerking die uitgelegd werd als een aanval op de armen in Venezuela, aan wie Chávez' welvaartsprogramma's vooral ten goede komen. Van de 33 procent Venezolanen die het 'chavisme' aanhangen' bestempelde hij de meerderheid als "parasieten die leven van de regering en gesubsidieerd worden door de staat."
Rosales' manifestatie trok honderdduizenden aanhangers net als Chávez' bijeenkomsten. Dit toont aan dat de Venezolaanse samenleving onveranderd sterk gepolariseerd blijft. Zoals bekend overleefde Chávez een militaire staatsgreep in 2002 die hem 48 uur uit zijn ambt ontzette, een door de directeuren georganiseerde sluiting van olie-installaties waardoor de werknemers niet aan het werk konden en de olie-industrie twee maanden stil kwam te liggen, en een referendum over zijn presidentschap in 2004. Het in 2002 door de coupplegers afgekondigde 'Carmona-decreet', dat de ontbinding van het parlement en het hooggerechtshof gelastte, werd destijds door Rosales mede ondertekend. De afgelopen maanden werd hij hier vaak aan herinnerd, maar hij deed het feit af als een 'vergissing'.
Ondanks het venijn dat telkens gepaard gaat met de machtsstrijd tussen Chávez en de bourgeoisie streven verschillende elementen binnen de regering naar verzoening. In zijn krantencolumn adviseerde José Vincente Rangel op 4 december: "We moeten rekening houden met die delen van de oppositie die verstandig gereageerd hebben op hun nederlaag en blijk hebben gegeven van hun democratische overtuigingen. Chávez heeft ook gesprekspartners van buiten het chavisme nodig." [Chávez zal volgens sommige recente berichten vice-president Rangel niet meer in die functie aanstellen, nvdr] De regering Chávez heeft herhaaldelijk aangetoond dat ze een beslissend politiek voordeel niet ten volle wil uitbuiten.
In april 2002 werd Chávez op een golf van protesten vanuit de bevolking in de sloppenwijken rondom Caracas teruggedreven naar het presidentschap. Ook in andere steden in Venezuela ontstonden er massademonstraties. Dit was de eerste keer tijdens Chávez' ambtsperiode dat de massa van de werkende klasse actief deelnam aan de Bolivariaanse revolutie. Chávez' antwoord hierop was dat hij "zijn strijdbijl even begroef" en hij riep zijn aanhangers die de straten van Caracas bezetten op om naar huis te gaan. De leiding van de nationale oliemaatschappij die door Chávez aangesteld was en de sociale crisis van begin 2002 had verergerd werd ontslagen. Enkele maanden van officiële onderhandelingen (onder toezicht van de Organisatie van Amerikaanse Staten) leidden direct tot een hevige overlevingsstrijd van twee maanden (december-januari 2002-03), toen Venezuela's bourgeoisie probeerde de economie tot stilstand te brengen.
Uiteindelijk kreeg Chávez toch de zeggenschap over de olie-industrie. En eens te meer verenigden de werkende klasse en de armen zich om een offensief van de bourgeoisie tegen te gaan. De geldstroom die voortkwam uit de olie-industrie heeft vervolgens gezorgd voor een enorme toename van de uitgaven aan onderwijs, gezondheidszorg, woningbouw en andere sociale voorzieningen (het percentage van het bruto binnenlands product dat hieraan besteed werd steeg van 19 naar 31 procent). Veel hiervan is tot stand gekomen buiten de officiële kanalen om, door organisaties van de werkende klasse zelf. Sinds het begin van 2005 zijn een aantal fabrieken genationaliseerd (meestal na bezettingen door de arbeiders). In deze en andere staatsondernemingen is een soort van arbeiderszelfbestuur geïntroduceerd. In de aluminiumsector, die in handen is van de staat, is deze waarschijnlijk het verst doorgevoerd.
Het meest opvallende aspect na acht jaar Bolivariaanse revolutie (en nu twee jaar van het 'socialisme van de 21e eeuw') is hoe weinig de structuur van de staat en de economie hervormd zijn. De mate van obstructie vanuit de staatsbureaucratie, inclusief ministers van de regering tegen initiatieven vanuit de bevolking, is een terugkerende klacht. Het bestrijden van de corruptie was een van de thema's tijdens de verkiezingscampagne. Al het gepraat over organisatie van onderop, het participeren aan de democratie - onderwerpen die opgenomen zijn in artikelen van de nieuwe grondwet die in 1999 met een overweldigende meerderheid goedgekeurd werd - zal geen blijvende resultaten afwerpen, zolang de traditionele - overwegend ondemocratische - machtscentra in de coulissen wachten om het politieke initiatief weer over te nemen.
De aard van de economie blijft overwegend kapitalistisch. De regering Chávez heeft geen grote nationaliseringsgolf ontketend. En terwijl de economie de afgelopen jaren dankzij de stijgende olieprijs sterk gegroeid is profiteert ook de kapitalistische klasse hiervan. Vandaar dat er in verschillende commentaren gesproken wordt over de boli-bourgeoisie (de Bolivariaanse bourgeoisie). Een artikel in 'The Financial Times' (niet bepaald een krant die aan Chávez' kant staat) kopte op 17 augustus 'Venezolaanse bankiers verrijken zich aan Chávez' revolutie'. Venezuela's financiën staan er uitstekend voor. Volgens de krant stegen de banktegoeden van 29,3 miljard dollar naar 39,8 miljard in 2005 en de koopkracht is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Ondanks deze voorspoed staat het bankwezen in Venezuela vijandig ten opzichte van de nieuwe regelgeving die de banken dwingt om microkredieten te verschaffen en aan de boeren leningen te verstrekken met lage rentes. Ongetwijfeld heeft de financiële sector van de boli-bourgeosie zijn klasseninstinct gevolgd en bij de verkiezingen Rosales gesteund.
Rosales moest een poging doen om de stemmen van de arme Venezolanen voor zich te winnen. Hij sprak over zichzelf als een "nieuwe president voor een nieuwe, sociale democratie", en bracht een eigen plan naar voren om de olierijkdom eerlijker te verdelen. Hij stelde een uitkeringssysteemprogramma voor, 'Mi Negra', waardoor de werklozen onder de armen en de 'lagere middenklasse' met behulp van een zwartgekleurde creditcard maandelijks 280 tot 460 dollar zouden ontvangen, afhankelijk van de olieprijs en olieproductie.
Dit voorstel ging gepaard met de populistische kritiek op Chávez dat hij de olie als inzet zou gebruiken om wereldwijd diplomatieke invloed te verwerven, om een alliantie van landen te smeden die bereid zouden zijn om op het wereldtoneel tegen de Verenigde Staten in verzet te komen. Volgens Rosales' beschuldigingen heeft Chávez voor zo'n 26 miljard verkwanseld aan avonturen zoals het leveren van goedkope olie aan de armen in de Verenigde Staten (door middel van de Venezolaanse Citgo-benzinepompen).
Natuurlijk heeft Chávez een intensieve diplomatieke campagne gevoerd die hem langs Afrika, Wit-Rusland, Rusland, Iran en China voerde. Na de Isralische invasie in Libanon trok Venezuela zijn ambassadeur uit Israël terug. De diplomatie betaalde zich uit door een wapenovereenkomst met Rusland, een Venezolaans-Iraanse autofabriek op te richten en Chinese investeringen in de olie-industrie. In Latijns-Amerika kreeg Chávez in 2006 bondgenoten die de verkiezingen wonnen in Brazilië, Nicaragua en Ecuador. In Peru en Mexico waren de kandidaten die konden rekenen op de sympathie van Chávez minder succesvol, hoewel López Obrador in Mexico de uitslag van de presidentsverkiezingen nog aanvecht.
Chávez' hoop op een diplomatieke doorbraak in 2006 richtte zich vooral op het verkrijgen van een niet-permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad. Hij keerde terug van zijn reizen en leek ervan overtuigd dat hij zich verzekerd had van voldoende stemmen in de Algemene Vergadering. Tijdens de uitputtende geheime stemrondes echter ging Venezuela slechts een keer aan de leiding en uiteindelijk kwam Panama als compromiskandidaat bovendrijven. Chávez' toespraak voor de Algemene Vergadering waarin hij Bush vergeleek met de duivel en waarin hij klaagde over de stank van zwavel wordt genoemd als het moment waarop het tij voor Venezuala's kandidatuur keerde.
Het meeste opvallend is echter dat een 'anti-imperialistisch front' met landen als Iran, Wit-Rusland, Rusland, China en Zimbabwe, allemaal presidenten hebben die Chávez als wapenbroeders aanduidde. Met de VN-Veiligheidsraad als platform zou er weinig tot niets gebeuren om dit doel te bereiken. Diplomatie (die zelfs voor een socialistische staat onontkoombaar is) zou zodoende verward worden met oprechte revolutionaire solidariteit, die eerder opgebouwd wordt door middel van revolutionaire organisaties en partners dan door verschillende naties.
Het is nog allerminst duidelijk of Chávez en zijn naaste politieke bondgenoten onder het 'socialisme van de 21e eeuw' meer verstaan dan alleen de ontwikkeling van een sterk nationaal kapitalisme dat een vrijgevige welvaartsstaat onderhoudt in een multipolaire wereld waarin het hyper-kapitalisme van de Verenigde Staten enigszins wordt beteugeld.
Eerder in het jaar belandde de onafhankelijke vakbondsfederatie UNT in een crisis toen afgevaardigden die het dichtst bij Chávez stonden weigerden hun goedkeuring te geven aan verkiezingen voor de vakbondsleiding (omdat de federatie nog maar sinds 2003 bestaat moet er nog een democratische leiding worden gekozen). Hun zogenaamde (en achteraf vergeefse) bezwaar was dat alle inspanningen erop moesten worden gericht om Chávez te verzekeren van tien miljoen stemmen.
De titel van Chávez' verkiezingsprogramma luidde 'Simon Bolivar National Project'. De sleutelissues ervan waren een nieuwe socialistische ethiek tegen de corruptie, een nieuw socialistisch productiemodel, een revolutionaire participerende democratie, het 'Bolivariaanse model' van een hoog sociaal welzijn, een evenwichtige interne economische ontwikkeling, de promotie van een multipolaire wereld en de verdere ontwikkeling van het Orinoco-olieveld om van Venezuela een wereldmacht op energiegebied te maken.
Van alle socialistische retoriek van Chávez tijdens zijn verkiezingscampagne zijn er twee voorgestelde initiatieven die om een antwoord vragen van Venezolaanse socialisten en activisten uit de werkende klasse. Op de eerste plaats: tijdens een bijeenkomst op 9 september riep Chávez op tot de vorming van één enkele partij van de Bolivariaanse revolutie. Dit om de "republiek en de revolutie in de wereld te vertegenwoordigen en de krachtigste verbonden te kunnen sluiten met de sterkste revolutionaire partijen wereldwijd". De vorming van deze partij die Chávez' eigen MVR naar verwachting zal verenigen met andere linkse partijen die nu al deelnemen aan de regering is gepland voor 2007.
Waar zullen de groeperingen die het oprichten van een Partij voor de Revolutie en het Socialisme bespreken zich op richten? En de huidige regeringspartijen, waaronder de 'officiële' communistische partij, hoe zullen zij Chávez' uitdaging aannemen? Het is opvallend dat de MVR heeft nagelaten om een democratisch selectieproces te organiseren voor de kandidatenlijst voor het parlement en andere bestuursorganen. De kandidatenlijsten worden van bovenaf vastgesteld waarbij een aantal bepalingen uit de Bolivariaanse grondwet worden geschonden.
Op de tweede plaats geeft Chávez voortdurend aan dat hij de grondwet zodanig wil wijzigen dat de limiet van twee ambtstermijnen voor presidentskandidaten geschrapt wordt. Deze limiet werd geïntroduceerd in de grondwet van 2000. Ook werd toen de verlenging van het mandaat van vijf naar zes jaar ingevoerd en de beperking ervan tot één ambtstermijn opgeheven. Het lijkt erop dat Chávez van plan is halverwege zijn huidige termijn een referendum te houden dat het mogelijk maakt dat hij zich ook in 2012 weer kandidaat kan stellen.
De werkende klasse in Venezuela moet haar politieke onafhankelijkheid nu laten gelden. Tegen 2012 zal Chávez veertien jaar president geweest zijn. Een revolutionair proces dat afhankelijk is van één enkele persoon leidt naar bureaucratisering, of naar een contrarevolutie.
(hierna volgde nog enige persoonlijke suggesties van de schrijver voor verbetering)
Bron: Weekly Worker (CPGB), 7-12-2006, vertaling Frans Willems.