Kritiek Belgische vakbeweging op Groenboek arbeidsrecht
Europa geeft 'slechts' richting aan, lidstaten voeren uit
Opiniemaker Blair moet binnenkort het veld ruimen, hij wordt een sta in de weg. Wanneer volgt Barroso?
|
De vraag is voor wie de FNV partij kiest. (Foto FNV)
|
Wientjes (VNO-NCW), Balkenende (CDA) en Jongerius (FNV) (vlnr). Er zal weer meer 'gepolderd' worden, maar alléén op basis van Europese dictaten, waaraan ook de FNV-top zich heeft verbonden. Maar de teleurstelling en het ongeloof in het politieke gedoe nemen toe, ondanks alle tijdelijke maatregelen om de stemming om te buigen.
|
Wil van der Klift
"We moeten een flexibel en ondernemersvriendelijk Europa hebben met hoge sociale standaarden. We moeten een sociaal vangnet creëren, niet om onhoudbare banen te redden, maar om mensen te beschermen. De goede economische tijden zouden gebruikt moeten worden om de hervormingen te versnellen. Nationale parlementen en het Europees Parlement zouden samen een parlementaire beweging voor verandering moeten vormen."
Manuel Barroso, voorzitter E.C.
(Tijdens de derde interparlementaire bijeenkomst over de Lissabon-strategie op 5 en 6 februari jl.)
Het Groenboek (*) "De modernisering van het arbeidsrecht met het oog op de uitdagingen van de 21ste eeuw". Onderstaand een deel van een kritiek op het Groenboek van de Belgische vakbeweging (ABVV), bij gebrek aan een heldere kritiek van de FNV.
Dit Groenboek beoogt de aanzet te geven tot een publiek debat in de EU over de vraag hoe het arbeidsrecht zich zodanig kan ontwikkelen dat het de doelstelling ondersteunt van de strategie van Lissabon om duurzame groei met meer en betere banen te verwezenlijken. Zo wil de Commissie de (flexicurity) flexizekerheid, dit is de verzoening van een toenemende flexibiliteit met een maximale arbeidszekerheid.
De Commissie gaat ervan uit dat het gewone arbeidsrecht onvoldoende aangepast is aan de veranderingen van de laatste jaren. Het arbeidsrecht wordt omschreven als te rigide, te beschermend en te duur voor de ondernemingen.
De Commissie stelt dan ook dat het traditionele model onaangepast is en de werkgevers ervan kan weerhouden tijdens periodes van economische opleving nog werknemers in dienst te nemen. Volgens de commissie is het zo dat:
- om aan die nood aan flexibiliteit tegemoet te komen de lidstaten in hun wetgeving soepeler vormen van arbeid hebben ingevoerd met een zwakkere bescherming tegen ontslag, teneinde de toegang van werkzoekenden tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Dit leidt tot een gesegmenteerde, ongelijke arbeidsmarkt met verschillende beschermingsniveaus, verschillen tussen mannen en vrouwen en verschillen tussen ouderen en jongeren;
- dankzij de sociale dialoog in bepaalde gevallen een oplossing kon worden gevonden voor de rigiditeit van het arbeidsrecht en flexibiliteitsmaatregelen konden worden ingevoerd;
- flexibiliteit het de werknemer ook mogelijk maakt zijn arbeidstijd beter te organiseren en zijn beroeps- en gezinsleven beter op elkaar af te stemmen;
- op het vlak van de EU een reeks richtlijnen werd uitgevaardigd om aan die nieuwe arbeidsvormen een minimum aan sociale rechten toe te kennen: richtlijnen inzake deeltijdwerk, kaderovereenkomst over telewerk. Daarentegen kan worden vastgesteld dat de richtlijnen inzake de arbeidstijd en inzake uitzendwerk in het slop zitten. De Commissie bevestigt haar steun aan de Europese sociale dialoog (die zich echter in een doodlopende straat bevindt...).
Onderwerpen die ter consultatie voorgelegd worden
Na die vaststellingen vraagt de Commissie zich af of het arbeidsrecht nietgemoderniseerd moet worden, om enerzijds tegemoet te komen aan de vraag naar meer flexibiliteit van de ondernemingen en anderzijds de capaciteit van de werknemers om vooruit te lopen op en om te gaan met de veranderingen, los van hun soort overeenkomst, van onbepaalde duur of tijdelijke atypische overeenkomsten.
- Overgang naar ander werk. De Commissie stelt een levenscyclusgerichte benadering van het werk voor waarbij de aandacht verlegd wordt van de bescherming van bepaalde arbeidsplaatsen naar een regelgevingskader voor de ondersteuning van de arbeidszekerheid, die ook sociale ondersteuning en activerende maatregelen ten behoeve van werknemers tijdens de overgang naar ander werk omvat (= Deens model).
- Rechtsonzekerheid. Noodzaak om de begrippen 'werknemer' en 'zelfstandige' te verduidelijken, om onder meer het verschijnsel van de schijnzelfstandigen te bestrijden. Rijst ook het probleem van de "economisch afhankelijke werknemers", wat ook hun status is (zelfstandige of loontrekkende). De Commissie is voorstander van een benadering die niet langer op de statuten gebaseerd is, maar op een bescherming van de kwetsbare werknemers.
- Driehoeksverhoudingen. Het gaat hoofdzakelijk om uitzendkrachten en onderaannemers. De Commissie vraagt of het nodig is wetgevend op te treden i.v.m. die problemen, onder meer om een principe van gelijke behandeling vast te leggen en te voorzien in een regeling van solidaire verantwoordelijkheid ten gunste van de werknemers van onderaannemers.
- Organisatie van de arbeidstijd. Dit heeft betrekking op de richtlijn op de arbeidstijd die momenteel vastzit in de Raad. De Commissie stelt zich vragen over de manier om flexibiliteit voor de werkgevers en de werknemers te combineren met een hoge beschermingsgraad van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers.
- Mobiliteit van de werknemers. Op grensarbeiders zijn andere arbeidsrechten van toepassing. Dit kan een rem betekenen op het vrije verkeer van werknemers. De Commissie is voorstander van een grotere coherentie tussen de lidstaten.
- Handhaving en zwartwerk. De Commissie wijst op de plaag van het zwartwerk. Ze stelt een betere coördinatie op het niveau van elke lidstaat tussen de diverse controlediensten voor, evenals een versterkte samenwerking op Europees vlak.
Kritiek van het ABVV
Er is kritiek op de wijze waarop de consultatie georganiseerd wordt, maar ook inhoudelijke kritiek.
- Kritiek op de gevaarlijke en averechtse redenering van de Commissie die stelt dat het arbeidsrecht onaangepast/verouderd is om de uitdagingen van de 21e eeuw aan te gaan. Het gaat om een erg beperkte visie op het arbeidsrecht dat enkel maar gezien wordt als een rem op de economische groei. Het arbeidsrecht wordt herleid tot een gewoon economisch beleidsinstrument om de marktbehoeften te bevredigen. Men gaat hier voorbij aan de fundamenteel beschermende en emanciperende rol van het arbeidsrecht, die trouwens nog uitgebreid en versterkt zou moeten worden rekening houdend met de toegenomen kwetsbaarheid van de werknemers in een geglobaliseerde economie. Het zou intelligenter geweest zijn als de Commissie uitgegaan was van de specifieke doelstellingen van het arbeidsrecht om daarna te kijken op welke manier die in een uitgebreid Europa gewaarborgd kunnen worden.
- Kritiek op het simplisme van het Groenboek dat de "flexizekerheid" als een algemeen middel ziet om alle kwalen die uit het "klassieke" arbeidsrecht voortvloeien te genezen, en daarbij het Deense model als voorbeeld neemt. In dit model wordt een hoge graad van arbeidsmobiliteit van de werknemers (flexibiliteit) verzoend met een systeem van vervangingsinkomens tijdens werkloosheidsperiodes (zekerheid). Dit Deense model is echter eenstuk ingewikkelder en kan niet zomaar naar een ander land overgeplant worden. Bovendien werden die hervormingen mogelijk gemaakt door een brede consensus onder sociale partners. Dit model heeft ook een belangrijk kostenplaatje, wat hoge belastingen inhoudt. Tenslotte heeft het ook een verborgen kant die leidt tot uitsluiting van werknemers die er niet in slagen zich aan die mobiliteit op de arbeidsmarkt aan te passen.
- De termen flexibiliteit en zekerheid zijn bijzonder dubbelzinnig en kunnen verschillende en zelfs tegengestelde betekenissen hebben al naargelang van de context: zo kan de flexibiliteit ten gunste van de werknemer een betere combinatie van arbeid en gezin betekenen, terwijl het in een werkgeversoptiek eerder gaat om deregulering en ontmanteling van beschermende mechanismen. Bovendien lijkt het Groenboek voorrang te geven aan flexibiliteit boven zekerheid die blijkbaar louter voor de vorm vermeld wordt. In een dergelijk scenario zouden de werknemers gedwongen worden meer flexibiliteit te aanvaarden zonder enige garantie i.v.m. zekerheidsfactoren waarover onderhandeld zou moeten worden, zonder enige zekerheid over de uitslag ervan.
- Erop wijzen dat het arbeidsrecht deel moet uitmaken van een breder geheel dat de sociale zekerheid én het sociaal overleg omvat. Het is dus van fundamenteel belang het debat opnieuw in dit kader te situeren. Er zijn m.a.w. andere kwesties die aan bod moeten komen dan die ter consultatie voorgelegd worden, onder meer de competitiviteit in haar diverse bestanddelen: investeringen, creativiteit, innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Het is ook zaak een onderscheid te maken tussen wat onder collectieve en dat wat onder de verantwoordelijkheid van de werkgever valt.
- Erkennen dat er fraude, sociale dumping, misbruiken enz. zijn en dat het nodig is oplossingen op Europees vlak uit te werken om een minimumdrempel vast te stellen. Recente voorbeelden, o.m. inzake de richtlijn arbeidstijd tonen dat de lidstaten meer begaan zijn met hun onmiddellijke economische belangen dan met het belang van alle werknemers in Europa. De totale afwezigheid van enige politieke wil moet dus betreurd worden.
De belangrijkste vraag is of de operatie wel relevant is, gezien het vooroordeel van de Commissie waarbij het arbeidsrecht beschouwd wordt als een hinderpaal of een rem. Heeft het zin om een arbeidsmarkt die al gedereguleerd en ingrijpend gewijzigd is, nog verder te dereguleren? Het ABVV gaat in z'n analyse nog in op een hele reeks specifieke vraagstukken, die weliswaar voor een deel ook in Nederland speelt, maar waar we nu niet op ingaan.
De relatieve rust aan het ontslagfront in Nederland en het accent dat de vakbeweging legt op het scheppen van nieuwe banen heeft alles te maken met het feit dat de arbeidswetgeving in Nederland al zeer ver is 'geflexibiliseerd'. Manifest blijft aandacht schenken aan de verdere ontwikkelingen.
(*) Groenboeken zijn reflectiedocumenten die de Commissie over een bepaald beleidsterrein publiceert. Deze documenten zijn vooral bestemd voor belanghebbende organisaties en personen, die worden verzocht deel te nemen aan een raadplegings- en discussieprocedure. In sommige gevallen liggen zij aan de basis van verdere ontwikkelingen op het gebied van wetgeving.
Witboeken zijn documenten met voorstellen voor communautaire maatregelen op een bepaald gebied. Zij sluiten soms aan op een Groenboek dat is gepubliceerd om een raadplegingsprocedure op Europees niveau op gang te brengen. In Groenboeken wordt een scala van ideeën behandeld met het oog op openbare discussie en debat. Witboeken daarentegen bevatten een officieel aantal voorstellen voor bepaalde beleidsterreinen; zij dienen om die voorstellen verder uit te werken.