Sara Flounders
De regering Bush gaf op 1 februari jl. een verachtelijke samenvatting vrij van vier pagina's van een groter geheim rapport over Irak met de titel 'National Intelligence Estimate'. De samenvatting van het rapport, voorbereid door 16 inlichtingendiensten uit de VS die actief zijn in Irak, schetst de situatie in Irak als één die zich van slecht naar nog slechter ontwikkelt. (deel 1 van 2)
Die conclusie is waarschijnlijk de enige bewering in het rapport die waar is. De rest is een reeks van verdraaiingen en zwartmakerij t.a.v. de Irakezen, voorbereid door dezelfde spionagediensten die in 2002 de valse beweringen onderbouwden van de regering Bush over 'massavernietigingswapens' en het 'linkse terrorisme' van Irak. Met onbedoelde ironie suggereert het rapport dat het Pentagon, dat "angst en ontzag" heeft gebracht in Irak, nu in Irak moet blijven om vrede te brengen voor de Irakezen, die zijn belast met een genetische of culturele "bereidheid hun toevlucht te nemen tot geweld".
De problemen in Irak worden in het rapport op dezelfde manier beschreven als in de massamedia de chaos in Irak wordt uitgelegd. In plaats van het opsommen van dergelijke onjuiste beweringen, die iedereen zo vaak heeft gehoord dat ze onderdeel lijken te worden van de lucht die we inademen, zal ik in dit artikel die beweringen toetsen met historische feiten en onthullen wie schuldig is aan het 'uiteenvallen' van Irak.
Het is in de eerste plaats belangrijk om te erkennen dat het huidige 'sektarische geweld' in Irak ongekend is in de geschiedenis van Irak. De nu veel voorkomende bomaanslagen en moordaanslagen in Bagdad waren voorheen zeer ongebruikelijk, zelfs tijdens de eerste twee jaar van de VS-bezetting. De aanslagen die toen voorkwamen waren te verklaren als politieke aanvallen op de bezettingslegers en hun collaborateurs.
Ten tijde van de invasie door de VS in 2003 werd Irak beschouwd als de meest seculiere staat in de regio met een sterke nationale identiteit. Sjiieten en soennieten leefden in gemengde woonwijken, in grote steden als Bagdad, Mosul en Kirkuk. Vaak trouwden zij onderling. Hun religieuze verschillen waren minder uitgesproken dan die tussen katholieke en protestante groepen in de VS vandaag de dag.
Voor 2003 waren zowel het Iraakse leger als de regeringsambtenarij georganiseerd op seculiere basis. Nu wordt in bijna elk artikel in de massamedia beweerd dat de sjiieten in Irak zwaar werden onderdrukt en volledig werden uitgesloten van alle machtsposities. Dit is een mythe bewust gericht op het zaaien van tweedracht, die werd ontzenuwd in een artikel van Al-Jazeera op 19 december 2006, met de titel 'Medialeugens dreiging voor Irak'.
"Informatie over Irak die wordt verspreid door de Westerse media is vaak jammerlijk onzorgvuldig of volkomen onjuist, volgens leidende Arabische personen, en zulke verdraaiingen schaden iedere kans op vrede in het land", aldus het artikel.
In het artikel wordt een woordvoerder geciteerd van de Arabische Baath Socialistische Partij, van 1968 tot 2003 de heersende politieke partij in Irak: "De meeste uitlatingen in de Westerse media hebben de bezettingsautoriteiten van de VS geholpen om de Baath Partij af te schilderen als een soennietenpartij, die de sjiieten onderdrukte en ze hun rechten ontnam. Het Comité van Debaathificatie heeft een lijst vrijgegeven van 100.000 oudere Iraakse Baathisten die na de bezetting geen toestemming meer kregen om regeringsposten te bezetten. Van die lijst waren 66.000 personen sjiieten. Dus, hoezo is de Baath Partij een soennitische partij?"
En aan de top van de Baath Partij? Kijk naar de lijst die is opgesteld door de Amerikaanse bezetters van 55 Iraakse topfunctionarissen die zij gevangen wilden nemen, dood of levend, om te beginnen president Saddam Hoessein. De helft van de personen op deze lijst waren sjiieten, anderen waren soennieten, christenen en Koerden, volgens het Al-Jazeera artikel.
De invasie en bezetting door de VS van Irak is de oorzaak voor het geweld in Irak vandaag de dag. Journalisten, correspondenten en redacteuren laten dit basale, onderliggende feit weg in vrijwel alle verslaglegging over 'sektarisch geweld'. Het Amerikaanse bezettingsleger, de functionarissen daarin en hun contractanten (een andere benaming voor huursoldaten) veroorzaken dagelijks geweld. Het zijn geen onschuldige omstanders die het land binnengekomen zijn om democratie en eenheid te brengen.
Vóór de VS-oorlog in Irak in 1991 had Irak de hoogste levensstandaard in de regio en er was volledige alfabetisering en gratis gezondheidszorg.
De luchtmacht van het Pentagon voerde 110.000 luchtaanvallen uit in 1991, waarbij ieder industrieel complex, communicatiecentrum, reservoir, pompstation, zuiveringsfabriek en voedselverwerkingsfabriek werd aangevallen, evenals scholen, ziekenhuizen en huizen. Gedurende 12 jaar vonden er af en toe bombardementen door de VS plaats, naast de door de VS en VN opgelegde uithongeringsancties. Dat veroorzaakte een gecreëerde hongersnood, bedoeld om het gehele land te verstikken, die leidde tot de dood van 1,5 miljoen Irakezen. Daarna volgden in 2003 de enorme bombardementen, de invasie en de bezetting.
De VS-'bezettingsautoriteit', onder leiding van L. Paul Bremer, begon met de opbouw van een structuur die de nadruk legde op sektarische verschillen. Bremer legde alle industrie die eigendom was van de staat stil, startte met de privatisering van de olievoorraden van Irak die voorheen nationaal bezit waren en installeerde een groep van door hemzelf uitgekozen collaborateurs, waarvan de meesten meer dan 30 jaar buiten Irak hadden gewoond.
Deze collaborateurs maakten deel uit van de oude, corrupte feodale klasse, die in 1958 tijdens de Iraakse Revolutie omvergeworpen was. Eenmaal terug in het zadel geholpen door de VS, herstelden zij het oude systeem van clan- leiders waarop het Britse kolonialisme gesteund had, waarbij zij samenwerkten met de reactionairste religieuze fundamentalisten. Tenslotte moesten zij hun laffe loyaliteit tonen door het organiseren van heksenjachten om voormalige Baath Partijleden te pakken te krijgen.
Bremer 'zuiverde' tienduizenden Iraakse leerkrachten, technici, wetenschappers en ambtenaren op ieder regeringsniveau, die voorheen lid waren van de Baath Partij. Door dit 'debaathificatie-programma' konden zij niet meer werken, geen staatsambt meer uitoefenen en zelfs niet meer stemmen.
De bezettingsmacht bepaalde wie mocht solliciteren naar een overheidsfunctie en wie politieke partijen mocht organiseren, waarbij de partijen gebaseerd op religieuze groeperingen werden bevoordeeld. De verkiezingen werden volledig langs sektarische lijnen georganiseerd. Omdat het gewapende verzet tegen de VS-bezetting het sterkst was in de voornamelijk soennitische gebieden, kregen de partijen met een sji'itische en Koerdische basis een groter deel van de zetels in het parlement en de controle over ministeries waar zij duizenden banen konden vergeven en mensen in regeringsdienst konden benoemen. Vervolgens gebruikte het VS-leger de dreiging van isolatie om een aantal soennieten over te halen te collaboreren met de bezetters.
Bron: WW, http://www.workers.org/2007/world/iraq-0215/ 11-2-2007, vertaling J.Bernaven.