VS-houding jegens Cuba Na-apen


 

Vervolg van pagina 1

Brian Wilson (*)

De verrassende waarheid die de VS zullen moeten accepteren en die de Britse regering nodig zal moeten erkennen, is dat de overgang al heeft plaatsgevonden. De ziekte van Castro schiep de situatie dat de macht naadloos werd overgedragen aan een team van zijn meest vertrouwde en ervaren collega's. Er is geen enkele reden om te speculeren over een na-Castro bestuur, laat staan om te pogen het resultaat ervan te manipuleren. Het is al zo ver. Als Castro eventueel sterft zal er een uiting van hartverscheurend verdriet zijn onder het Cubaanse volk. Hoezeer ook Washington niet houdt van dit volk, toch zou er meer aandacht moeten worden gegeven aan deze gevoelens dan aan het hoerageroep van de feestelijkheden in Miami. Want de Cubaanse massa's die om Castro rouwen zullen zich niet keren tegen zijn aangestelde opvolgers. (...) Het collectief leiderschap dat sinds juli 2006 is gevormd staat onder leiding van

Rául Castro, Fidel's 75-jarige broer, die al gedurende een lange periode verantwoordelijk is voor de militaire macht. Maar het Cubaanse volk is pragmatisch en het weet dat ook Rául niet voor jaren actief zal blijven; vandaar de overgang tot een collectief leiderschap. Dit bestaat uit mensen die aan Fidel's zijde gevochten hebben en een legendarische status kregen, naast jongere technocratischer ingestelde leden van de regering. Carlos Lage, kinderarts van beroep en eerste minister onder Fidel, heeft de verantwoordelijkheid voor de belangrijke energiesector; een eersteklas organisator en goed in communicatie. Francisco Soberon, directeur van de Centrale Bank, is een wijze beleidsman die voor jaren de begroting in balans hield tegen alle verwachting in. Ik ontmoette Felipe Perez Roque, de fiere en welbespraakte minister van Buitenlandse Zaken, voor het eerst toen hij Fidel's privé-secretaris was. En er zijn vrouwen zoals Yadira Garcia, verantwoordelijk voor de natuurlijke rijkdommen van het land.

Washington's droom van het ineenstorten van het leiderschap na Castro is pure fantasie; Engeland moet koersen op de dialoog, niet op een breuk. De Amerikaanse (en helaas dus ook de Britse) politiek jegens Cuba is gebaseerd op de veronderstelling dat na Fidel's dood het volk de straat zal opgaan, dat het huidige regeringssysteem uit elkaar valt en een regime zal worden aangekondigd dat voor Amerika (en dus ook voor Engeland) acceptabeler is.

Het is steeds een afgezaagde strategie geweest, gevormd vanuit `wishful thinking' en opzettelijke onwetendheid. Eén van de vele scenario's die niet werd geduld is een ordelijke overgang terwijl Castro nog leeft. Voor zover deze mogelijkheid onderzocht is werd deze al verworpen op grond van de mening dat hij nooit vrijwillig de macht zou afstaan die hij meer dan 40 jaar op elk niveau van de Cubaanse aangelegenheden heeft uitgeoefend.

Het na-apen van de VS-houding jegens Cuba zal ons nergens brengen

Geloof mij, het zijn mensen van hoog niveau, die nu stevig de touwtjes in handen hebben en zouden passen in elke regering. Geen van hen is een onbuigzame ideoloog naar de karikatuur van Washington en nog minder een autoritaire schender van mensenrechten. Zij zullen pragmatisme en flexibiliteit tonen, maar zeker niet omzwaaien en toestaan dat de fundamentele hervormingen van de Cubaanse revolutie gaan rafelen.

Waar staat Engeland bij dit alles?

Jammer genoeg, weer als Amerika's slippendrager. Ik begrijp de redenen waarom wij in internationale zaken doorgaans de zijde van Washington kiezen. Maar het heeft mij steeds getroffen dat Cuba een aangelegenheid was waarin wij een constructieve buitenlandse politiek zouden kunnen voeren zonder aan onze brede relatie te twijfelen.

Tijdens mijn regeringsperiode probeerde ik de Britse relatie met Cuba te normaliseren over o.a. handel en energie en goede diplomatieke betrekkingen werden geïnitieerd door de toenmalige ambassadeur in Havana, David Ridgeway. Zonder af te wijken van de eigen formele regeringspositie was het mogelijk om op basis van wederzijds respect te discussiëren en samen te werken.

Maar dat alles is veranderd. Buitenlandse Zaken werd betrokken bij de offensieve diplomatie van de Europese Unie jegens Cuba, geleid door de Spaanse eerste minister Aznar, in lijn met de VSpolitiek. Hoewel Spanje nu weer een socialistische regering heeft en als gevolg daarvan de EU-politiek milder is geworden, verbindt Engeland zich herhaaldelijk met de meest rechts georiënteerde regeringen ten opzichte van Cuba.

Onze ambassade in Havana wordt gemeden door de Cubaanse ministers en andere openingen naar samenwerking zijn bijna verdwenen. Niemand in een Britse regeringsfunctie heeft kennis uit de eerste hand over Cuba óf over de mensen die daar beleid voeren. Onze invloed is tot nul gedaald omdat wij er voor kiezen mee te gaan in de orthodoxie van Washington: dat een omslag in het Cubaanse regime op de drempel staat.

Klaarblijkelijk wordt deze houding gerechtvaardigd door bezorgdheid over de wijze hoe Cuba omgaat met mensenrechten. Toen Margaret Beckett haar eerste speech hield als buitenlandsecretaris voor mensenrechten, was het opvallend dat Cuba in haar aanmerkingen `de ereplaats' kreeg; aan onze glorieuze bondgenoot Saoedi-Arabië werd zelfs geen woord verspild.

Niet alleen de Cubanen hebben er recht op te klagen over het hanteren van dubbele normen, ook de Britten. Degenen die inzake Cuba meelopen met het Amerikaanse kamp zijn nooit bereid geweest te erkennen dat een land dat bijna een halve eeuw onder constant economisch beleg leeft en dat meer dan enig ander land onderworpen is aan buitenlandse complotten, het recht heeft mensen `dissident' te noemen zonder dat dit vergeleken kan worden met de situatie in de landen van haar belagers. Maar het onweerlegbare feit is dat de dialoog zoals die in het verleden plaatsvond meer resultaat oplevert, terwijl een houding van afkeer uit na-aperij van Washington zeker niets oplevert. Door te erkennen dat verandering van het Cubaanse leiderschap niet zal plaatshebben en niet door interventie van buitenaf kan worden opgelegd, kan Engeland een wederzijds respectvolle relatie met Cuba herstellen. Het is nog niet te laat. Maar als ons enige doel is de Cubaanse regering te destabiliseren en de aanpak te steunen van de VS om die te vervangen, dan heeft het geen zin om zelfs maar naar de begrafenis te gaan. Want niemand zal ons daar aanspreken, tenzij iemand van de CIA.

(*) Brian Wilson, voorheen Brits minister van Buitenlandse Zaken, had regelmatig contact met Cuba tussen 1997 en 2005. Bron: THE GUARDIAN http://www.guardian.co.uk/comment/story/0,2008091,00.html, 8-2-2007, vertaling Thomas Janssen.