"(...) De Sowjet-macht, de macht van de werkende mensen, de macht die het juk van het kapitaal ten val heeft gebracht, heeft in Rusland met ongehoorde, onvoorstelbare moeilijkheden te kampen. De landheren en kapitalisten van Rusland, en met hen ook die van de hele wereld, voeren vol haat oorlog tegen de Sowjetmacht. Want ze zijn bang voor haar voorbeeld, ze zijn bang dat ze de sympathie en ondersteuning van de arbeiders van de gehele wereld voor zich weet te winnen.
Samenzweringen in het land, het corrumperen van de Tsjechoslowaken, de landing van de buitenlandse troepen in Siberiƫ, in Archangelsk, in de Kaukasus, in het zuiden, bij Petrograd, honderden miljoenen roebel die voor steun aan Koltsjak, Denikin, Joedenitsj en andere tsaristische generaals weggegooid worden. Dit alles wordt door de kapitalisten van de hele wereld, die miljoenen en miljarden aan oorlogsleveranties verdiend hebben, in beweging gezet om de Sowjet-macht omver te werpen (...)"
Uit: Twee jaren Sowjet-macht, Lenin, 1919