MOOIE WOORDEN

Vreedzame co-existentie - tussen wie en wie?


 

Rinze Visser

`Verzorgingsstaat' is eigenlijk niet het goede woord. De voorstanders van het afbreken ervan want er is echt meer aan de hand dan een dipje ­ houden van dat woord. In de rechtse propaganda roept het woord associaties op met gezonde, sterke jonge mensen die ten onrechte vertroeteld worden; die liever hun hand ophouden dan aan de slag gaan. Dat kan allemaal maar in dit overgereguleerde, oververzorgende landje...

Er bestaat een onderschatting van het belang van wat doorgaans verzorgingsstaat wordt genoemd. Dit geldt evenzo voor wat er met die verzorgingsstaat aan de hand is. "De verzorgingsstaat zit in een dipje", zei onlangs de burgemeester van Amsterdam. Wat men verzorgingsstaat noemt is het geheel van wetten en regels, waarin de bescherming tegen de winsthonger en totale uitpersing door de klasse van kapitalisten en tegen de willekeur van de zogenaamd gegoede burgerij is vastgelegd.

Eveneens worden de klachten over afname van kwaliteit van zorg voor hulpbehoevende oude mensen dan afgezet tegen lanterfantende uitkeringstrekkers. Terwijl in het progressief genoemde kamp de slachtoffers van sociale afbraak vaak niet worden gezien als slachtoffer van politieke besluiten, maar van een lage opleiding, van het wonen in `achterstandsbuurten' en dergelijke. Sloop hun huizen, dwing ze, op straffe van inhouding van de uitkering tot het volgen van cursussen, werken zonder loon met behoud van uitkering en alles zal goed komen...

Sloop al datgene wat verzorgingsstaat heet en biedt arrangementen aan door speciaal voor dat doel opgerichte bedrijven, die rijk worden van kapitalistische illusiepolitiek. Onder regie van gemeenten, waar in veel gevallen bestuurders zich verdringen om door middel van sociale illusies hun politieke en economische marktwaarde op te vijzelen. `Samen werken, samen leven', dat is het motto van de nieuwe regering. Een regering die in de pers als christelijk-sociaal wordt afgeschilderd. Mensen jonger dan 27 jaar, geen recht meer op bijstand. O, wat is dat toch sociaal! De verzorgingsstaat in een dipje? Samen werken, samen leven, dat is het nietszeggende en beschamend verhullende antwoord op de voelbare, ook door de verkiezingsuitslag van 22 november 2006 aangetoonde onvrede onder een groot deel van de bevolking. Niet alleen een antwoord, maar ook een motto dat aansluit bij de eerdere CDA-waarden- en normenoproepen. Tegen de individualisering die ze zelf bevorderd hebben en nog dagelijks bevorderen door hun horigheid aan hun kapitalistische bazen en andere geldopslurpers. Achter de schijnheilige façade schuilt de oproep aan de slachtoffers en potentiële slachtoffers om niet het grootkapitaal ­ dat met bedrijven en mensen doet wat hem het beste uitkomt ­ als vijand te zien, maar er juist mee samen te werken en er in vrede (is in lijdzaamheid) mee samen te leven.

Het overbruggen van tegenstellingen heeft men overgenomen uit een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. De verzorgingsstaat moet niet meer verzorgen en verzekeren, maar verheffen en verbinden, melden deze regeringsadviseurs. Niet meer verzekeren, want dat kunnen de private kapitalistische verzekeringsbedrijven als de beste... Verheffen? Dat betekent dat de arme vooral arm blijft maar bevrijd wordt van die verstikkende, verzorgende mantel van de overheid. Alsof armoede bij de gratie van voedselbanken en aalmoezen een verheven status is vergeleken bij het recht op een uitkering bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid! Verbinden? Dat is zeker niet het voorkomen dat bevolkingsgroepen uit de onderliggende klassen tegenover elkaar komen te staan. Verbinden betekent hier: het veralgemeniseren van de idee dat rijk en arm samen een positieve functie hebben, opdat de macht van de machtigen tot in de eeuwigheid kan voortduren.

De jaren vijftig van de vorige eeuw. Een periode waar `mensen die er toedoen' smalend over spreken. Bedomptheid, spruitjes (`De Avonden', Reve); verzuiling, van die dingen. Hij werkte buiten zijn woonplaats, op het water. Alleen de weekeinden was hij thuis bij vrouw en kinderen. Nu was het midden in de week, toch was hij thuis. Had nogal last van zijn ene arm, ziektewet. Het was een lange, warme, droge periode. De regenwaterbak was leeg; waterleiding hadden ze nog niet. Er moest water gehaald worden bij zijn moeder, twee straten verderop. Eén emmer kon hij wel meenemen, aan z'n goede arm. Het was alsof de duvel ermee speelde. Tijdens de korte afwezigheid kwam de controleur van de ziektewet langs en wachtte op 's mans thuiskomst. Onvermurwbaar, niet tot clementie te verleiden. De straf: een dag zonder inkomen. Dat kon een dag niet eten of een boze huisbaas betekenen. Oren en hart des controleurs waren daar ongevoelig voor.

Dat was de tijd waarin de verzorgingsstaat in opbouw was. Wij leven nu in de tijd van afbouw. "Hij zit in een dipje", zo wist de burgemeester het te zeggen...