Verhit debat over biobrandstoffen


Koolzaad, gesubsidieerd goudmijntje voor boeren. Milieuvriendelijk of juist niet?  


 

Overpeinzingen van Fidel Castro (*)

Atilio Borón, een vooraanstaande linkse intellectueel die tot voor kort voorzitter was van de Latijns-Amerikaanse Raad voor de Sociale Wetenschappen (CLACS), schreef ter gelegenheid van de 6e Conferentie voor de Strijd tegen de Vrijhandelsakkoorden en voor de Integratie van de Bevolkingen een artikel dat zojuist in Havana gepubliceerd werd. Hij was zo vriendelijk het aan mij toe te sturen vergezeld van een brief.

De essentie van zijn betoog heb ik samengevat en ik hanteer daarbij exacte citaten uit de paragrafen en zinnen uit zijn artikel. Het luidt als volgt:

Olie was al bekend in de prekapitalistische samenlevingen en werd toen ontgonnen in ondiepe afzettingen. Ze werd gebruikt voor niet-commerciële doeleinden, zoals het waterdicht maken van houten schepen en het vervaardigen van textiel en toortsen. De oorspronkelijke naam was 'petroleum' of 'steenolie'.

Tegen het einde van de 19e eeuw, na de ontdekking van grote olievelden in het Amerikaanse Pennsylvania en de technologische ontwikkelingen die het uitgebreide gebruik van de interne verbrandingsmotor met zich meebracht, werd olie dé energiebron van de 20e eeuw.

Energie wordt beschouwd als handel, en niets meer. Marx waarschuwde er al voor dat dit niet te wijten is aan de perversiteit of de harteloosheid van de een of andere individuele kapitalist, maar dat dit het gevolg is van de logica van een proces van opeenstapeling dat gevoelig is voor het onophoudelijke 'mercantilisme' dat alle aspecten van het maatschappelijk leven op zowel materieel als immaterieel gebied aantast. Het mercantilistische proces kwam niet tot stilstand bij de mens; het breidde zich tegelijkertijd uit over de natuur. Het land en zijn producten, de rivieren en de bergen, de jungles en de bossen werden het doelwit van het onstuitbare plunderen dat met dit proces gepaard ging. Ook levensmiddelen konden natuurlijk niet ontsnappen aan deze duivelse dynamiek. Het kapitalisme tovert alles wat het op zijn pad tegenkomt om in koopwaar.

Voedsel wordt getransformeerd tot brandstof. Zodoende blijft een absurde samenleving levensvatbaar. De rijkdom en privileges van een kleine groep blijven behouden terwijl er een enorme aanslag wordt gepleegd op het milieu en de ecologische voorwaarden waaronder er leven op aarde kan bestaan.

Het omzetten van voedsel in brandstof is een monsterlijke daad

Het kapitalisme houdt zich gereed voor een uitgebreide euthanasie op de armen, in het bijzonder op de armen in het Zuiden. Daar bevinden zich immers de grootste reserves aan biomassa op aarde die nodig zijn voor het produceren van biobrandstof. Ongeacht ontelbare officiële verklaringen, waarin gegarandeerd wordt dat er geen keuze gemaakt hoeft te worden tussen voedsel en brandstof, toont de werkelijkheid aan dat er maar één keuze mogelijk is: het land wordt gebruikt voor de productie van voedsel óf voor de productie van biobrandstoffen. De belangrijkste lessen die gegevens van de voedsel- en landbouworganisatie van de VN (FAO) over landbouwgrond en het gebruik van kunstmest ons leren zijn de volgende:

De totale landbouwgronden van de Europese Unie voldoen nauwelijks om tegemoet te komen aan dertig procent van haar huidige behoefte aan brandstof. In de toekomst zal deze behoefte waarschijnlijk nog groter zijn. Om tegemoet te komen aan de huidige vraag aan fossiele brandstoffen in de Verenigde Staten zouden zij 121 procent van al hun huidige landbouwgronden moeten gebruiken voor de productie van biobrandstoffen.

De consequentie van dit alles is dat de productie van biobrandstoffen vooral van het Zuiden zal moeten komen, van de arme en gekoloniseerde achtertuin van het kapitalisme. Wiskundige berekeningen liegen niet: het ontbreekt de Verenigde Staten en de Europese Unie aan genoeg landbouwgronden om tegelijkertijd te kunnen voorzien in een toename van de voedselproductie én in de uitbreiding van de productie van biobrandstoffen.

Ontbossing van de planeet zou het landoppervlak dat geschikt is voor landbouw vergroten, voor een poosje. Dit zou hoogstens voor tientallen jaren soelaas bieden. Daarna zouden deze gronden te lijden hebben onder verwoesting en de situatie zou erger worden dan ooit. Het dilemma tussen het gebruik van land voor de productie voor voedsel of voor ethanol en biodiesel zou des te heviger worden.

De strijd tegen de honger - momenteel zijn er wereldwijd zo'n 2 miljard mensen die hongerlijden - zou hevige tegenslagen te verduren krijgen als meer landbouwgronden gebruikt zouden worden voor de productie van biobrandstoffen. Landen die al van oudsher getroffen worden door de honger zullen moeten toezien hoe hun landbouw zich in razendsnel tempo transformeert om tegemoet te komen aan de onlesbare en irrationele dorst naar brandstoffen van de rijke landen. Het enige mogelijke resultaat hiervan is een stijging van de voedselkosten en een verdere verslechtering van de sociale situatie in de zuidelijke landen.

Bovendien groeit de wereldbevolking jaarlijks met 76 miljoen mensen die allemaal voedsel nodig hebben dat voortdurend duurder zal worden en minder binnen hun bereik zal komen te liggen.

In 'The Globalist Perspective' voorspelde Lester Brown minder dan een jaar geleden dat het grootste deel van de toegenomen graanproductie in 2006 verbruikt zou worden door auto's. Van de 20 miljoen ton die meer werd geproduceerd dan in 2005 werd 14 miljoen gebruikt voor de productie van olie. Slechts 6 miljoen ton werd gebruikt om de honger te lenigen. De auteur bevestigt dat de dorst van de wereld naar autobrandstof onlesbaar is. Brown's conclusie behelst de voorbereiding van een scenario waarin er een directe confrontatie plaatsvindt tussen 800 miljoen welvarende autobezitters en de voedselconsumenten.

De verwoestende gevolgen van verhoogde voedselprijzen, die zich onverbiddelijk voordoen als landbouwgrond gebruikt wordt voor voedsel of brandstof, werd aangetoond door C. Ford Runge en Benjamin Senauer, twee hoog aangeschreven hoogleraren van de University of Minnesota. Hun artikel hierover werd gepubliceerd in 'Foreign Affairs' onder de alleszeggende titel 'Hoe biobrandstoffen de armen uithongeren'. De auteurs laten zien hoe in de Verenigde Staten niet alleen de prijzen van ma's (oliehoudende gewassen en granen), gestegen zijn als gevolg van de biobrandstofindustrie, maar ook die van gewassen die daar ogenschijnlijk niet aan gerelateerd zijn. De vergroting van het landoppervlak dat gebruikt wordt om tegemoet te komen aan de vraag naar ethanol verkleint de ruimte voor andere gewassen. De levensmiddelenfabrikanten die bij voorbeeld bonen en babyma's verwerken zagen zich al gedwongen hogere prijzen te betalen om hun voorraden te kunnen garanderen. Deze prijsverhoging zal uiteindelijk doorberekend worden aan de consument. De verhoging van de voedselprijzen treft ook de veeteelt en de pluimveehouderijen. Ze hebben gezorgd voor een plotselinge daling van het inkomen, vooral in de pluimvee- en varkenssector. Als het inkomen blijft dalen zal de productie daarin meegaan en de prijzen van kip, kalkoen, varkensvlees, melk en eieren zullen stijgen. Runge en Senauer waarschuwen ervoor dat de verwoestende gevolgen van stijgende voedselprijzen vooral in de derdewereldlanden gevoeld zullen worden.

Studies van het Belgische Instituut voor Natuurwetenschappen tonen aan dat biodiesel meer gevaren voor de gezondheid en het milieu oplevert omdat deze meer poederachtige vervuiling veroorzaakt en meer verontreinigende stoffen vrij laat komen die de ozonlaag aantasten.

In reactie op claims als zouden biobrandstoffen onschadelijk zijn, heeft professor Victor Bronstein van de Universiteit van Buenos Aires het volgende aangetoond:

Het vooruitzicht van biobrandstoffen is niet levensvatbaar, en bovendien in ethisch en politiek opzicht onaanvaardbaar. Maar dat is niet genoeg om ze te verwerpen. Wat we nodig hebben is het voeren van een nieuwe energierevolutie, maar dan een die de bevolking ten dienste staat en niet de monopolies en het imperialisme. Wellicht is dat de belangrijkste uitdaging van onze tijd, zo concludeert Atilio Borón.

Zoals u ziet neemt deze samenvatting wat ruimte in beslag. We hebben ook tijd en ruimte nodig, bijna een boek. Over het meesterwerk 'Honderd jaareenzaamheid', dat de schrijver Gabriel Garcia Marquez beroemd maakte, werd wel gezegd dat hij vijftig pagina's moest schrijven voor elke bladzijde die gedrukt kon worden. Hoeveel tijd zou het mijn arme pen kosten om hen tegen te spreken die uit hebzucht, onwetendheid, onverschilligheid of uit alledrie tegelijk een kwaadaardig idee verdedigen? En om gegronde en eerlijke argumenten te verdedigen van hen die zich inzetten voor het leven van alle wezens?

Een aantal wezenlijke meningen en gezichtspunten werd besproken tijdens de conferentie in Havana. We zouden hier meer over moeten praten, ook over de omstandigheden waaronder de handmatige suikerrietkap plaatsvindt. Een realistische documentaire hierover die vertoond werd riep het beeld op van Dante's 'Inferno'. De media dragen wereldwijd steeds meer opinies, afkomstig van de Verenigde Naties en diverse nationale wetenschappelijke instituten, uit. Ik stel vast dat het debat aan het opwarmen is. Het feit dat het onderwerp besproken wordt betekent alvast een belangrijke stap voorwaarts.

Bron: Granma, Havana, 7 mei 2007, vertaling Frans Willems.