Wil van der Klift
De inkomens van de bestuurders van de grootste bedrijven van Nederland stegen in 2006 met gemiddeld 12,34 procent. Vooral als gevolg van hogere bonussen. De gemiddelde bestuurder ontving in 2006 een bonus van 275.000 euro, 24 procent meer dan in 2005. De basissalarissen stegen met 7 procent naar 490.000 euro. In de vorige Manifest lieten we de grootste graaiers al de revue passeren. De buitensporig hoge topsalarissen stijgen veel sneller dan de inkomens van werknemers. 'Komt er dan nooit een einde aan deze praktijken'? vragen velen zich af.
Sinds 2004 hebben aandeelhouders het recht tegen het beloningsbeleid van een bedrijf te stemmen. Tot nu toe zijn zij echter altijd akkoord gegaan met de voorstellen tot salarisverhoging. De politiek zegt al sinds de eeuwwisseling de ongebreidelde stijgingen te willen inperken, maar heeft tot nu toe niet ingegrepen in de salarisontwikkeling. Gaat dat op korte termijn nu wel gebeuren?
Het antwoord gaven we al verschillende malen eerder in Manifest. Nee, dat zal niet gebeuren. Dit soort zaken horen bij het kapitalisme als de druppels bij de regen. Wat ook bij dit systeem hoort is het schijnheilige gepraat over de uitwassen van het systeem. Hoe groter de onrechtvaardigheid hoe meer spektakel. Hoe meer het systeemfalen door harde voorbeelden wordt getoond hoe meer er wordt gelogen en hoe meer halve waarheden er worden verkondigd om de werkelijkheid te verdoezelen.
"We keren ons nooit tegen de hoogte van het salaris van de bestuurders van Nederlandse bedrijven", zegt Christel Dumas van Institutional Shareholder Services (ISS) uit Brussel. "Dat is zo'n ingewikkelde discussie die afhangt van zoveel lokale en individuele aspecten. Daar wagen we ons niet aan."
Het salaris van de baas, een optelsom van loon, bonus, pensioen en eventuele aandelen en opties, is een culturele kwestie en de lokale verantwoordelijkheid van een bedrijf en van de raad van commissarissen, zegt Dumas van ISS. "Voor ons is de manier waarop een bedrijf tot een salaris komt van belang en de transparantie. De hoogte telt eigenlijk niet."
Ingewikkeld dus, afhankelijk van veel lokale factoren. Een moeilijk probleem dat zomaar niet kan worden opgelost. Het één is waar, het ander niet. Ingewikkeld is het helemaal niet, moeilijk oplosbaar wel. Maar het is alleen maar onoplosbaar omdat niemand binnen het kapitalisme een antwoord heeft op het probleem. Voor de oplossing van dit soort problemen is een socialistische samenleving voorwaarde. Een samenleving waar de menselijke behoeften van velen uitgangspunt zijn en niet de winsten van enkelingen. Een samenleving waar sociale planning mogelijk is. Elke poging binnen het kapitalisme om dit soort fundamentele tegenstellingen op te lossen loopt al bij voorbaat spaak en moet dan ook noodzakelijkerwijs stranden. De strijd tegen de exorbitante inkomens moet daarom hand in hand gaan met de strijd voor een socialistische samenleving.
In de praktijk betekent het advies van ISS: "blijf buiten de discussies over de hoogte van de topsalarissen in Nederland" zodat de bestuurders van grote bedrijven niets te vrezen hebben van hun aandeelhouders als het gaatover hun beloning. Dat is te merken op aandeelhoudersvergaderingen. Daar maken met name de pensioenfondsen nog enig misbaar tegen de beloningsvoorstellen. De pensioenfondsen moeten echter wel kritische geluiden uiten omdat hun bestuur voor de helft bestaat uit vakbondsvertegenwoordigers. Naar buiten toe in ieder geval fervent tegenstanders van hoge beloningen. Hun argumenten worden door de overgrote meerderheid van de (buitenlandse) aandeelhouders van tafel geveegd. Ook de excessieve bonussen voor topman Don Shepard van Aegon werden door de aandeelhouders goedgekeurd. Het blijft dus stil aan het aandeelhoudersfront.
Het bedrijfsleven nam onder druk van de politiek en de publieke opinie het initiatief tot de vorming van de commissie-Tabaksblat, die het gebutste imago van de grote bedrijven, na een reeks schandalen, moest verbeteren. Morris Tabaksblat, voormalig topman van Unilever, ontwierp een code die de aandeelhouder meer macht geeft. De code moest een dam opwerpen tegen excessen, zoals boekhoudfraude, buitensporige beloningen en een-tweetjes tussen bestuur en commissarissen.
Aandeelhouders hebben nu op papier veel invloed bij Nederlandse bedrijven als gevolg van de politieke onvrede over de hoogte van de topsalarissen. In 2004, op het hoogtepunt van het maatschappelijke debat over de 'exhibitionistische zelfverrijking' in het bedrijfsleven (aldus Wim Kok indertijd), kregen aandeelhouders het wettelijke recht zich te bemoeien met het beloningsbeleid. Zij zouden, zo was de hoop van links in de Tweede Kamer, de beloningspakketten van de bestuurders afkeuren wanneer die uit de pas liepen met de salarisontwikkeling van de gemiddelde werknemer.
Maar wie nog droomt van de 'successen' van de Nederlandse Gouden Eeuw of zelfs maar van de opbouwperiode van na de Tweede Wereldoorlog leeft niet in deze tijd. Elke ontwikkeling in Nederland is met duizend draden verbonden met de omringende wereld. En de ontwikkelingen in de omringende wereld worden met name bepaald door de gevolgen van de kapitalistische globalisering (of zoals we dat sinds Lenin noemen het imperialisme). Dat geldt ook voor dit vraagstuk.
Driekwart van de aandelen is in buitenlandse handen. Buitenlandse beleggers hebben het daarom voor het zeggen bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. "Aegon haalt zo'n 80 procent van het resultaat buiten Nederland. Het potentiële managementtalent bevindt zich voor driekwart buiten Nederland en in belangrijke mate buiten Europa. Dat talent krijgen we alleen maar naar ons hoofdkantoor als het wordt gehonoreerd op basis van zijn criteria", redeneert Jos Streppel, CFO van Aegon N.V. en namens het Nederlands Centrum van Directeuren en Commissarissen lid van de commissie Frijns (De Monitoring Commissie Corporate Governance).
Hij verwacht niets van deze commissie als het gaat om de salariëring en ziet ook niets in de adviesrol van ondernemingsraden. Je ziet volgens hem in toenemende mate mensen van buitenlandse afkomst op de topfuncties. Die moet je volgens Streppel belonen volgens de beloningsmaatstaven van hún land. In Nederland zijn de directiebeloningen niet extreem hoog, voegt hij eraan toe. Dát is de werkelijkheid waartegen elke poging tot verandering stukloopt.
De buitenlandse aandeelhouders maken door hun dominante positie de dienst uit. De deelnemers trekken samen op: ze gaan bij toerbeurt naar aandeelhoudersvergaderingen en stemmen daar bij volmacht voor de andere beleggers.Nederlandse beleggers kunnen nog zo kritisch zijn, buitenlandse aandelenbezitters stemmen meestal gewoon in met de beloningsvoorstellen van een Nederlands bedrijf. Grote vermogensbeheerders stemmen in de regel nooit tegen de beloningsparagrafen. Dat wordt gezien als een agressieve daad. Daarmee zouden ze hun kans verspelen op een een-op-een-gesprek met het management.
Ook opkoopfondsen en hedgefondsen, die een steeds grotere rol spelen op de financiële markten, zullen de salarisrace niet stoppen. Deze beleggers kijken slechts naar de waarde van het aandeel. Het salaris van de baas is voor hen bijzaak. Voor beleggers, zoals pensioenfondsen en vermogensbeheerders, is de waardeontwikkeling van een bedrijf op lange termijn van cruciaal belang. De salariëring speelt slechts zijdelings een rol. En daarmee is de cirkel rond omdat op deze wijze ook de deelnemende vakbeweging (ABN) monddood wordt gemaakt. Dat is de kern van het nieuwe realisme van links tot rechts: je kunt de uitwassen van het kapitalisme marginaal wat temperen maar niet fundamenteel, maar laten we het systeem zelf toch maar niet ter discussie stellen, dat is veel te moeilijk. De topsalarissen blijven dus voorlopig nog gewoon doorgroeien met meer dan 10 procent.
Bron: VK, 9-6-2007 en FD Strategie, juni 2007.