Redactie buitenland
De Cubaanse regering dient in oktober voor de zestiende keer een motie in bij de VN tegen het Amerikaanse handelsembargo tegen Cuba. De 45 jaar oude maatregel heeft het Caribische eiland al 64 miljard euro gekost. Bij de vorige stemming kreeg Cuba 182 lidstaten achter zich.
Toen Cuba in 1992 in de Algemene Vergadering van de VN voor het eerst een motie voorlegde die de VS oproept het handelsembargo op te heffen, kon het 59 landen overtuigen mee te stemmen. Sindsdien neemt de steun voor het Cubaanse voorstel gestaag toe. Vorig jaar stemden alleen Israël, Palau en de Marshalleilanden nog samen met de VS tegen de motie. Alleen Micronesië onthield zich.
Cuba wil in de eerste plaats nog eens duidelijk maken dat het Amerikaanse Cubabeleid op algemene internationale afwijzing stuit, zegt de Cubaanse minister van Buitenlandse Zaken, Felipe Pérez Roque. Pérez Roque omschrijft het embargo als genocide en als een niet-verklaarde oorlog tegen een land dat geen bedreiging vormt voor de VS.
De steun van de Europese Unie is cruciaal voor Cuba. De landen van de Europese Unie stemden de afgelopen jaren gezamenlijk voor de resolutie, maar de Unie is tegelijkertijd kritisch over de mensenrechtensituatie op Cuba. Europese oproepen tot democratische hervormingen en diplomatieke sancties (...) leidden er in 2003 toe dat de politieke dialoog tussen de EU en Cuba formeel werd bevroren.
Nu heeft Pérez Roque aangekondigd dat er in de marge van de komende zitting van de Algemene Vergadering een "verkennende ontmoeting" komt met de Europese Troika (Duitsland, Portugal en Slovenië) en met de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken, Miguel Angel Moratinos. Met name Portugal en Spanje stellen zich tegemoetkomend op t.a.v. Cuba.
Bron: IPS/Patricia Grogg, 19-9-2007.
Redactie buitenland
"Nooit tevoren waren de gevaren die het menselijk ras bedreigen zó zichtbaar, nooit eerder werden de schendingen van het internationaal recht zó duidelijk, zoals deze nu in toenemende mate een risico vormen voor de vrede en de veiligheid. Nooit eerder werden de ongelijkheid en uitsluiting zó openlijk opgelegd aan tweederde van de bevolking van onze planeet."
Een beslissende factor voor het voortbestaan van de mensheid zal zijn het beëindigen van de verkwisting en het ongebreideld consumeren, aangemoedigd door de grote bedrijven en door machthebbers in een handvol ontwikkelde landen, ten koste van de verarming en de instandhouding van de onderontwikkeling in een aanzienlijk aantal landen waar miljarden vechten om te overleven. Nu moet er actie ondernomen worden, dringend, en de ontwikkelde landen hebben de morele plicht en de historische verantwoordelijkheid om het voorbeeld te geven en met grote prioriteit een inspanning te leveren.
Veel van onze landen in het Zuiden vallen ten prooi aan onaanvaardbare daden van agressie door de machtigen die hun basis vinden in een onverzadigbare honger naar strategische grondstoffen. Veroveringen en de afkondiging en toepassing van de doctrine van 'preventieve oorlogen', waarbij kernwapens niet uitgesloten worden, voorwendsels zoals de 'oorlog tegen terrorisme', het uitbazuinen van 'bevordering van de democratie' of de 'vervanging van een bestaand regime' in door hen eenzijdig tot 'schurkenstaten' benoemde landen, zijn tegenwoordig de meest serieuze bedreigingen van de vrede en de veiligheid in de wereld.
Onder het vaandel van vrijheid en democratie worden de natuurlijke rijkdommen in de derde wereld geplunderd en worden streken van toenemend strategisch belang onder controle gehouden. Dat is het plan van imperialistische overheersing van de militaire grootmacht en dat wordt met elk denkbaar middel opgedrongen.
"Als een klein land zijn recht op onafhankelijkheid nastreeft en verdedigt, wordt het ervan beschuldigd een 'schurkenstaat' te zijn; als een grootmacht een land aanvalt wordt gezegd dat hij de bevolking bevrijdt... Wie vecht tegen een buitenlandse agressor is 'een terrorist', de aanvallende militair noemt men 'een vrijheidsstrijder'. Zo verkopen de media de oorlog, de verdraaiing van de waarheid, de tirannie van een bekrompen geest in een globaliserende wereld," zei Félipe Roque, minister van Buitenlandse Zaken van Cuba.
Félipe Roque haalde in zijn toespraak de woorden aan van Fidel Castro tijdens de Algemene Vergadering van de VN in oktober 1979: "Laten we afscheid nemen van wapens en op een beschaafde wijze de belangrijke problemen van onze tijd ter hand nemen. Dat is de verantwoordelijkheid van alle regeringsleiders en onvermijdelijk voor het overleven van de mensheid."
De minister somde vervolgens de ontelbare voorbeelden op van ongelijkheid: "Hoevelen hebben toegang tot drinkwater, tot scholing, tot bronnen van energie, tot gezondheidszorg, tot alle millenniumdoeleinden? Hoeveel volkeren gaan gebukt onder een schuld aan rijke landen die elkaar beschermen met landbouwsubsidies, patenten en invoerrechten?
Als voorzitter van de niet-gebonden landen (NAM) pleit Cuba voor een einde van hun uitsluiting. Félipe Roque: "De niet-gebonden landen hebben geen behoefte aan aalmoezen, zij eisen gerechtigheid. Respecteer ons recht op culturele pluriformiteit, het behoud van onze erfenis, onze symbolen en onze eigenheid. Deze unanieme eis is onlangs neergelegd in Teheran op onze ministervergadering over mensenrechten en culturele diversiteit."
Vervolgens gaf Roque de wens door van de niet-gebonden landen voor democratischer en transparantere VN, waarin de Algemene Vergadering hun meest representatieve en democratische lichaam is; zodat zij werkelijk de macht die zij vertegenwoordigen kunnen uitoefenen. "Wij vragen om Verenigde Naties met een hervormde Veiligheidsraad die handelt volgens een mandaat dat haar verleend is in het Charter van de Organisatie, zonder inbreuk te maken op de functies en de rechten van andere organen van dit systeem. Het zou een Veiligheidsraad moeten zijn met een groter ledental in overeenstemming met de huidige samenstelling van de VN, waarin de onderontwikkelde landen een meerderheid hebben (...) Wij hebben een mensenrechtenraad nodig om een eind te maken aan selectiviteit en dubbele normen. De niet-gebonden landen zullen zich verzetten tegen de duivelse pogingen van sommige machtige sectoren. Uit frustratie vanwege het mislukken om hun doel te bereiken proberen deze nu de overeenstemming open te breken en vraagtekens te zetten bij hetgeen in een zwaar en moeizaam proces tot opbouw van de instelling bereikt is."
Tenslotte voelde Félipe Roque zich gedwongen om ten gunste van Cuba te reageren op het schaamteloze en grove gedrag van de president van de VS, die de dag tevoren in dezelfde vergaderzaal het woord voerde: "Met vulgaire taal en op arrogante toon beledigde en bedreigde president Bush een stuk of tien landen. Op een harde en autoritaire manier gaf hij de Algemene Vergadering orders. Met een bazigheid zoals nooit eerder in deze ruimte werd vertoond strooide hij met allerlei veroordelingen van een aantal landen.
Het was een beschamende vertoning van de uitzinnigheid ('delirium tremens') door de politieagent van de wereld. Het toonde de vergiftiging van de imperialistische macht, doordrenkt van de middelmatigheid en het cynisme van hen die dreigen met een oorlog waarin zij weten dat het hun leven niet in gevaar zal brengen. De president van de VS heeft geen enkel recht een oordeel uit te spreken over enig ander land op onze planeet. Het bezitten van krachtige kernwapens geeft nog geen bevoegdheid om de rechten te schenden van volkeren in de andere 191 landen die hier vertegenwoordigd zijn."
(*) Uit de verklaring van de Cubaanse minister van Buitenlandse Zaken Félipe Pérez Roque op de 62ste zitting van de Algemene Vergadering van de VN in New York op 26 september 2007.
Bron: Infocuba, Leuven, 28 september 2007, ingekort en vertaald Thomas Janssen.