Toon Nagtegaal
Als de regering haar zin krijgt, wordt het nieuwe Europese Verdrag zonder een referendum van het Nederlandse volk onderschreven. Deze gang van zaken is typisch het beleid van deze regering. (Inmiddels is de PvdA weer eens gedraaid en is er vrijwel zeker een meerderheid in de Tweede Kamer tegen een referendum, red. Manifest). Terwijl een grote meerderheid van ons volk het eerdere ontwerp voor een Europese grondwet samen met het Franse volk naar de vuilnisbak verwees, dreigt voor de besluitvorming over het huidige 'verdrag' het Nederlandse volk te worden uitgeschakeld.
Die afwijzing was terecht een daad van groot politiek besef. Want terwijl die z.g. Europese grondwet alleen voor de regenten in Brussel en de lobbyisten van de multinationale bedrijven hanteerbaar was geworden, had het Nederlandse volk zijn hele staatsrechtelijke zeggenschap in feite opgeofferd.
Wij weten van de inhoud van het nieuwe verdrag niet meer dan wat we lezen in de Nederlandse media. Maar niemand van de meeste voorstanders van het uitschakelen van het Nederlandse volk durft te beweren dat het nieuwe 'verdrag' meer dan vijf procent verschilt van de Europese grondwet die we gezamenlijk naar de vuilnisbelt hebben verwezen. De dreigende gang van zaken rondom het nieuwe 'verdrag' is een sluitstuk van een ontwikkeling in de laatste decennia die de bevolking van Nederland grote zorgen zou moeten baren. Want hoe men deze zaak ook wil beoordelen, ook al is men terecht van mening dat een vreedzame samenwerking van de staten van Europa noodzakelijk is voor een positief sociaal beleid, dan nog was de verworpen grondwet en het huidige 'verdrag' de bevestiging van de groei van een ongekende staatsrechtelijke en ook maatschappelijke onzekerheid.
Wie de ontwikkeling volgt van de laatste 20 jaar, het beleid dat paars, blauw, zwart en hoe die regeringsgroepen zich ook noemden hebben gevoerd, staat versteld van het uithollingsproces van de Nederlandse staatsinstellingen. Van een zeggenschap van gekozen organen op bijvoorbeeld de energievoorziening van de bevolking is geen sprake meer. Daarover beslissen lieden waarvan de bevolking nauwelijks enige weet heeft. Wie in de grote steden met onderwijs te maken heeft, valt van de ene verbazing in de andere. Want de scholen die vroeger in meerderheid door de gemeenten met hun gekozen raden werden beheerd, zijn tegenwoordig in handen van particuliere ondernemingen waarvan veel zich hebben geconcentreerd in stichtingen waarvan het bestuur is gevestigd in een ander deel van het land. En die moeten over het niveau van het onderwijs beslissen. Onderwijs dat als bijkomend resultaat heeft dat de opgeleide jongeren vaak tot aan hun middelbare leeftijd opgezadeld worden met de afbetaling van voor hen torenhoge studieschulden. Een systeem dat tot nu toe vooral goed was voor de werkgelegenheid van deurwaarders. Het huidige voorstel om de leerboeken gratis te maken zal hoofdzakelijk ten goede komen aan bemiddelde lieden die nu al in staat zijn de studiekosten zelf te betalen. Zo kunnen we doorgaan.
Het stedelijk openbaar vervoer is 'verzelfstandigd' en als de bevolking van Amsterdam niet massaal had tegengestemd was het overgeleverd aan een regionale onderneming waarop de gemeente nauwelijks nog enige invloed zou hebben. De invloed van Amsterdam op de regionale media is al meer dan tien jaar geleden door de toenmalige wethouder van de VVD, Frank de Grave - de latere minister van oorlogszaken - voor 850 miljoen gulden verspild aan eenAmerikaanse onderneming die overal waar het kan in de wereld opereert, met een geschatte Amerikaanse bankschuld van (volgens wie daar iets van weten) rondom de 10 miljard dollar. En die met die miljarden schuld en de rente daarop radio en televisie tot een exploitatieobject maakt met programma's die zo min mogelijk kosten en het niveau hebben van obscure advertentieblaadjes.
Volgens de laatste berichten is dezelfde De Grave als voorzitter van de Nederlandse Zorgautoriteit - een instantie die alle zorginstellingen controleert - voorstander van een commerciƫle exploitatie van ziekenhuizen, waarbij winst voor de financiers wordt gegarandeerd. De zieke mens als exploitatieobject van de financiƫle speculatiefondsen. Huisvesting, kortom alles wat in het belang is van gewone mensen, is onttrokken aan de invloed van de gekozen stadsorganen. Voeg daarbij de regionaliseringen van de politie en gewelddadige 'vredesoperaties' waarop geen gekozen instantie nog invloed heeft, dan is er sprake van een uitholling van de democratie die ongekend is in de Nederlandse geschiedenis.
Voor communisten is ook de bestaande burgerlijke democratie geen gelegenheidspraatje van pragmatische kiesverenigingen. De huidige parlementaire democratie had zijn basis in de Franse revolutie van 1789. Haar centrale leuze: 'Vrijheid, gelijkheid en broederschap' was echter van begin af aan een holle leuze. De gelijkheid voor de wet die ze in grote lijnen tot stand bracht, verborg in werkelijkheid de groeiende maatschappelijke tegenstellingen.
Publicisten als Francois Babeuf, die al tijdens de revolutie de groeiende maatschappelijke tegenstellingen constateerde en de arbeiders als 'vierde stand' trachtte te organiseren, bekochten dat met hun leven.
Niettemin is binnen de ontwikkeling van de burgerlijke democratie de 'vierde stand' wetmatig gegroeid tot een politiek-sociale factor van betekenis. Ook de burgerlijke democratie is daarom in vele gevallen belangrijk genoeg om te verdedigen tegen het voortdurend autoritaire streven van het kapitalisme. Het gaat hierbij onder meer om de verdediging van vakorganisaties en het formeren van een politieke partij waarbij de belangen van hen die niet anders bezitten dan hun geestelijke en lichamelijke arbeidskracht centraal staan.
Wij weten dat dit uiteindelijk niet voldoende is. Iedere bedrijfseconoom weet dat onder de huidige maatschappelijke machtsverhoudingen de gebouwen en machines vervallen tot roestige bouwvallen als de arbeiders die niet tot leven brengen. Zij zijn nog steeds de enige scheppers van de warenwaarde en het totaal van de maatschappelijke rijkdommen. Een arbeidersklasse echter die wetmatig door de bourgeoisie tot slachtoffer wordt gemaakt van de conjunctuur en de marktbeweging van het kapitalisme.
In de jaren dertig van de vorige eeuw hebben communisten tegen de oorlog en het nazisme de verdediging van de democratie centraal gesteld. Niemand kan ontkennen dat ze daarbij een belangrijke politieke factor waren. Dat geldt nog meer voor deze tijd. Voor opheffing van de uitbuiting van lichaam en geest van de werkers is het meer dan ooit noodzakelijk dat een brede democratische beweging op gang komt. Dat geldt eveneens voor het voortbestaan van ons volk met zijn grote taalkundige, wetenschappelijke en culturele geschiedenis die niet verkwanseld mag worden aan een land met een taalimperialisme dat deze achtergronden nooit gekend heeft.