Brits onderzoeksbureau: Meer dan een miljoen Iraakse doden sinds de VS- invasie

Het verzet tegen de imperialistische oorlogen neemt in de VS veel vormen aan en wordt gedragen onder steeds bredere lagen van de bevolking.
Het verzet tegen de imperialistische oorlogen neemt in de VS veel vormen aan en wordt gedragen onder steeds bredere lagen van de bevolking.

Patrick Martin

Als onderdeel van de campagne om een langetermijnbezetting van Irak te rechtvaardigen maakt de regering Bush steeds vaker gebruik van de waarschuwing voor chaos en zelfs genocide die zou ontstaan als de Amerikaanse troepen zich zouden terugtrekken. Maar een recent verschenen rapport wijst erop dat er in Irak iets plaatsvindt dat lijkt op een genocide onder leiding van de Amerikanen.

Het Britse onderzoeksbureau ORB (Opinion Research Business) meldde dinsdag 11 september jl. dat het dodental in Irak, sinds de VS-invasie in 2003, de grens van 1 miljoen is gepasseerd.

Volgens ORB is in het door de VS bezette Irak, met een geschat aantal van 1,2 miljoen gewelddadige doden, sprake van een "moordenaantal dat inmiddels de genocide in Rwanda in 1994 (800.000 moorden) overtreft". Daarnaast zijn er in Irak nog eens een miljoen gewonden en vele miljoenen Irakezen die uit hun huizen zijn gedreven, levend als vluchteling in Irak of daarbuiten.

ORB, dat sinds 2005 onderzoek doet in Irak, heeft de uitkomsten gepubliceerd van een onderzoek dat is gehouden onder 1.461 volwassenen in heel Irak. Eén van de vragen was: "Hoeveel van uw huisgenoten zijn gestorven ten gevolge van de strijd in Irak sinds 2003 (d.w.z. ten gevolge van geweld en niet als gevolg van natuurlijke oorzaken, zoals hoge leeftijd)? Bedenk daarbij dat wordt bedoeld diegenen die daadwerkelijk in uw huis leefden." Van de ondervraagden zei 78 procent dat van hun huisgenoten niemand door geweld om het leven is gekomen, 16 procent heeft één dode door geweld te betreuren, vijf procent twee doden en één procent drie doden of meer. Gegeven het aantal huishoudens in Irak, 4.050.597 volgens cijfers uit 2005, betekent dit bijna 1,2 miljoen doden door geweld.

Veruit het hoogste dodenaantal werd gerapporteerd in Bagdad, waar bijna de helft van alle geïnterviewden vermeldde dat onder zijn huisgenoten tenminste één dode door geweld is gevallen. Het gerapporteerde dodenpercentage in de provincie Diyala (Baquba) was 42 procent en in de provincie Ninewa (Mosul) 35 procent.

Het onderzoek geeft aan dat 48 procent van de gewelddadige doden het gevolg was van geweerschoten, 20 procent van autobommen, negen procent van luchtbombardementen, zes procent van kanonschoten of explosies en zes procent het gevolg van ongelukken. Het percentage doden ten gevolge van luchtbombardementen is van bijzonder belang, omdat zulke doden - meer dan 100.000 volgens het ORB-onderzoek - bijna niet vermeld worden in de Amerikaanse media. Deze doden zijn zonder twijfel volledig toe te schrijven aan de Amerikaanse en Britse bezettingstroepen, zij zijn de enige die zijn uitgerust met helikopters en oorlogsvliegtuigen.

Het ORB-onderzoek komt uit op een veel hoger dodental dan blijkt uit de cijfers die door de westerse media naar buiten worden gebracht, of uit de cijfers van de door de VS geïnstalleerde regering in Bagdad of van de Verenigde Naties. Maar de ORB-cijfers sluiten wel aan bij de uitkomsten van een onderzoek naar de gezondheid onder de Iraakse bevolking, vorig jaar uitgevoerd door een team van wetenschappers van de John Hopkins University, gepubliceerd in het Britse medische tijdschrift 'Lancet'. Volgens dat onderzoek was begin 2006, bijna 18 maanden geleden dus, het dodental in Irak door de oorlog naar schatting 665.000.

De Lancet-cijfers werden door de VS en de Iraakse regering ontkend en afgewezen door de Amerikaanse media. De onderzoeksgegevens van ORB wachten waarschijnlijk hetzelfde lot. De uitkomsten werden slechts zijdelings vermeld in een aantal dagbladen van vrijdag 14 september jl. De 'Los Angeles Times' en de 'Boston Globe' besteedden er de meeste aandacht aan, de 'New York Times' en de 'Washington Post' publiceerden er helemaal niets over.

Geen enkele televisie nieuwsrubriek heeft zelfs maar melding van het ORB-rapport gemaakt.

Opinion Research Business is geen linkse anti-oorlogsgroepering maar een gerenommeerd onderzoeksbureau, opgericht in 1994 door Gordon Heald, die leiding gaf aan Gallup Britain van 1980 tot 1994 [Gallup is een Amerikaans onderzoeksbureau met verschillende afdelingen en vestigingen in en buiten de VS, nvdr]. Tot de klantenkring van ORB horen onder meer het enorme mijnconcern Anglo American, de Bank van Schotland en de (Britse) Conservatieve Partij. De inhoudelijke directeur is Geoffrey Martin OBE (OBE is Britse koninklijke onderscheiding), de huidige bijzondere adviseur van de secretaris-generaal over strategische relaties van de Britse Commonwealth.

Het ORB-onderzoek is gebaseerd op persoonlijke interviews, gehouden tussen 12 en 19 augustus van dit jaar, onder een nationaal representatieve steekproef van 1.720 volwassenen (waarvan 1.461 reageerden), met een standaard foutmarge van 4,2 procent. Op basis van willekeurige selectie werden de geïnterviewden geselecteerd uit 15 van de 18 Iraakse provincies.

Om veiligheidsredenen werden er geen interviews gehouden in de provincies Al Anbar of Karbala, of in de provincie Irbil, waar de Koerdische autoriteiten toestemming weigerden voor veldonderzoek. Uitsluiting van de drie provincies zal eerder geleid hebben tot een te lage inschatting van het aantal doden dan tot een overschatting, ook al is Irbil één van de rustigste oorlogsgebieden, Anbar en Karbala daarentegen zijn twee van de bloedigste oorlogsslagvelden.

Het ORB-onderzoek werd naar buiten gebracht op dezelfde dag dat president Bush op de nationale televisie een rapport moest presenteren over de omstandigheden in Irak, een zeer misleidend rapport. Met een miljoen Iraakse doden, een miljoen gewonden en vier tot vijf miljoen Irakezen op de vlucht bejubelde Bush de tergkeer van het "normale leven" in het verwoeste land. "Sektarische moorden nemen af en het gewone leven begint terug te keren", zei hij.

De volgende dag verschenen Bush en vicepresident Cheney op verschillende plaatsen voor een zorgvuldig geselecteerd publiek om hun campagne voor een ongelimiteerde VS-bezetting van Irak kracht bij te zetten. Bush sprak op de marinebasis in Quantico, Virginia, en Cheney in het Gerald Ford Museum in Michigan en in het hoofdkwartier van het Centrale Commando in Florida.

Cheney beweerde dat het resultaat van een snelle terugtrekking van VS-troepen een "chaos" en "bloedbad" zouden veroorzaken. Hij verklaarde: "In alle oproepen die we hebben gehoord voor het terugtrekken van Amerika uit Irak zijn deze negatieve consequenties eigenlijk niet ontkend, ze zijn simpelweg genegeerd."

Cheney riep ook het schrikbeeld op van een Iraanse invasie in een Irak na de terugtrekking van de VS, die "een grote oorlog zou ontketenen, waarvan het geweld waarschijnlijk niet meer beperkt kan blijven tot Irak. En het bloedbad, dat gegarandeerd volgt, zou het Midden-Oosten verder destabiliseren en de dreiging vergroten voor onze vrienden in de hele regio." Bush, sprekend voor een publiek van 250 mariniers en hun familieleden in Quantico, beweerde: "We hebben de veiligheid in de goede richting gestuurd en we brengen onze manschappen naar huis."

Op vrijdag 14 september gaf het ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS in alle stilte een rapport vrij waaruit blijkt dat de religieuze vrijheid in Irak drastisch is ingeperkt het afgelopen jaar, als gevolg van de enorme toename van sektarische moorden. Daarbij worden minderheidsreligies (Soennieten in Shiitische regio's en Shiieten in Soennitische regio's, christenen, niet gelovige Irakezen, en kleine groeperingen in alle gebieden) slachtoffer van systematische vervolging. Het rapport maakt melding van "frequent sektarisch geweld, onder meer aanvallen op plaatsen van verering" en van "pesterijen, intimidatie, ontvoering en moorden", waarbij "niet-moslims in het bijzonder slachtoffer zijn van onderdrukking en geweld, door hun minderheidsstatus en vaak door gebrek aan een beschermende gemeenschapsstructuur."

De Democratische Partij van de VS is volledig medeplichtig aan het creëren van een situatie van bijna-genocide in Irak, sinds de Democratische leiding in het Congres heeft geweigerd om de budgetten voor de oorlog stop te zetten of te verlagen. Een oorlog die het leven heeft gekost aan meer dan een miljoen Irakezen en meer dan 3.700 Amerikaanse soldaten. In reactie op de 'Donderdagavond-speech' van Bush kwamen er nieuwe blijken van onvermogen van leidende Democraten in de Senaat. Barack Obama, die zijn campagne voor de Democratische nominatie voor het presidentschap begon met het benadrukken van zijn anti-oorlogsopvattingen, zei dat het door Democraten beheerste Congres Bush niet kan dwingen een deadline te accepteren voor het beëindigen van de oorlog.

"Eén manier om de oorlog te beëindigen zou zijn om een tijdpad te bepalen", zei hij in een speech in Iowa. "Maar daarvoor komen we 15 stemmen tekort. Op dit moment ziet het er niet naar uit dat we het daarvoor vereiste aantal stemmen zullen krijgen." Obama doelde op de 67 stemmen die nodig zijn om in de Senaat een presidentieel veto te overrulen. Hij zweeg over het feit dat er grondwettelijke methoden zijn om de oorlog te kunnen beëindigen, zoals het weigeren de fondsen goed te keuren die nodig zijn voor de financiering van de oorlog. Maar die methode is verworpen door de Democratische leiders in het Congres.

Senator Kent Conrad uit North Dakota, voorzitter van de Begrotings Commissie van de Senaat, vertelde aan het blad 'Congressional Quarterly': "De waarheid is dat we niet voldoende stemmen hebben om de oorlog te beëindigen." Hij zei ook dat Democraten in de Senaat zullen proberen "de zaken in beweging te krijgen op basis van binnenlandse aangelegenheden", om op die manier "tastbare resultaten te behalen", in plaats van volharden in debatten over Irak. Andere senatoren onderschreven deze visie, ook Charles Schumer uit New York, die zei, doelend op de presidentscampagne in 2008, "Deze verkiezing zal gaan over verandering. Niet alleen verandering in Irak, maar ook verandering in eigen land." Senator Ken Salazar uit Colorado zei: "De Democratische boodschap moet zich richten op zaken die goed zijn voor de middenklasse. De oorlog moet niet het enige onderwerp zijn."

In het Huis van Afgevaardigden heeft Speaker Nancy Pelosi deze maand niet één stemming over oorlogsbeleid in Irak op de agenda gezet, ondanks dat de 'defense authorization bill' nog aangenomen moet worden voorafgaand aan de start van het fiscale jaar op 1 oktober. [Met de 'defense authorization bill' worden voor ieder fiscaal jaar onder meer de defensie-uitgaven vastgelegd en richtlijnen gegeven voor het ministerie van Defensie en andere organen in relatie tot nationale veiligheid, nvdr]. Alles wijst erop dat de Democraten in het Congres zowel de 'defense authorization bill' als de 'emergency funding bill' voor de oorlog automatisch zullen goedkeuren, naar verwachting voor een budget van 200 miljard dollar, als de regering Bush dit voorstel voorlegt aan het Congres.

Het zwijgen van de Democratische en Republikeinse partijen en de media over het meest recente bewijs voor massamoorden en sociale verwoesting in Irak, ten gevolge van de koloniale oorlog die de VS voeren en van de VS-bezetting, onderschrijft de medeplichtigheid van de gehele Amerikaanse heersende elite en al haar officiële instituten in een oorlog van catastrofale proporties.

Bron: Wsws.org, World Socialist Web Site, 15 september 2007. Vertaling J.Bernaven.