"(...) 1. De groei van de revolutionaire beweging van het proletariaat in alle landen heeft bij de bourgeoisie en haar agenten in de arbeidersorganisaties geleid tot krampachtige pogingen om ideologische en politieke argumenten te vinden voor het verdedigen van de heerschappij van de uitbuiters. Onder deze argumenten neemt de veroordeling van de dictatuur en de verdediging van de democratie een bijzondere plaats in. De leugenachtigheid en huichelarij van een dergelijk argument, dat in de kapitalistische pers en op de in februari 1919 in Bern gehouden conferentie van de gele Internationale duizendvoudig is herhaald, zullen voor eenieder, die geen verraad wil plegen aan de grondslagen van het socialisme, duidelijk zijn. 2. In het bijzonder hanteert deze argumentatie de begrippen 'democratie in het algemeen' en 'dictatuur in het algemeen', zonder te vragen van welke klasse er sprake is. Het op deze wijze stellen van het vraagstuk, als buiten en boven de klassen staand en zogenaamd het gehele volk omvattend, is een directe hoon aan het grondbeginsel van het socialisme, namelijk dat van de klassenstrijd, dat door de naar de bourgeoisie overgelopen socialisten weliswaar met de mond wordt beleden, maar in de praktijk wordt vergeten.(...)"
Uit: Stellingen en referaat over burgerlijke democratie en dictatuur van het proletariaat, Lenin, 4 maart 1919.