Ron Verhoef
Na lang wachten is hij er dan toch gekomen. Het rapport van de commissie Dijsselbloem. Verrassend zijn de uitkomsten niet. De onderwijsvernieuwing is doorgevoerd zonder te kijken of die vernieuwing ook een verbetering was. Laat staan dat er werd gevraagd of leerlingen, ouders en onderwijsinstellingen nu wel op die vernieuwing zaten te wachten. Het moest worden doorgevoerd ondanks alle weerstand die er was.
Doorgaans wordt tegenstanders van onderwijsvernieuwing verweten dat ze niet openstaan voor de positieve ontwikkelingen die het nieuwe leren met zich meebrengt. Dijsselbloem keert het nu om, hij verwijt de propagandisten (zijn benaming) van het nieuwe leren dat ze geen oog hadden voor de negatieve gevolgen en dus met alle geweld door wilden gaan met het invoeren. Zelfs als dat betekende dat kritische docenten op non-actief moesten worden gesteld.
Dit verhaal heeft echter te maken met de invoering en niet zozeer met de vraag of het nieuwe leren wel of niet goed is. Toch heeft Dijsselbloem daar ook onderzoek naar gedaan. Ook die conclusie is verbijsterend. De meeste mensen in het onderwijs zullen gedacht hebben dat er een soort mix uit zou komen. Bepaalde dingen waren goed en andere niet. Dat blijkt nu echter niet het geval. Diverse wetenschappers hebben verklaringen afgelegd voor de onderzoekscommissie en die komen allemaal op hetzelfde neer. Jongvolwassenen hebben nog geen volgroeide hersenen (dat was overigens al decennialang bekend) en het nieuwe leren veronderstelt dat ze dat wel hebben. Het nieuwe leren slaat de plank daarom volledig mis. Jongeren zijn er nog niet aan toe om zelfstandig zich alles eigen te maken, sturing en structuur blijft nodig.
Zelfs het uitgangspunt dat jongeren van nature nieuwsgierig zijn werd genuanceerd. Zeker zijn jongeren van nature nieuwsgierig, maar niet per definitie nieuwsgierig genoeg om ook alles zelf uit te zoeken. Meestal zijn jongeren (en ouderen trouwens ook) alleen nieuwsgierig naar dingen die hun huidige en directe leven beïnvloeden. Een duidelijk zicht op de toekomst ontbreekt vaak. En juist die nieuwsgierigheid, zelfstandigheid en toekomstvisie zijn de peilers van het nieuwe leren. Wie wel eens een bijeenkomst heeft bijgewoond over de invoering van het nieuwe leren kent de mantra: er komen jongeren bij je op school met een duidelijk toekomstbeeld, die weten wat ze willen en wie ze zijn en de vraag bij de school neerleggen om ze te helpen daar te komen.
Nu komt zo'n leerling inderdaad af en toe wel binnen, maar het zijn hoge uitzonderingen. Als je bij een intake aan een leerling vraagt waarom hij voor deze opleiding kiest, blijft het meestal lang stil en dan volgt zoiets van: ach het lijkt me wel leuk. Verder kom je niet. Vraag een leerling wat hij met de opleiding wil en hij komt met een tegenvraag: wat kan ik ermee bereiken? Zelfs na uitleg over de toekomstmogelijkheden volgt niet een duidelijke visie op de toekomst. De leerling waar het nieuwe leren zich op baseert bestaat dus nauwelijks.
Nu komt echter de hamvraag. Nu duidelijk is dat het nieuwe leren verkeerde uitgangspunten hanteert, wat gebeurt er dan met die kennis? Voor de politiek doet de commissie aanbevelingen, maar niet voor schoolbesturen en dus negeren deze het rapport massaal. Op zijn minst had het rapport moeten leiden tot bezinning, maar dat doet het niet. Het nieuwe leren is er nu eenmaal en we gaan ermee door, dat we daarmee een hele generatie slecht onderwijs geven en weinig perspectief bieden, interesseert de schoolbesturen niet.
Onderwijsvernieuwers zijn hardleers. Zelfs na talloze wetenschappelijke rapporten die de schadelijkheid van het nieuwe leren aantonen blijven ze maar doorgaan. Meestal met argumenten bijv. dat die onderzoekers het niet goed hebben begrepen. Als het op een school dan fout loopt volgt de dooddoener: we moeten nog beter communiceren om aan te tonen hoe goed het nieuwe leren is, want klagende ouders en leerlingen hebben het nog niet goed begrepen. Hetzelfde geldt voor ontevreden personeel, en daar is er veel van in het onderwijs. Directies gaan niet in overleg met dat personeel over de vraag waarom het zo ontevreden is, maar schrijven rapporten waarin de conclusie luidt: beter communiceren.
Dat personeel vooral de dictatoriale trekjes van besturen en de politiek zat is mag dan wel uit het rapport Dijsselbloem blijken, maar niet uit de antwoorden van de schoolbesturen. Wie dus hoopt dat 'Dijsselbloem' daadwerkelijk tot kwalitatief beter onderwijs leidt komt waarschijnlijk bedrogen uit. Ouders, leerlingen en onderwijzend personeel zullen eerst (nog meer) in opstand moeten komen om de huidige hardleerse schoolbesturen weg te werken, wellicht dat er dan wat verandert.