Jacques Pauwels
Jacques woont al meer dan 30 jaar in Canada. Hij wordt beschreven als "historicus, auteur en reisagent" in een programma dat Radio1 onlangs aan hem wijdde. Hij is de auteur van De Mythe van de 'Goede Oorlog': Amerika in de Tweede Wereldoorlog (EPO, Berchem, 2000), een boek dat drie maanden lang op de non-fictie bestsellerlijst in Vlaanderen heeft gestaan en reeds vertaald is in het Engels, Duits, Spaans, Italiaans, en Frans. Jacques organiseert en begeleidt reizen overal ter wereld, en was onlangs nog in Iran, Vietnam, Zuid-Afrika en Indië. Hij komt regelmatig nog eens terug naar Adegem. Bezoek ook eens zijn persoonlijke website, of die van Pauwels Travel Bureau.
Jacques Pauwels (*)
In oorlogen wordt er kwistig met mensenlevens en materiaal omgesprongen. Daarom zijn de meeste mensen principieel tegen oorlog gekant. De Amerikaanse president George W. Bush daarentegen schijnt er verzot op te zijn. Waarom? Dit artikel werd geschreven en verscheen voor het eerst in maart 2003 aan de vooravond van de aanval op Irak. Tegen het licht van wat we nu weten is het bijna voorspellend. Een magnifieke analyse die de vredesbeweging zeer ter harte zou moeten nemen. (slot)
Saddam Hoessein werd aan de macht gelaten zodat de bedreiging, die hij verondersteld werd te vormen, ook in de toekomst kon worden ingeroepen om Washington's militaire aanwezigheid en geopolitieke projecten in het Midden-Oosten te rechtvaardigen. Dankzij de Golfoorlog kon de oorlogsgod Mars dus de beschermheilige van de Amerikaanse economie blijven, of beter gezegd: de peetoom van de maffia die deze economie manipuleert en er ten volle van profiteert.
De door Bush senior geïmproviseerde Golfoorlog vulde de leegte die werd gelaten door het onvoorziene einde van de Koude Oorlog en hielp vermijden dat Amerika zijn formidabele wapenuitrusting diende af te leggen. In plaats daarvan bleef de militaire begroting steil de hoogte ingaan. In 1996 bijvoorbeeld bedroeg die begroting 265 miljard dollar. Maar wanneer men ook de onofficiële en/of indirecte militaire kosten in acht neemt, zoals bijvoorbeeld de renten die betaald worden op leningen waarmee men jaren tevoren militaire uitgaven financierde, dan bedroegen de militaire staatsuitgaven in 1996 ongeveer 494 miljard dollar, hetgeen neerkwam op 1,3 miljard dollar per dag.
Voor alle zekerheid ging Washington ook elders op zoek naar nieuwe vijanden en nieuwe bedreigingen. In de Balkan ontdekte men een andere gevaarlijke 'nieuwe Hitler', de Servische leider Milosevic. In de jaren '90 verschaften conflicten in Joegoslavië het benodigde voorwendsel voor militaire interventies, grootscheepse bombardementen, en verdere bewapening. In Amerika zelf kon het project van een 'peace dividend' zo stilzwijgend ten nadele van de gewone Amerikanen begraven worden en kon de oorlogseconomie in al haar glorie ten voordele van de 'rijken en machtigen' op volle toeren blijven draaien.
Het is echter geen gemakkelijke taak om dit systeem op gang te houden. Men heeft in Washington mensen nodig waarop men kan rekenen, mannen en vrouwen liefst uit de eigen rangen die onvoorwaardelijk de zaak van het oorlog voeren zijn toegewijd; mensen dus, die via het instrument van de militaire staatsuitgaven willen en kunnen blijven zorgen voor de hoge winsten die de superrijken van Amerika nog kapitaalkrachtiger moeten maken. President Clinton liet in dit opzicht enigszins te wensen over en dus werd ervoor gezorgd dat in 2000 niet zijn kloon Al Gore maar een ploeg van authentieke ijzervreters aan de macht kwam. Vrijwel zonder uitzondering vertegenwoordigers van het superrijke Amerika, zoals Cheney, Rumsfeld en Rice en natuurlijk George W. Bush zelf. Ook het Pentagon is in het kabinet van Bush vertegenwoordigd door de veronderstelde vredelievende Colin Powell, in werkelijkheid een engel des doods. Rambo deed zijn intrek in het Witte Huis en nooit tevoren had het militair-industrieel complex zo vast in het zadel gezeten. De resultaten lieten niet lang op zich wachten.
Nadat Bush junior tot president 'verkozen' werd, zag het er een tijdlang naaruit alsof hij China tot de nieuwe boeman van Amerika ging uitroepen. Maar een conflict met die reus leek ietwat te riskant en bovendien verdienen al teveel Amerikaanse ondernemingen grof geld aan handel met de grote Volksrepubliek. Men had dringend behoefte aan een geloofwaardiger (en minder gevaarlijke) bedreiging indien men de militaire staatsuitgaven op het vereiste peil wilde houden, laat staan verhogen.
In dit opzicht hadden Bush, Rumsfeld en compagnie zich niets beters kunnen wensen dan de aanslagen van 11 september 2001 - waarvan ze overigens vrijwel zeker wisten dat die op komst waren, maar er niets tegen ondernamen. Die schitterende gelegenheid hebben ze dan ook ten volle benut om Amerika meer dan ooit te bewapenen, lekker oorlog te voeren en zo de kassa's van de firma's die aan het Pentagon mogen leveren nog heerlijker te laten rinkelen.
Bush verklaarde de oorlog niet aan een land maar aan 'het terrorisme', een abstract begrip waartegen men in werkelijkheid geen oorlog kan voeren en waarop sowieso nooit een definitieve overwinning behaald kan worden. Dit was iets geniaals, want in de praktijk betekent de 'war against terrorism' dat Washington het recht opeist om permanent en wereldwijd oorlog te voeren tegen wie dan ook. Het probleem van het einde van de Koude Oorlog is daarmee definitief opgelost. De cijfers van de Amerikaanse militaire begroting spreken boekdelen. Het totaal van 265 miljard van 1996 was reeds astronomisch, maar dankzij Bush junior mocht het Pentagon in het jaar 2002 maar liefst 350 miljard uitgeven, en voor 2003 beloofde hij de bagatel van ongeveer 390 miljard; het is nu echter vrijwel zeker dat de klip van 400 miljard dollar dit jaar overschreden zal worden. (Om dit te financieren moet er uiteraard bespaard worden, o.a. in de vorm van het schrappen van gratis maaltijden voor de armen van Amerika; alle beetjes helpen!). Geen wonder dat George W. straalt van geluk en trots, want hij heeft de stoutste verwachtingen vervuld van zijn superrijke familie en vrienden, van het corporate America dat hem in het Witte Huis heeft geparachuteerd.
Door 11 september heeft Bush carte blanche gekregen om oorlog te voeren waar en tegen wie dan ook. Vorig jaar strooide hij bommen op Afghanistan, maar nu is Bin Laden uit de mode en is het plots opnieuw Saddam Hoessein die Amerika belaagt. Op de specifieke redenen waarom het Amerika van Bush op dit ogenblik met alle geweld tegen het Irak van Saddam Hoessein en bijvoorbeeld niet tegen Noord-Korea oorlog wil voeren, kan hier niet ingegaan worden. Maar het gaat inderdaad om olie en om de belangen van de Amerikaanse olietrusts waarmee de Bush-familie - net als Cheney trouwens en Rice, naar wie een olietanker genoemd werd - zulke nauwe banden heeft.
Het Amerika van de superrijken is verslaafd aan oorlog, zonder een regelmatige dosis oorlog gaat het niet meer. Aan die behoefte wordt op dit ogenblik voldaan met een conflict tegen Irak, een conflict dat vooral de oliebaronnen nauw aan het hart ligt. Maar is er iemand die gelooft dat het oorlog voeren werkelijk zal ophouden wanneer Saddam van het toneel verdwijnt en Texaco, Exxon en consorten de olieputten van Irak mogen gaan beheren? Bush heeft ons al een lijstje aangeboden van wie er straks aan de beurt komen, de 'as van het kwaad'-landen: Iran, Syrië, Lybië, Somalië en - waarom niet? - die oude doorn in het oog van Amerika, Cuba. Welkom in de wereld van George W. Bush, welkom in het heldhaftige nieuwe tijdperk van de permanente oorlog!
Tenslotte nog dit. Men beweert soms dat al dit oorlog voeren in de grondslecht is voor de Amerikaanse economie. Een dergelijke uitspraak is gedeeltelijk juist, maar ook gedeeltelijk onjuist. Het hangt ervan af over welke economie, over wiens economie men spreekt. Voor de economie van de Amerikaanse gewone man en vrouw is deze oorlog wel degelijk een catastrofe, want zij zullen ervoor betalen. Met hun geld, maar ook met hun bloed. Want het zijn eveneens de gewone - liefst zwarte en uit Midden-Amerika en de Cariben afkomstige - Amerikanen die het kanonnenvoer moeten leveren en die blootgesteld zullen worden aan het kankerverwekkende verarmd uranium en ander exotisch arsenaal van het Pentagon zoals dat reeds in de vorige Golfoorlog het geval was.
De zonen en vriendjes van de superrijken zullen wel thuis weten te blijven naar het voorbeeld van Bush junior ten tijde van de Vietnamoorlog. Voor de economie van de Bushes, Cheneys, Rices, Rumsfelds enz., voor de economie van de olietrusts, wapenproducenten en andere ondernemingen wier vertegenwoordigers niet alleen het kabinet van Bush maar ook de hogere rangen van het Pentagon, het Hooggerechtshof, de CIA, de FBI en andere sleutelinstellingen van de Amerikaanse staat monopoliseren, voor de economie van Amerika's superrijken die de aandelen bezitten van de olietrusts en de wapenfabrieken, is deze oorlog en zijn oorlogen in het algemeen echter een heerlijke zaak.
Zij steken immers de winsten in hun zak die door oorlog(en) even zeker en overvloedig in de wereld geroepen worden als de dood en vernieling die anderen te beurt vallen; hun economie profiteert van oorlog, hun economie kan niet meer zonder oorlog. Indien morgen plotseling de vrede zou uitbreken, zou dat voor hun economie een catastrofe zijn. Daarom moet en zal Bush nieuwe vijanden voor Amerika blijven vinden, zijn land en de 'vrije wereld' nieuwe oorlogsdreigingen blijven voorspiegelen en verder oorlog blijven voeren. Tenzij de gewone Amerikanen en de rest van de wereld erin slagen hem een halt toe te roepen...
(*), auteur van 'De Mythe van de Goede Oorlog: Amerika in de Tweede Wereldoorlog'.
Jacques Pauwels / Brantford, Ontario - Canada