Redactie buitenland (*)
Veel Amerikaanse (en ook Nederlandse, nvdr) progressieven steunen de dalai lama en de Tibetaanse oppositie tegen de Volksrepubliek China. Evenals George Bush, Rush Limbaugh, de CIA, en pro-imperialistische regeringswoordvoerders en mediafiguren. De overgrote meerderheid van de bevolkingen in China en ook die in Tibet kanten zich tegen een door de VS gesteunde afscheidingsbeweging. (Deel 1)
Hoe is het mogelijk dat progressieven zich op één lijn bevinden met Bush, de CIA en extreem-rechts? Hoe kunnen we de paradox verklaren dat deze progressieven een beweging ondersteunen die gefinancierd en geholpen wordt door voorstanders van de Amerikaanse wereldhegemonie, en ook door de Europese voormalige koloniale machten die China tot de revolutie van 1949 een eeuw lang verdeeld hielden, vernederden en leegplunderden?
Het raadsel kan verklaard worden als we ons realiseren hoe groot de impact is van de uiterst effectieve CIA-propaganda die de dalai lama steunt, net zoals de oude heersende klasse in Tibet die haar macht, privileges, lijfeigenen en slaven verloor als gevolg van de Chinese Revolutie. Deze propaganda wordt voortdurend herhaald in de westerse media en beïnvloedt zo de progressieve publieke opinie.
De 'National Endowment for Democracy' subsidieert de dalai lama en de Tibetaanse oppositie. Ook betaalt of betaalde de NED de pro-Amerikaanse oppositie tegen de Venezolaanse president Hugo Chávez, de fascistische oppositie tegen de vroegere Haïtiaanse president Jean-Bertrand Aristide en de oppositie tegen de Cubaanse Revolutie. De strijd van de contra's - gesteund door Ronald Reagan - tegen de Sandinisten in Nicaragua werd eveneens door de NED gefinancierd.
Van 1995 tot 2005 gaf de NED meer dan twee miljoen dollar aan kranten, radiozenders en allerlei andere organisaties van de Tibetaanse oppositie. De dalai lama werkt allang nauw samen met de Amerikaanse regering. Feitelijk staan hij en zijn aanhangers al sinds de vijftiger jaren op de loonlijst van de CIA.
De International Campaign for Tibet, het Tibet Fund, het Tibet Voice Project, het Tibet Information Network, de Tibetan Literary Society, de Tibetan Review Trust Society en de Voice of Tibet streven allemaal naar het progressief klinkende 'Vrije Tibet'. Ze worden allemaal gefinancierd door de NED die op zijn beurt weer zijn geld krijgt van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en de CIA. Volgens historicus Allen Weinstein "is veel van wat de NED vandaag doet hetzelfde als wat de CIA in het geheim vijfentwintig jaar geleden deed." Weinstein droeg destijds bij aan de wetgeving die leidde tot de oprichting van de NED (1).
Veel progressieven in de Verenigde Staten geloven dat Tibet wreed onderdrukt wordt door de Chinese regering. Ze zijn ervan overtuigd geraakt dat de dalai lama een man van de vrede is die onderdrukt wordt door China en dat bijna alle Tibetanen achter hem staan. De meeste van deze dalai lama-supporters geloven oprecht in het recht op zelfbeschikking en zijn van mening dat de Volksrepubliek China dit recht geschonden heeft.
Zo ontstaat er binnen progressieve kringen een reflex om een strijd te ontwaren tussen China en wat zij menen dat het Tibetaanse volk als geheel is; ze tonen oprechte solidariteit met hen van wie ze menen dat ze onderdrukt worden.
Deze visie verhult de wezenlijke sociale en economische dynamiek in Tibet. Omdat ze beïnvloed zijn door deze valse voorstelling van zaken verliezen mensen die beter zouden moeten weten hun kritisch beoordelingsvermogen.
In de wetenschap dat George W. Bush een imperialistische misdadiger is zou men even bij een andere vraag stil moeten staan: Waarom kende Bush in 2007 de Congressional Gold Medal toe aan de dalai lama, tijdens een ceremonie in het Witte Huis waarvoor de media-aandacht overweldigend was? Voor authentieke progressieve mensen zou hij nooit een dergelijke ceremonie op stelten hebben gezet. Bush beziet de dalai lama echter net zoals hij Ahmed Chalabi bezag voor de invasie in Irak; als een bruikbaar werktuig voor het Amerikaanse imperialisme.
Een demoniseringscampagne als opmaat tot imperialistische interventie
De demonisering van China is goed op stoom gekomen. Demonisering is het middel bij uitstek van de imperialisten om hun doelwitten buiten te criminaliseren en de weg vrij te maken voor een destabiliseringscampagne en een mogelijke militaire interventie.
Deze tactiek heeft men consequent toegepast voorafgaand aan regeringswisselingen, staatsgrepen en invasies: de invasie in Panama in 1989 en die van Irak in 1999 en 2003, het ingrijpen in Haïti in de eerste helft van de jaren '90, de bombardementen op Joegoslavië, de militaire coup in Venezuela in 2002 en nu, met de nieuwe bedreigingen aan het adres van Iran. Het patroon is glashelder.
Onze organisatie is het politiek grondig oneens met veel beleidslijnen van de Chinese Communistische Partij en met name het bevorderen van de op kapitalistische leest geschoeide marktpraktijken (hier wordt bedoeld de Partij van Socialisme en Bevrijding, (S&B), uit de VS die deze verklaring opstelde, nvdr). Toch achten we het nodig om de verborgen en niet zo heel erg verborgen pogingen van de regering Bush, de CIA, de Democratische Partij en andere centra van de politieke macht om de Volksrepubliek China te destabiliseren en te ontmantelen aan het licht te brengen. De meeste Chinezen onderkennen dat deze inspanningen als ze succesvol zouden zijn China en Tibet ver zouden terugwerpen.
Sommigen in het progressieve kamp betogen dat de Amerikaanse motieven weliswaar niet zuiver zijn en zelfs imperialistisch naar China en Tibet toe, maar dat dit geen afbreuk doet aan de legitimiteit van Tibet's onafhankelijkheidsstreven.
Deze progressieven zouden hier goed over moeten nadenken. Al meer dan een eeuw lang streeft Washington ernaar een wereldrijk op te bouwen. Het Amerikaanse buitenlandse en militaire beleid concentreert zich exclusief op het nastreven en handhaven van dit doel. Progressieven kunnen kwesties van zelfbeschikking niet in het abstracte blijven bezien, we moeten rekening houden met de strategische plannen van het imperialisme.
We hoeven ons alleen maar de historische analogie met de Cubaanse onafhankelijkheidsstrijd tegen de Spaanse kolonisator voor de geest te halen. In 1898 vielen de Verenigde Staten Cuba binnen, zogenaamd ter ondersteuning van Cuba's onafhankelijkheid ten opzichte van Spanje. Niet lang daarna kwamen Amerika's eigen imperialistische doelstellingen aan het licht. Cubawerd een Amerikaans protectoraat, Puerto Rico werd van Spanje afgenomen en de VS begonnen aan de invasie van de Filippijnen.
Mark Twain en andere leiders van de Anti-Imperialist League in de United States onthulden de ware aard van het VS-project om Cuba, Puerto Rico en de Filippijnen in te lijven binnen een nieuwe Amerikaanse invloedssfeer. Het zou goed zijn als de progressieven in de Verenigde Staten deze erfenis in hun achterhoofd zouden houden en deze kennis zouden toepassen bij het vormen van hun mening over het Amerikaanse imperialistische streven dat Tibet graag 'bevrijd' ziet van China. In tegenstelling tot de huidige strijd van de dalai lama en het Tibetaans Jeugdcongres werd de Cubaanse onafhankelijkheidsbeweging geleid door oprechte revolutionairen als José Marti.
José Martí, de 'Apostel van de Cubaanse onafhankelijkheid' vertegenwoordigde de slaven, de ex-slaven, de arbeiders en de boeren in hun strijd tegen de Cubaanse bazen en beulen en de buitenlandse kolonisator. De dalai lama daarentegen is de stem en het boegbeeld van de heersende klassen die zich verrijkten ten koste van landarbeiders die werkten in slavernij-achtige omstandigheden. Martí vocht tegen een buitenlandse bezetter terwijl de dalai lama een duurbetaald radertje vormde in de Britse koloniale machine in Azië. (wordt vervolgd)
1.Washington Post, 22 september 1991. Geciteerd in William Blum, 'Rogue State: A Guide to the World's Only Superpower'(2000), p. 180.
Het artikel is een verklaring van de Partij voor Socialisme en Bevrijding uit de VS. Vertaling Frans Willems.