Redactie buitenland (*)
Veel Amerikaanse (en ook Nederlandse nvdr) progressieven steunen de dalai lama en de Tibetaanse oppositie tegen de Volksrepubliek China. Evenals George Bush, Rush Limbaugh, de CIA, en pro-imperialistische regeringswoordvoerders en mediafiguren. De overgrote meerderheid van de bevolkingen in China en ook die in Tibet kanten zich tegen een door de VS gesteunde afscheidingsbeweging. (deel 2)
Martí vocht tegen een buitenlandse bezetter terwijl de dalai lama een duurbetaald radertje vormde in de Britse koloniale machine in Azië.
Het oude Tibet zoals men het tegenwoordig graag voorschotelt is een Hollywood-versie van de realiteit. Deze versie is zowel oriëntalistisch als racistisch. Het oude Tibet wordt vertoond als een natie die gebaseerd was op vrede en sprituele harmonie, bevolkt door achtenswaardige monniken die in alle nederigheid samenleefden met de boerenbevolking. In deze mythische opvatting wordt dit idyllische Shangri-la wreed onderdrukt door de meedogenloze Chinese communistische regering.
Tenzin Gyatso, die bekend staat als de dalai lama, staat aan het hoofd van de Tibetaanse oppositie die al vijftig jaar gefinancierd en gestimuleerd wordt door Washington. Hij is de religieuze leider van het Tibetaanse boeddhisme en de voormalige heerser van Tibet, de 'god-koning' van het Tibetaanse feodale systeem tot 1959.
Voor 1959 leefde vijfennegentig procent van de bevolking in schokkende, slavernij-achtige omstandigheden terwijl een extreem repressieve aristocratie in overvloedige weelde baadde. Deze rijken werden door de bevolking gewoonlijk 'degenen van wie de lippen altijd vochtig zijn van de thee' genoemd [2].
Een onderzoek uit 1940 toonde aan dat achtendertig procent van de huishoudens nooit thee dronk, maar dat de mensen kruiden verzamelden die in het wild groeiden of gewoon gekookt water dronken. Eenenvijftig procent kon zich geen boter veroorloven, terwijl thee en yak-boter zeer belangrijke voedselproducten zijn in Tibet. Vijfenzeventig procent van de huishoudens was van tijd tot tijd gedwongen om gras te eten dat gekookt werd met koeienbotten gemengd met haver en erwtenmeel [3].
Van onderwijs was nauwelijks sprake en voor zover er onderwijs was werd het voorbehouden aan de elite. De gezondheidstoestand was abominabel. Naar schatting leed negentig procent van de bevolking aan geslachtsziekten en ongeveer dertig procent aan pokken. In 1959 bedroeg de kindersterfte 430 per 1000 geboorten en de gemiddelde levensverwachting was 35,5 jaar.
Van de productie die de lijfeigenen maakten ging vijftig tot zeventig procent naar hun meester, de landeigenaar voor wie zij ook dwangarbeid, 'ulag' moesten verrichten. Ontelbare belastingen moesten er betaald worden, waaronder belasting op boter, vlees, wol, wollen kleren en een belasting op tsampa, basisvoedsel dat van gerst gemaakt wordt. Dit alles om de kloosters te financieren. Verder bestonden er belastingen op religieuze feesten, hooi, gereedschap, achterstallige belastingen, corveebelasting in de vorm van arbeid en militaire belasting. Deze belastingen werden betaald aan deregering. Nog meer bijkomende belastingen betaalde men aan de feodale heer.
Het extreem hoge aantal landgoederen en monniken die helemaal geen werk uitvoerden maar teerden op dat van anderen legde een grote druk op de samenleving. Van de 37.000 inwoners van Lhasa, de hoofstad van Tibet, waren er 16.000 monniken. Alleen het klooster van Drepung beschikte al over "185 landgoederen, 20.000 lijfeigenen, 300 weilanden en 16.000 herders." [6]
Oprecht bijgeloof, een volledige religieuze controle door de Tibetaanse boeddhistische lama's over de massa en strenge straffen, waaronder de doodstraf, op elke vorm van ongehoorzaamheid weerhield de bevolking ervan om in verzet te komen of om vragen te stellen over hun levensomstandigheden.
Het is niet toevallig dat de recente keten van gebeurtenissen die leidde tot de huidige onrust begon op 10 maart. Op die dag in 1959 begonnen de dalai lama en de feodale adel een gewapende opstand in Tibet die gericht was tegen de wezenlijke sociale veranderingen die geïntroduceerd waren kort na de triomf van de Chinese Revolutie.
In het huidige China maken de Han-Chinezen 91 procent van de bevolking uit. De overige negen procent, 105 miljoen mensen, vertegenwoordigen 55 verschillende nationaliteiten, waaronder 16 miljoen Zhuang, 10,6 miljoen Manchu, 8,3 miljoen Uyguren, 8,9 miljoen Tujia, 7,7 miljoen Yi en 5,4 miljoen Tibetanen.
Ongeveer de helft van de Tibetanen leeft binnen de grenzen van de Tibetaanse Autonome Regio in China met een oppervlakte van ongeveer 1.250.000 vierkante kilometer. De rest van de Tibetaanse bevolking leeft in de provincies Sichuan, Gansu, Qinghai en Yunnan. Ook leven er Tibetanen in India, Bhutan en Nepal. Tibet wordt allang erkend als deel van China. De relatie tussen de twee gaat zeker terug tot aan de dertiende eeuw toen er een overeenkomst bestond waarbij er sprake was van lokale autonomie onder leiding van de Tibetaanse heersers, terwijl het centrale Chinese gezag verantwoordelijk was voor de buitenlandse zaken en de defensie van Tibet. In 1906 erkende Groot-Brittannië China's soevereiniteit over Tibet officieel.
Tijdens een uitwisseling van diplomatieke verklaringen tussen Groot-Brittannië en de Verenigde Staten in 1943 verklaarde Washington: "Op haar beurt geeft de regering van de Verenigde Staten zich er rekenschap van dat de Chinese grondwet Tibet tot het Chinese grondgebied rekent. Deze regering heeft deze aanspraak nooit in twijfel getrokken." [7]
Voor de Chinese Revolutie accepteerden Tibet's lama's en edelen de politieke overeenkomsten met de Chinese dynastieën en met de latere Britse kolonisator in de twintigste eeuw, zolang de Tibetaanse heersers ongestoord hun macht konden uitoefenen over de Tibetaanse massa's. Pas toen het vooruitzicht van het socialisme hun privileges bedreigde, hun privileges die gebaseerd waren op de uitbuiting van de boerenbevolking, besloot de Tibetaanse elite de banden met China te verbreken. Uit angst voor de op handen zijnde revolutie die een einde aan hun macht zou maken sloten de Tibetaanse leiders - na instructies van de bekende Britse agent Hugh Richardson - in 1949 onmiddellijk China's vertegenwoordiging in Tibet.
Het doel van China's revolutie op 1 oktober 1949 was de emancipatie vanalle bevolkingsgroepen in China, inclusief de 55 kleinere nationaliteiten op Chinees grondgebied. Aanvankelijk stelde de regering zich uitermate terughoudend op ten opzichte van Tibet voor wat betreft de hervormingen. Ze was zich bewust van de verregaande controle die de Tibetaanse heersers hadden over de onderworpen bevolking en van de wrok die de Tibetanen van oudsher koesterden jegens de Han-Chinezen.
In 1951 ondertekenden de nieuwe revolutionaire regering en lokale Tibetaanse leiders de 'Overeenkomst betreffende maatregelen voor een vreedzame bevrijding van Tibet', waarin plannen stonden voor economische ontwikkeling, onderwijs en gezondheidszorgprogramma's. Aan de oude, reactionaire maatschappelijke verhoudingen werd vooralsnog niet getornd. In de Overeenkomst werd vastgelegd dat de 'lokale regering van Tibet de hervormingen op vrijwillige basis zal doorvoeren en dat als de bevolking veranderingen verlangt zij deze zal bewerkstelligen in goed overleg met de Tibetaanse leiders.' Onmiddellijk werd er aangevangen met grootscheepse openbare werken. In 1950 werd er begonnen aan de twee eerste wegen die ooit in Tibet aangelegd waren. Het kostte bijna twee jaar om deze te voltooien. Een ervan met een lengte van 1500 mijl voerde over veertien bergpassen van Ya'an in de provincie Sichuan naar Llhasa. Een vrachtwagen kon nu in twee dagen evenveel goederen transporteren als vroeger zestig yaks in twaalf dagen. [8] Ook werden er scholen en ziekenhuizen gebouwd.
Tegen 1959 echter verzetten de machtige priesters die nog steeds beschikten over vrijwel alle Tibetaanse rijkdommen zich steeds meer tegen elke poging om hun systeem te hervormen. Contrarevolutionaire bendes die zich tegen de veranderingen verzetten begonnen paramilitaire aanvallen uit te voeren. Ondanks de hindernissen die de Tibetaanse elite opwierp zette de centrale regering haar ontwikkelingsprojecten door, in de overtuiging dat de verarmde Tibetaanse massa's zouden profiteren van de vooruitgang om na verloop van tijd deel te nemen aan hun eigen emancipatie.
Er waren enorme moeilijkheden, zoals blijkt uit een richtlijn van het Centraal Comité van de Chinese Communistische Partij aan de verantwoordelijken voor de hervormingen uit het begin van de vijftiger jaren: "Tot dusver beschikken we nog niet over een materiële basis om de gesloten Overeenkomst volledig uit te voeren. Het ontbreekt ons eveneens aan ondersteuning vanuit de massa's of de hogere kringen om dit doel te bereiken. Een gedwongen uitvoering van de Overeenkomst zal meer kwaad dan goed veroorzaken. Aangezien men niet bereid is de Overeenkomst ten uitvoer te brengen kunnen we deze voorlopig laten rusten en afwachten. (...) Laat ze maar doorgaan met hun wreedheden tegen hun bevolking. Wij van onze kant concentreren ons intussen op ons goede werk zoals het bevorderen van de handel, het aanleggen van wegen, de gezondheidszorg en het werk aan het front, in nauwe samenhang met de meerderheid en aan de hand van een geduldige vorm van scholing. Zodoende kunnen we de massa's voor ons winnen en afwachten tot we de kwestie van een volledige uitvoering van de Overeenkomst weer oppakken. Als ze niet positief staan tegenover het opzetten van scholen voor lager onderwijs kunnen we hier ook een eind aan maken." [9]
Na acht jaar van meedogenloze oppositie door de feodale heersers kwam de nieuwe Chinese revolutionaire leiding in 1959 onmiddellijk in actie om het systeem van horigheid omver te werpen.
De dalai lama stelde 10 maart 1959 vast als datum voor een reactionaire opstand. Om de bevolking voor zich te winnen en aan te tonen wie de echte agressor was bleef het Chinese Volksbevrijdingsleger gedurende tien dagen binnen de kazernes terwijl de strijders van de dalai lama hun aanvallenuitvoerden. Omdat de opstand geen steun vond onder de bevolking en beperkt bleef tot de streek rond Lhasa werd hij vervolgens snel neergeslagen. De dalai lama vluchtte uit Tibet, vertrok in ballingschap naar India en belandde uiteindelijk in Dharamsala. Daar ontwikkelde hij een hechte en lange verhouding met de CIA, net zoals zijn twee broers die daar al sinds de tweede helft van de jaren '50 actief mee samenwerkten. Op weg naar India werd de dalai lama voorafgegaan door zijn eigen schatten en die van de andere edelen die zich bij hem voegden. Kleinere aantallen uit de Tibetaanse elite vertrokken met hun rijkdommen naar Bhutan en Nepal.
De obstakels die armoede, analfabetisme, isolatie en diepgeworteld bijgeloof opwierpen maakten het moeilijk om ook maar een minimale ontwikkeling tot stand te brengen in Tibet.
De Chinese regering, die al sinds lange tijd erg ervaren is in het omgaan met kwesties als bevolkingsgroepen van verschillende afkomst in een multinationale staat, heeft ook het probleem van het chauvinisme en het racisme dat uitging van de Han-bevolking en haar eigen beleid op dit punt aangepakt. Van tijd tot tijd vertoonden Han-Chinezen die in Tibet woonden of gestationeerd waren chauvinistische trekjes in hun verhouding tot de Tibetanen. Ook het revolutionaire kader gaf zich geen rekening van de Tibetaanse taal, de cultuur en de religie die diep doorgedrongen was tot in alle facetten van het leven en moest daarom op initiatief van de communistische partijleiding intensief geïnstrueerd worden.
In 'The Making of Modern Tibet' schrijft A. Tom Grunfeld: "Ze leerden de lokale gebruiken en etiquette te respecteren, nooit tempels en andere heilige locaties te schenden en geen kritiek te leveren op de dalai lama of de religieuze praktijk. Ze kregen opdracht om het communisme en de klassenstrijd niet ter sprake te brengen. Ze kwamen aanzetten met alle mogelijke levensmiddelen en betaalden voor alles wat ze kochten. Ze betaalden lonen aan de Tibetanen die voor hen werkten en huldigden onderling het gelijkheidsbeginsel, om een voorbeeld te stellen."[10]
Hoewel niet alle statistieken te vergelijken zijn met die uit meer ontwikkelde delen van China is het toch duidelijk dat de vooruitgang die de afgelopen vijftig jaar in Tibet geboekt is revolutionair genoemd kan worden. De kindersterfte is gedaald van 430 doden per 1000 geboorten tot ergens tussen de 6,61 tot 24,5 in 2002. In de vijftiger jaren ging slechts 2 procent van de kinderen naar school, tegenwoordig ligt dat percentage op 85,5. Het voortgezet onderwijs moet nog wel nodig gestimuleerd worden. Het aantal ziekenhuisbedden (6348) en werkenden in de gezondheidszorg (8948) is in deze regio hoger per hoofd van de bevolking dan het landelijk gemiddelde. [11]
Voor de revolutie was er voor de massa's geen sprake van verkiezingen of een politiek leven. In 1965 werd het Eerste Tibetaanse Volkscongres gehouden, dat leidde tot de oprichting van de Tibetaanse Autonome Regio en de Regionale Volksregering. Nu zijn er 70.000 verkozen vertegenwoordigers op alle bestuursniveaus in de Autonome Regio.
Beijing werkt aan de intensivering van de ontwikkelingsprogramma's in Tibet; er wordt volop geïnvesteerd in de woningbouw, de gezondheidszorg, de infrastructuur en de restauratie van cultuurhistorische lokaties. Tijdens het Negende Volkscongres van de Tibetaanse Autonome Regio werd een huisvestingsprogramma uitgewerkt voor de boeren en herders, die de ruggengraat vormen van de Tibetaanse economie. In 2008 zullen er 52.000 wooneenhedengebouwd worden en tegen 2010 zal 80 procent van de boerenhuishoudens kunnen beschikken over een nieuwe woning (China Radio International, 22 maart). In 2006 steeg het jaarinkomen van de boeren en herders met 13,1 procent, de vierde keer op rij dat hun inkomensgroei in de dubbele cijfers belandde.
Het toerisme is enorm toegenomen, vooral dankzij de aanleg van twee belangrijke treinverbindingen - de hoogstgelegen spoorlijnen ter wereld - vanuit centraal-China. In 2007 kwamen er vier miljoen toeristen naar Tibet, 60 procent meer dan in 2006. Dit leverde een aanzienlijke bijdrage aan de inkomsten van de Tibetaanse regio.
Aan het eind van de jaren '50 en in de zestiger jaren trainde de CIA honderden contrarevolutionaire bannelingen in sabotage en terrorisme. Deze training vond plaats op bases van Saipan tot aan Virginia. Het belangrijkste centrum van de Tibetaanse operaties was Camp Hale (Colorado) in de Rocky Mountains. In papieren van Amerikaanse inlichtingendiensten die eind jaren '90 openbaar werden staat de nauwe samenwerking tussen de CIA, de Tibetaanse bannelingenbeweging en de dalai lama uitvoering gedocumenteerd: "In een groot deel van de jaren '60 voorzag de CIA de Tibetaanse bannelingenbeweging van 1,7 miljoen dollar per jaar ten behoeve van operaties tegen China, waarvan 180.000 dollar was bedoeld als jaarlijkse bijdrage voor de dalai lama." [12]
De imperialistische steun voor de Tibetaanse 'onafhankelijkheidsbeweging' doet sterk denken aan de Amerikaanse steun aan de Cubaanse contarevolutionairen die naar Miami vluchtten nadat het eiland zich in 1959 bevrijdde van het neokoloniale VS-bewind. Vlak na de omverwerping van Batista leidde de CIA enkele duizenden Cubaanse reactionairen op. Ze werden getraind in het leggen van bommen, het plegen van moordaanslagen en andere terreurmethodes in de naam van 'vrijheid' en 'democratie'. Dit terroristische project met de codenaam JM WAVE werd de grootste operatie in de geschiedenis van de CIA.
De Cubaanse extremistische bannelingen beweren dat zij spreken voor de Cubanen op Cuba als ze bezig zijn met de vernietiging van de sociale verworvenheden die ondersteund worden door een grote meerderheid van de Cubanen. Op vergelijkbare wijze strijdt de Tibetaanse reactionaire oppositie in ballingschap in Dharamsala voor de afbraak van de sociale verworvenheden van de Tibetanen in Tibet.
Dit keer zouden de Amerikaanse imperialisten Tibet gaan domineren in plaats van de Britse. China heeft duidelijk gemaakt dat het zijn territoriale integriteit zal verdedigen. Rechtse Tibetaanse groeperingen zouden niet kunnen bestaan zonder financiering vanuit de VS en Europa en zonder de steun van organisaties als Verslaggevers Zonder Grenzen en Human Rights Watch. De acteur Richard Gere, voorzitter van de Internationale Campagne voor Tibet, draagt ertoe bij dat de kwestie voortdurend in de publiciteit komt. (wordt vervolgd)
Het artikel is een verklaring van de Partij voor Socialisme en Bevrijding uit de VS. Vertaling Frans Willems.