Anna Ioannatou
De politieke partijen in Griekenland slaagden er niet in (of deden alsof) het verband te leggen tussen de kwestie van Kosovo's 'onafhankelijkheid' en het vraagstuk van de minderheden in Griekenland. In juli 1999, dus na de NAVO-bombardementen op Joegoslavië, had de KKE (Communistische Partij) er al in een officiële verklaring op gewezen dat minderheden overal ter wereld gebruikt worden als interventie-instrument voor het imperialisme om hun geostrategische belangen te dienen.
De aloude tactiek die toegepast wordt is het tegen elkaar opzetten van minderheden en/of verschillende religieuze groeperingen in een land. Voorbeelden te over en niet alleen op de Balkan. In het Midden-Oosten vormen de Palestijnen het meest tragische voorbeeld. De publieke opinie in het 'Westen' krijgt de indruk, via de media, dat 'heethoofden' zo dom zijn geen eenheid tot stand te brengen (zo in de stijl van: alsof ze niet genoeg ellende hebben, zijn ze nog verdeeld ook!).
Vlak na het beëindigen van de bombardementen op Joegoslavië werd een brief van drie moslimparlementsleden openbaar gemaakt, waarin gevraagd werd om erkenning door de Griekse staat van een 'Turkse' en 'Macedonische' minderheid. Deze nogal dubieuze en zeker niet onschuldige zet maakte duidelijk dat Griekenland zeer wel verwikkeld zou kunnen raken in de 'minderhedenkluwen' op de Balkan. Vlak daarop verklaarde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken dat het hem niet interesseerde of iemand zich Turk of Macedoniër noemt binnen de Griekse grenzen, als die grenzen maar niet veranderen. De Turken en Amerikanen waren echter wel geïnteresseerd in de kwestie Balkan-minderheden en daarom werd van toen af aan deze kwestie wel van belang, ook voor Griekenland.
Na de opschudding, die bovengenoemde verklaring van de minister had teweeggebracht, beweerde de premier dat het beleid van de regering gericht op "algehele erkenning" van etnische minderheden in het land niet zou veranderen.
De vraag blijft, waarom in een periode, waarin de Amerikaans geïnspireerde Grieks-Turkse dialoog druk op gang was en wel vlak na de slachtpartijen in Kosovo ter 'bescherming' van de rechten van minderheden? En waarom gaf de Griekse regering blijk van onverschilligheid in bijvoorbeeld de kwestie autonomie van aan West-Thracië grenzende gebieden in het Zuidoosten van Bulgarije?
Een op dit alles volgende verklaring van dezelfde minister van BuZa in de Turkse krant 'Miliyet' vormt misschien het antwoord: "...voor landen die in internationaal verband samenwerken, kunnen kwesties die hun grenzen betreffen (te land en ter zee) niet van groot belang zijn."
In de jaren '50 had koningin Frederika (moeder van de huidige koningin van Spanje) in aanwezigheid van de Turkse president Turkse scholen in Thracië geopend. Via akkoorden in 1951 en later in 1968 werd het Turks als enige minderheidstaal in het onderwijs erkend, ondanks het feit dat de moedertaal van de Pomaken en zigeuners van West-Thracië allerminst Turks was.
In 1987 werd dan, na dit 'geniale' beleid van verturksing van de bewuste etnische minderheden, door de hoogste gerechtelijke instantie van Griekenland het gebruik van de term 'Turks' verboden. Het gevolg was dat een reeksandere problemen op gang gebracht werd...
Nog verder terug in de geschiedenis, in 1930, had de Griekse regering zich verplicht t.o.v. van Turkse leidende kringen via het 'Turks-Griekse Vriendschaps Verdrag' de moslimleiders van de minderheid te verjagen. En dat gebeurde dan ook, waarmee echter de tendensen tot verturksing sterker werden. Deze politiek plus het beleid van vervolgingen en onvrijheden voor de moslimbevolking van Thracië en de slavisch sprekende minderheden in Macedonië, die de Griekse staat tientallen jaren toepaste, vormen de voedingsbodem waarop vandaag de politiek-strategische 'spelletjes' met minderheden op de Balkan uitgespeeld kunnen worden.
'Verdeel en heers' is al sinds de oudheid een tactiek van heersende klassen en vormt een sleutel tot het begrijpen van de huidige 'conflicten' in de wereld.