Jan Ilsink
Bolivia is gelegen in het hart van Latijns-Amerika. De grenzen van het land werden eind 19e en begin 20e eeuw bepaald in imperialistische, door Amerikaanse, Australische en Europese bedrijven gefinancierde, oorlogen waarvan inzet was de controle over de grondstofrijke gebieden met onder meer olie, zout, fosfor, salpeter, goud. Bolivia verloor de helft van zijn grondgebied aan buurlanden. Daaronder was de kuststrook met de Stille Oceaan, waardoor het land eveneens de uitgang naar zee kwijtraakte. Het land behoort - nog steeds rijk aan grondstoffen - tot het armste van Latijns-Amerika.
Sinds de veldtocht van Bolivar door Zuid-Amerika, die onafhankelijkheid van het Spaanse koloniale rijk bracht, werd Bolivia bestuurd door oligarchieën, afstammelingen van Spaanse koloniale families en latere geïmmigreerde mijnexploitanten. Aanvankelijk investeerden die families in het land, maar na de Tweede Wereldoorlog werd de exploitatie van de mijnen en later de gas- en olievoorraden vooral overgedragen en overgelaten aan buitenlandse multinationals. Ze stelden zich ermee tevreden de eigen zakken en hun rekeningen op Zwitserse banken te vullen. In het land zelf investeerden ze steeds minder.
De bevolking leefde onder feodale verhoudingen of werd afgescheept met hongerlonen. De burgerlijke revolutie van 1952, geleid door de MNR (Movimiento Nacionalista Revolucionaria) leverde de indiaanse bevolking, die toen ca. 80 procent van de bevolking uitmaakte, pas burgerrechten op. En nu, ruim vijftig jaar later, met de verkiezing in 2005 van Evo Morales tot president, is deze grote arme, inheemse meerderheid van de bevolking tot de politieke macht in het land doorgestoten.
De regering van Evo Morales heeft zich tot taak gesteld de leefomstandigheden van de arme meerderheid van de bevolking te verbeteren. Hiervoor wil ze vooral de bodemschatten waarover het land beschikt aanwenden. In eerste instantie door hiervoor hogere opbrengsten uit de olie- en gasexploitatie inzetten. In tweede instantie door het scheppen van werkgelegenheid met de opbouw van een eigen productieapparaat en infrastructuur in het land.
Hogere opbrengsten uit de olie- en gasexploitatie werden afgedwongen door de 'uitverkoopcontracten', die voorgaande regeringen met multinationals hadden afgesloten, open te breken en nieuwe af te sluiten tegen 'wereldmarktprijzen'. Uit deze opbrengst wordt de Renta Dignidad (Waardigheidspensioen) gefinancierd, die meer dan 25 dollar per maand (een eenvoudige maaltijd kost 0,50 dollar) bedraagt en geldt voor meer dan 700.000 ouderen.
Maar de regering staat onder druk. Sinds haar aantreden wordt zij geconfronteerd met een groeiende tegenwerking. Fouten die de onervaren en soms nog steeds corruptiegevoelige administratie maakt worden door de oude machten breed uitgemeten. De Amerikaanse ambassade in la Paz heeft hierin duidelijk de regie. Hier huist sinds de verkiezing van Morales ambassadeur Goldberg, voorheen ambassadeur van de VS in Joegoslavië. In het door de VS-ambassade georkestreerde verzet tegen de regering Morales worden de scenario's van de 'golpe suave', de zachte staatsgreep, toegepast. We kennen die onder andere van de 'successen' in Georgië (2003 afzetting Shevardnadse en verkiezing Saakasjvili) en Oekraïne (2004 verkiezing Joeschenko) en van de coup in 2002 in Venezuela, die echter mislukte en voor de VS ongelukkig afliep.
De 'contrarevolutie' in Bolivia vindt haar wortels in pogingen van de regering om de invloed van de oligarchieën op het gebruik en de opbrengst van de grondstoffen van het land uit te schakelen. Net als in de imperialistische oorlogen eind 19e begin 20e eeuw is de strategie van de contra's het afsplitsen van de grondstofrijke gebieden. Nu niet door een 'buitenlandse vijand', maar door een binnenlandse beweging voor 'regionale autonomie'. In navolging van het Joegoslavië-model spitst de aanval van de rijke families op de regering van Evo Morales zich toe op het bevorderen van autonomie voor de negen provincies waaruit Bolivia bestaat. Men speelt in op sentimenten die we in Europa ook kennen. Bijvoorbeeld het welvarende Noord-Italië met hardwerkende Italianen dat het arme Zuid-Italië moet onderhouden met zijn leeglopers en maffiosi en het booming en high-tech Catalonië in Spanje dat de leeglopende Extramadura en luie Andalucia moet subsidiëren.
In Bolivia zijn het nu vooral de rijk geworden, grootschalig opererende, vaak uit Europa geïmmigreerde, sojaboeren uit de 'tropische' provincie Santa Cruz die autonomie eisen. In Santa Cruz zijn rijke gasvelden gevonden. Deze oligarchieën wensen hun inkomsten niet te delen met de arme, 'conservatieve' indianen uit het hooggebergte van de Andes. Onder aanvoering van deze nieuwe rijke families uit Santa Cruz worden de lager gelegen, tropische, provincies opgezet tegen de 'koudere' provincies die in de bergen zijn gelegen. Ze gebruiken voor deze afsplitsingsambitie zelfs de naam 'media luna' (halve maan) die ook in Joegoslavië werd gebruikt voor 'rebellerende' provincies.
Een juridische basis voor de autonomie werd gelegd door de regering Carlos Mesa, die de in 2003 na corruptieschandalen gevluchte president Sanchez de Losada verving. Op de valreep nam de regering Mesa een wijziging in het landsbestuur aan, waardoor de politieke leiders van de provincies, de prefecten, niet meer door de regering werden benoemd maar direct gekozen door de bevolking. Toen Evo Morales in 2005 met grote meerderheid tot president werd gekozen, werden bij dezelfde verkiezingen prefecten gekozen die bijna allen tot het 'conservatieve politieke' kamp behoorden.
Een verklaring voor dit stemgedrag kan zijn een 'gevoel voor politiek evenwicht' bij grote delen van de bevolking. Evo Morales was immers een politiek experiment. De prefecten vertegenwoordigden weliswaar de corrupte, maar wel vertrouwde politiek. Vanaf het begin van zijn ambtstermijn zag Morales zich dus geplaatst tegenover tegenwerkende en rebellerende prefecten in de provincies. In deze staatkundige wijziging, vlak voor de - in opiniepeilingen reeds lang voorspelde - electorale overwinning van Morales, kan reeds de invloed van de Amerikaanse ambassade worden gezien. Als de controle op de nationale regering verloren gaat, dan liever een staatkundig zwak centraal bestuur!
Om zijn positie tegenover de rebellerende, soms met referenda ondersteunde autonomie eisende, prefecten te versterken, heeft Evo Morales voor 10 augustus 2008 een eigen referendum uitgeschreven. Daarin zal de bevolking zich kunnen uitspreken over het beleid dat hij tot nu toe heeft gevoerd. Volgens opiniepeilingen zal hij, ondanks gemaakte fouten, opnieuw op ruime steun van de bevolking kunnen rekenen. De tegenstanders zien dit in en ontwikkelen een scenario om met intimidatie en geweld een sfeer van onveiligheid te creëren die steun voor Morales moet doen afbrokkelen. In dit scenario hebben para-militaire groepen, waaronder de fascistische jeugdbeweginguit Santa Cruz (UJC), een belangrijke rol. Er is aan het licht gekomen dat de UJC een moordaanslag op Morales heeft beraamd.
In de media is onthuld dat de uitvoering van het scenario van de 'golpe suave' loopt via organisaties als USAID, de Amerikaanse organisatie voor ontwikkelingssamenwerking, en het adviesbureau Casals & Associates. USAID zet zich in voor "hervorming van de 'oude' politieke partijen" als tegenwicht tegen de beweging van Morales de MAS, Movimiento Al Socialismo. Casals, geleid door de ooit uit Cuba afkomstige Beatriz Casals, heeft de afgelopen drie jaar bijna 20 miljoen dollar verdeeld over 450 organisaties in Bolivia met als doel: ondermijning van de activiteiten van de door de regering Morales bijeengeroepen grondwetgevende vergadering.
In de nieuwe grondwet is inmiddels vastgelegd dat het Boliviaanse volk de enige, onvervreemdbare eigenaar is van de bodemschatten van het land. Maar het van kracht worden van de grondwet is gestuit op procedurele tegenwerking van o.a. de provincies. Het referendum van augustus zal een stap zijn in het proces om de belangen van de Boliviaanse bevolking te bevrijden van buitenlandse kapitaalbelangen. Deze kapitaalbelangen werden en worden vooral vertolkt door de politiek van de VS. Maar pogingen van de EU om zich zelfstandig op het Latijns-Amerikaanse continent te profileren kunnen niet verhullen dat onder de Amerikaanse paraplu ook belangen van Europese multinationals schuilgaan.
Bij de pogingen de belangen van de multinationals te stellen boven die van de Boliviaanse bevolking dringt zich de vergelijking op met de naoorlogse politiek van de VS gericht op Bolivia. De 'sociaal-democratische' MNR, die in 1952 in Bolivia aan de macht kwam, kreeg te maken met het feit dat de export van de grondstoffen uit de mijnen in Bolivia werd aangewend om de Boliviaanse regering economisch geheel afhankelijk van de VS te maken. Deze economische relatie tussen de VS en Bolivia was reeds in de oorlog door de wapenproductie belangrijk versterkt. Onderdeel van deze afhankelijkheidsstrategie was te voorkomen dat Bolivia zelf smelterijen zou bouwen. In langlopende contracten werd vastgelegd dat de VS grote hoeveelheden tinerts, die werden verwerkt in Texas, zou afnemen. Tinerts vormde toen 70 procent van de buitenlandse handel van Bolivia en 90 procent van de regeringsinkomsten. Deze economische dominantie gebruikte de VS om politieke eisen aan de Boliviaanse MNR-regering te stellen: o.a. het terugdringen van communistische invloed, die vooral in de vakbeweging tot uitdrukking kwam.
Deze politiek van economische afhankelijkheid van de VS hield stand tot de jaren '70 van de vorige eeuw. Toen kregen door geopolitieke en wereld-economische verschuivingen, mede vertolkt door Che Guevara, anti-imperialistische ambities politiek gestalte in Latijns-Amerika. Om deze te beteugelen en de kapitaalbelangen veilig te stellen waren andere maatregelen nodig. In veel Latijns-Amerikaanse landen vonden successievelijk militaire staatsgrepen plaats, waarmee steun aan de politiek van de VS werd voortgezet: 1964 in Brazilië (Castelo Branco), 1971 in Bolivia (Banzer), 1973 in Chili (Pinochet), 1976 in Argentinië (Videla). Maar deze militaire regiems, die slechts door bloedige onderdrukking de belangen van de multinationals konden veiligstellen, waren niet in staat de ambities van bevolkingen tot verbetering van hun lot definitief te ontmoedigen.
We zullen zien of en hoe de krachtmeting in Bolivia, waar we op dit moment getuige van zijn, de ambities van onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Boliviaanse bevolking gestalte zal geven. Anders dan in de jaren '50 en'70 zijn de krachtsverhoudingen op de wereld inmiddels drastisch gewijzigd. De hoogmoed van de VS komt o.a. door de 'krediet-crisis' steeds meer aan het licht, maar hun rol is uiteraard nog lang niet uitgespeeld. Op het Latijns-Amerikaanse continent neemt de invloed van Chávez in Venezuela, gesteund door zijn oliedollars, toe. Het belang van China in de wereld, economisch en politiek, groeit. Dus wellicht is er hoop voor de arme bevolking in Bolivia die internationale solidariteit verdient. Maar het imperialisme als een kat in het nauw kan rare sprongen maken. Het revolutionaire proces in Bolivia is nog lang niet veilig.