Maarten Muis
Soms lees je verassende kritieken op de kapitalistische maatschappij in de burgerlijke pers. Zo was er de bekende psycholoog René Diekstra, die in zijn column in het 'Dagblad van het Noorden' van 24 mei jl. van leer trok tegen de grote en alsmaar toenemende ongelijkheid in beloning tussen de top van de bedrijven en de gewone werknemers.
Volgens psychologen als hij is er dan sprake van narcistische disproportionaliteit: "Het woord narcistisch slaat op het feit dat de betreffende president-directeur aan een zodanige pathologische (ziekelijke) zelfoverschatting lijdt dat hij zich disproportioneel (bovenmatig) hoog boven de gemiddelde werknemer verheven voelt en ervan overtuigd is dat hij in wezen voor het bedrijf onbetaalbaar is." De extreem hoge beloning van de top in het bedrijf is echter geen product van een individuele karaktertrek, maar een wezenlijk kenmerk van de kapitalistische klassenmaatschappij. De bezittende klasse heeft zetbazen nodig die ze kan vertrouwen als het gaat om winstmaximalisatie en heeft daar wel wat smeergeld voor over. De zetbazen weten dat en maken graag gebruik van hun positie door hun deel van de koek zo groot mogelijk te maken, want een zekere toekomst heb je (tegenwoordig) in die kringen ook niet (meer).
Het lijkt sympathiek dat Diekstra de psychologie inzet om de waanzin van de verschillen in beloning aan te klagen. Maar nog vaker wordt de psychologie gebruikt om juist het kapitalisme te verdedigen. Hoe vaak horen we niet zeggen dat hebzucht en geldingsdrang nu eenmaal in ieders karakter zit. In de psychologie wordt er vooral van uitgegaan dat de zelfontplooiing van het individu het basissysteem van de maatschappij is en dat alles tot dit mechanisme terug te voeren is.
Het psychologiseren van de klassenverhoudingen is wijdverbreid en juist zeer behulpzaam bij het verdoezelen van de werkelijkheid. De manko's van het systeem kunnen zo worden verdoezeld achter een façade van individueel falen. Er schuilt echter nog een ander gevaar achter het individualiseren van dit soort zaken. Ook mensen op de werkvloer uiten zich vaak met ontzag over de beloning van topondernemers, topsporters en topartiesten, dat het hun wel gelukt is zo 'goed' en 'slim' te zijn geweest om rijk te worden. Het fabeltje van de krantenjongen die miljonair (nu miljardair) werd wordt erdoor in stand gehouden. De illusie dat je met hard werken ook een topper kunt worden blijft boven de markt hangen.
Diekstra verbaast zich er in zijn column over dat de mensen in Nederland: "nog nooit de straat zijn opgegaan om te demonstreren tegen deze ongelijkheid." Maar alleen ongelijkheid moreel verwerpen blijkt in de praktijk geen goede basis voor succesvolle acties voor sociale rechtvaardigheid. Roepen om sociale rechtvaardigheid zonder daarvan een klassenstandpunt te maken en dat aan concrete ervaring te koppelen is vaak niet meer dan gebakken lucht.
Een column van iemand die vaak het sociale geweten van Nederland genoemd wordt, Jan Marijnissen, in de Tribune van december 2007 legt, ondanks de schijn van een politiek commentaar, ook al de nadruk op de morele kant van de zaak. De winstmaximalisatie van het kapitalisme zou vooral moreel verwerpelijk zijn. Het antwoord op de ongelijkheid volgens de SP is dan: "Modern socialisme houdt in dat niet het socialiseren van de productie(middelen) an sich het doel is. Het doel is het ongebreidelde winststreven ondergeschikt te maken aan het algemeen belang van maatschappij en beschaving." Hoe je dat bereikt zonder de productiemiddelen te vermaatschappelijken blijft een onopgelost raadsel. Ik roep in herinnering dat de SP jaren geleden een campagne heeft gevoerd rond de 'tweedeling' in de maatschappij. De partij ziet dus wel de grens die dwars door de bevolking loopt, de meerderheid aan de ene kant en een kleine groep, de happy few, aan de andere kant. Maar de bezitsverhoudingen ter discussie stellen en een radicale omvorming van het huidige maatschappelijke systeem nastreven, doet de SP niet meer. En dus wordt die partij gedwongen te vluchten in algemeenheden als een 'algemeen belang', 'de beschaving' en morele fatsoensnormen. Uitbuiters willen jullie alsjeblieft niet meer zoveel uitbuiten?
Recente inzichten uit de mens- en maatschappijwetenschappen laten vaak een dubbel gevoel achter, aan de ene kant leggen zij wel de vinger op de gevoelige plek, maar weten dan toch geen echte oplossing te bieden. Onderzoek van psychologen in de Verenigde Staten naar geweld en pesten op de werkvloer laten zien dat meer dan de helft onder het gedrag van collega's te lijden heeft en een kwart tot tranen toe getreiterd wordt. Er is dus echt wat mis met arbeid in de eenentwintigste eeuw. Volgens Rachelle Canter, een sociaal-psychologe en 'deskundige' op het gebied van processen op de werkvloer, zijn de ergste daders "de strebers, Type A, heel erg slim, met onmogelijke eisen aan zichzelf en anderen." Hier is weer een psycholoog bezig de focus naar het individuele karakter te verleggen, terwijl aandacht gewenst is voor de manier waarop bedrijven omgaan met de factor arbeid als uitdrukking van een klassentegenstelling.
De psyche van het kapitalisme zit niet in de individuele mens, net zomin als er een communistisch of kapitalistisch gen bestaat. Het kapitalisme is een stadium in de menselijke ontwikkeling. Alle stadia daarvan werden gekenmerkt door klassenstrijd. Het kenmerk van de klassenstrijd in de fase van het kapitalisme is de onoverbrugbare tegenstelling tussen de belangen van de werkende bevolking en die van de bezitters van bedrijven, kapitaal en grond, van de profiteurs van arbeid van anderen. Het is die tegenstelling die richtinggevend is voor de mate van sociale rechtvaardigheid in de maatschappij. Al zou misschien René Diekstra wellicht anders wensen: nog nooit heeft psychotherapie een kapitalist 'omgeturnd', maar geconfronteerd worden met stakend personeel leert hem of haar heel snel wat sociale rechtvaardigheid is. En Jan Marijnissen zou ook beter moeten weten. Zolang de eigendomsverhoudingen blijven zoals ze zijn zal er geen sprake zijn van eerlijk delen. Dat kan alleen onder socialistische verhoudingen en daarvoor moet het privé-eigendom van de productiemiddelen, de grond en het kapitaal worden afgeschaft. Net zo goed als je niet een beetje zwanger kunt zijn kun je ook niet een beetje socialist zijn.