Maarten Muis
De bekentenis van het voormalig Tweede Kamerlid Wijnand Duyvendak (Groen Links) dat hij in 1985 een inbraak in het ministerie van Economische Zaken heeft gepleegd en de buitgemaakte documenten over de plannen inclusief adressen van verantwoordelijke ambtenaren voor de bouw van kerncentrales publiceerde in het krakersblad 'Bluf!', heeft veel stof doen opwaaien.
In eerste instantie leken de kritische woorden van partijleider Femke Halsema voldoende afstraffing, maar de publieke verontwaardiging over Duyvendak's buitenparlementaire actieverleden bereikte een hoogtepunt toen een hoge ambtenaar naar buiten bracht dat als nasleep van de publicatie in 'Bluf!' er was geprobeerd brand te stichten in zijn woning.
Duyvendak trad daarop af als Tweede Kamerlid. Een columnist verloor in de, vooral door rechts gedomineerde, stroom van columns en ingezonden brieven zijn aanstelling als woordvoerder van ROVER wegens bedreigingen geuit richting Halsema. Ex-activisten uit de jaren tachtig werden veelvuldig in de krant en voor de camera aan de tand gevoeld: of zij ook niet wat te bekennen hadden? Schimmige contouren van de RARA-club doken op. Kortom: het mediacircus was compleet.
Dat nu juist in deze tijd politici en media een moreel oordeel vellen over de buitenparlementaire acties uit de jaren tachtig, is niet toevallig. Al eerder gingen vanuit rechtse hoek stemmen op, sinds het verwijt van terrorisme dé manier is geworden waarmee gedemoniseerd kan worden, ook de buitenparlementaire acties van de kraak-, antifascistische- en milieubeweging uit het verleden publiekelijk te veroordelen.
De affaire Duyvendak wordt aangegrepen, zoals Halsema in haar eerste reactie ook zo sterk deed, om het parlementaire stelsel zoals we dat in de kapitalistische landen kennen te verabsoluteren en neer te zetten als een altijd en eeuwig geldend principe. Het is tevens een waarschuwing aan de volgende generaties dat de enige weg naar een klein beetje medezeggenschap in deze klassensamenleving is: het meespelen van het politieke spel binnen de grenzen van het Burgerlijk Wetboek.
Communisten hebben altijd afstand gehouden van sommige ontoelaatbare acties uit de jaren tachtig, omdat het smeden van brede, progressieve coalities altijd leidraad is geweest (en nog steeds is) binnen de communistische beweging. Communisten blijven zich bij het plannen van een actie altijd afvragen of de band met de werkende bevolking erdoor wordt versterkt. Hierdoor liepen communisten niet warm voor de nogal individualistische huzarenstukjes van sommige krakers, milieuactivisten en antifascisten. Valse romantiek en verwachtingen, samen met het kortetermijndenken staan de noodzakelijke bondgenotenpolitiek in de weg. Opvallend vaak was (en is) er sprake van antivakbondssentimenten juist in het wereldje van de radicalistische vleugels. Om maar te zwijgen over welk oordeel communisten geveld hebben t.a.v. de voor de antiracistische strijd zeer negatieve gevolgen van de bomaanslagen van RARA. Het waren altijd acties van dit type - vaak ook door ultrarechtse krachten aangezet - die in de praktijk de kloof tussen de massa van de bevolking en linkse activisten juist hebben vergroot.
De affaire Duyvendak biedt ons wel een mogelijkheid om de rechtse propaganda te ontmaskeren, die beweert dat iedereen die zich niet conformeert aan het kapitalistische, parlementaire systeem terroristisch is. En tegelijkertijd de onwetendheid en daardoor matheid en onverschilligheid, bij de Nederlandse bevolking wat betreft de sociale afbraak, milieuproblematiek en de imperialistische politiek van de NAVO aan te kaarten. Het kapitalisme dwingt linkse krachten het 'harmoniemodel' met wantrouwen te bezien, maar het noodzakelijke 'conflictmodel' is geen vrijbrief voor alle soorten acties.
Zo is het initiatief van enkele activisten om een verkiezing te houden van de beste buitenparlementaire actie uit het verleden en ook de beste toekomstige actie te ontwerpen, sympathiek te noemen. Want wat Nederland nu nodig heeft, zijn activisten die de juiste snaar bij de bevolking weten te raken, om de lethargie te doorbreken en er voor te zorgen dat we weer met zijn honderdduizenden op de Dam staan om de heersende klasse aan te klagen over de afbraak van het sociaal- en arbeidsrecht, de vernietiging van het milieu en de imperialistische onderdrukking van de volkeren in andere landen. Om dat te bereiken is een sterke organisatie nodig die diepgeworteld is in de arbeidersklasse, die niet de weg volgt van mediagenieke acties van enkele individuen, maar vooral aan brede opklaring doet en zo het collectieve klassenbewustzijn versterkt. De meest daadkrachtige, continue en omvangrijkste buitenparlementaire actie wordt nog steeds door de vakbeweging, ondanks al haar gebreken, geleverd. De verbinding tussen linkse activisten met de vakbeweging is van doorslaggevend belang. Om werkelijke veranderingen te bewerkstelligen is politiek geduld nodig en moet het streven gericht zijn op het smeden van eenheid, niet op individualistische 'vluggertjes'.