Ron Verhoef
De Algemene Beschouwingen zijn weer net begonnen en opnieuw staat het onderwijs hoog op de agenda. Bijna elke fractie roept om meer geld voor het onderwijs en dat is begrijpelijk. De problemen in het onderwijs nemen immers alleen maar toe. Het aantal jongeren dat zonder diploma de school verlaat groeit nog altijd en de jongeren die nog wel een opleiding volgen hebben steeds minder daadwerkelijk les.
De afgelopen jaren werd geprobeerd veel van die problemen op te lossen door het aantal lesuren terug te dringen en het aantal uren voor stage op te voeren, leren zou je immers in de praktijk doen. Sinds Dijsselbloem weten we echter wel beter. Ging het onderzoek van Dijsselbloem vooral over HAVO en VWO, inmiddels heeft de Tweede Kamer ook besloten een onderzoek in te stellen naar de invoering van het 'Nieuwe Leren' in het MBO. Hoewel nog niet vaststaat wat exact de conclusie zal zijn, zijn zowel voor- als tegenstanders het erover eens dat het onderzoek het einde van het 'Nieuwe Leren' zal inluiden.
Dat is een grote streep door de rekening van de MBO-raad (de belangenbehartigers van de werkgevers in het MBO) die geheel op de onderwijsvernieuwing had ingezet. Meer vraaggestuurd leren en geen of weinig theorielessen betekent ook dat er geen behoefte is aan leraren. In het 'Nieuwe Leren' konden ook niet bevoegden met een diploma op MBO-niveau wel mensen begeleiden, maar de groeiende weerstand en de komst van een onderzoek heeft ook de MBO-raad doen inzien dat de rek eruit is en dus tekende ze opeens als een duveltje uit een doosje alsnog het 'Actieplan Leerkrachten' van minister Plasterk.
Het plan hield een aantal afspraken in die het beroep van leraar aantrekkelijker moesten maken en hoewel de MBO-raad had meegedaan aan het ontwerpen van het actieplan, weigerde de raad het uiteindelijke plan te ondertekenen met als voornaamste argument dat het plan geen rekening hield met de invoering van het 'Nieuwe Leren'. In de ogen van de MBO-raad moest het geld van Plasterk niet naar de leraren maar naar de scholen die het dan konden gebruiken om er leuke dingen mee te doen. Bovendien vond de MBO-raad het bedrag te laag. En daarmee stond een streep door het plan, want wie niet tekende kreeg helemaal geen geld.
Voor de MBO-raad leek er ook geen haast te zijn, wie had er immers nog nieuwe leraren nodig, laat staan een plan om die aan te trekken. Uiteindelijk tekende de MBO-raad het plan alsnog na overleg met de bonden. Zoals zo vaak bij het overleg tussen de bonden en de MBO-raad, lieten de bonden hun leden weer eens in de steek. Hoewel er wel iets gedaan wordt aan het aantrekkelijker maken van het vak leraar in het MBO is dat maar heel beperkt en blijft het ver achter bij de leraren in het Voortgezet Onderwijs. En dat is enigszins merkwaardig aangezien het MBO de grootste onderwijssector is na het basisonderwijs. Wat werd er dan zoal afgesproken en wat zijn dan die verschillen?
Het eerste dat leraren op een MBO zullen merken is dat ze op de 'dag van de leraar' een bonus krijgen van 200 euro bruto, terwijl de leraren in het Voortgezet Onderwijs kunnen rekenen op 500 euro bruto. Het aantal salaristreden wordt teruggebracht van 18 naar 14 zodat iemand sneller aan zijn top zit en ook een iets hoger aanvangssalaris heeft. Deze maatregel is gelijk aan die in het Voortgezet Onderwijs maar anders dan in het VoortgezetOnderwijs hebben de MBO-raad en de bonden besloten niet een groot deel van de leraren een schaal hoger te zetten. Al met al wordt het nauwelijks aantrekkelijker om in het MBO te werken. Over de werkdruk zijn namelijk geen concrete afspraken gemaakt en dat terwijl veel van de potentiƫle vroegtijdige schoolverlaters zich op het MBO bevinden en niet in het Voortgezet Onderwijs. Te vrezen valt dus dat beginnende leraren zullen kiezen voor een baan in het Voortgezet Onderwijs (en wie kan ze dat kwalijk nemen) en dat zo de problemen in het MBO opnieuw niet worden opgelost.
Zoals gebruikelijk heeft de MBO-raad opnieuw aangetoond niet bepaald het beste met haar personeel voor te hebben en helaas gaan de bonden daar in mee. Veel van wat de MBO-raad over het actieplan zegt wijst er bovendien op dat de raad nog altijd meer geld wil besteden aan het samenwerken met het bedrijfsleven dan aan het eigen personeel en dat voor een raad die al decennialang wordt geleid door een opeenvolging van ex-PvdA-parlementariƫrs. Hoewel steeds meer bekend wordt over de negatieve gevolgen van de invloed van bedrijven op het onderwijs kiest de raad, door deze uitwerking van het actieplan, niet voor de kwaliteit van het onderwijs maar voor de belangen van het bedrijfsleven. Een gemiste kans, nu is het afwachten wat het onderzoek naar het 'Nieuwe Leren' in het MBO brengt.