Rinze Visser
Hij zat in de bus. Op weg naar het dorp waar de vrouwen en mannen van de meubelfabriek al twee weken het bedrijf bezet hielden. Ze hadden zo opeens te horen gekregen dat het faillissement was aangevraagd en dat ze op straat kwamen te staan. Ze hadden daar geen genoegen mee genomen en waren tot een bezettingsactie overgegaan.
De voorzitter van de plaatselijke partijafdeling, die hem meestal met de auto van het treinstation in de naburige plaats ophaalde, was wegens familieomstandigheden enkele dagen elders. Dat was de reden dat hij de laatste kilometers per bus aflegde. Hij zat, zoals elke keer als hij ernaar op weg was, te denken hoe de actie versterkt zou kunnen worden om tot succes te kunnen komen. Want succes was zeker nodig om ook in het land een sfeer te krijgen waarin mensen erin geloven dat in verzet komen tastbare resultaten op kan leveren.
Op weg van de bushalte naar de fabriek waren z'n hersens nog bezig. Wat zou hij er nu aantreffen? Er moest zo snel mogelijk gepraat worden in het dagelijks bestuur van het partijdistrict over de stand van zaken met betrekking tot de acties van solidariteit. Want zonder solidariteit van buiten kom je geïsoleerd te staan en ben je verloren, daar had hij al wel enige ervaring mee. Toen hij bij de fabriek aankwam en de spandoeken met de strijdbare leuzen weer zag en het kantoortje binnenging, was het merkwaardig stil. Er was niemand. Wat zou er aan de hand zijn? Hoorde hij daar mensen praten? Daar achter die deur, in de bedrijfskantine? Jazeker, dat waren stemmen! De deur. Op slot, verdorie. Wat zou er aan de hand zijn? Een plaatselijke partijgenoot kwam ook het kantoortje binnen, als vervanger van de afdelingsvoorzitter. Overleg. Wat nu te doen?
Hij bonsde op de deur. Net zo lang tot er iemand de deur op een kier opendeed. Wat is hier aan de hand? Er zijn allerlei heren binnen, was het antwoord, bij een spoedpersoneelsbijeenkomst. Zij zeggen dat, als we de communistische partij buiten de deur houden en de al vastgelegde openbare actiebijeenkomst waar parlementariërs uit het Noorden voor uitgenodigd zijn en waar ook Fré Meis zal spreken, afgelasten, de kans heel erg groot is dat het bedrijf blijft bestaan en we aan het werk kunnen blijven. En de deur ging weer op slot.
Hij zag dat de man van de afdeling baalde en hoorde hem zeggen dat hij zich vernederd voelde. Hij hoorde hem vragen wat ze hier nou nog moesten. Waarop hij antwoordde: wachten. Voor de afdelingsman, die op partijbijeenkomsten nogal eens de sociaaldemocratie ervan langs gaf, werd het wachten te lang en hij ging naar huis.
Daar zat hij. Alleen in het kantoortje. Met achter die deur daar een poging van waarschijnlijk invloedrijke mensen de bezetters over te halen hun actie af te breken. Onder valse voorwendsels, zoveel was hem wel duidelijk. Er bestaat een gezegde: komt tijd, komt raad. Voor wat zoiets dan maar waard is. Hoorde hij daar voetstappen? Ja, de voorzitter van het actiecomité van de bezetters kwam het kantoortje binnen. Hij had 's nachts wacht gehouden en overdag thuis geslapen. Was er nota bene een vergadering belegd zonder dat de comitévoorzitter ervan af wist. Dat werd nu wel duidelijk. Hij lichtte hem in over wat daar binnen gebeurde. Dat werd weer bonzen op de deur. Met z'n tweeën. De deur werd half opengedaan. De comitévoorzitter moést wel binnengelaten worden. En die zei, wijzend op hem: hij gaat ookmee!
Hij, de vertegenwoordiger van de communistische partij werd, eenmaal binnen, door een onbekend, maar zeker duur heerschap met klem verzocht de zaal te verlaten. Waarop er een groot geroezemoes ontstond. Toen dat door elkaar gepraat en gefluister wat aan het verstommen was greep hij zijn kans. Het lijkt mij een goede gewoonte, zo zei hij, dat de enige hier die bevoegd is - het bezettende personeel - erover stemt of mijn aanwezigheid hier wel of niet gewenst is en dat voor en tegenstanders de gelegenheid nemen dat te motiveren. Stemmen uit het personeel verklaarden dat zij voor hem, de man van de communistische partij, geen geheimen hadden en dat hij bij de vergadering aanwezig moest zijn. De heerschappen - want er waren er meer - verklaarden omstandig dat de overname van het bedrijf zeker niet door zou gaan als de geplande openbare actiebijeenkomst door zou gaan. Die openbare vergadering moet doorgaan, zo riepen de bezetters. Was er niet een delegatie van hen, samen met hem, op bezoek geweest bij Fré Meis om de zaken door te spreken? Bij hand opsteken gaven de bezetters te kennen er niets voor te voelen hem van de vergadering uit te sluiten.
Toen de heerschappen merkten dat zij het op dat punt niet zouden winnen, gooiden zij het over een andere boeg. Zo probeerden zij, en dat begon al enigszins te lukken, de bezetters tegen elkaar uit te spelen door de twee (ex-)directeuren - twee broers die onderling meningsverschillen hadden - als splijtzwammen op te voeren. Er tekende zich al voor- en tegenstanders voor de een of de andere af. Nu moest hij ingrijpen. Wat nou, er is geen directie! Er zijn geen directeuren! Het bedrijf is failliet. Er is een juridische directeur, dat is de curator! De feitelijke directie zit hier! In deze kantine! Het door de arbeiders gekozen actiecomité! Instemming, ondersteund door applaus. De heerschappen stopten hun stukken (wat zou daar in hebben gestaan?) in hun tassen. Zij dropen af in hun maatpakken. Wij wilden jullie helpen, maar nu zoeken jullie het zelf maar uit, riep één van hen.
Toen de vrouwen en mannen weer 'onder ons' waren, het actiecomité weer compleet, de heerschappen - een directeur van een groot vervoersbedrijf en enkele andere dorpsnotabelen, zo bleek - verdwenen waren, heerste er een bijna voelbare stemming van 'opgeruimd staat netjes'. De actiebijeenkomst die enkele dagen later plaatsvond was een succes. Hij zat op de voorste rij, tussen Kamerleden van wie er later enkelen staatssecretaris en minister zouden worden. Ook Fré Meis, de onder veel arbeiders populaire communist, zat daar. Uit Groningen en ook Kamerlid. Toen deze het woord voerde waren de honderden aanwezigen muisstil. Applaus volgde. Ook toen één van de actievoerders naar de microfoon ging en de Kamerleden vroeg of zij de volgende dag bereid zouden zijn om samen met Meis naar de minister te stappen om te bereiken dat zij hun werk zouden kunnen behouden.
Niet alleen voor de arbeiders van het bedrijf, maar ook voor hem waren het spannende tijden. Een paar dagen later ging 's avonds laat de telefoon. De voorzitter van het actiecomité. Deze zei dat er gemeld was dat het bedrijf overgenomen zou worden en dat zij allen aan het werk konden blijven. De comitévoorzitter wilde weten of zoiets wel te vertrouwen was. Hadden zij nu gewonnen? Moesten zij nu met de actie stoppen? Zij waren er immers al een keer bijna ingeluisd. Graag advies. De actie nog niet opheffen. Eerst meer zekerheid. Neem als actiecomité zo snel mogelijk contact op met de burgemeester. Vraag deze om op een, de volgende dag, belegde openbare personeelsbijeenkomst de officiële mededeling te doen. Zeker een burgemeester kan het zich niet veroorloven in het openbaar mededelingen te doen die later onjuist blijken te zijn. Hijzelf moest de volgende dag naar een bijeenkomstvan het partijbestuur. De voorzitter van het actiecomité kreeg het telefoonnummer van Felix Merites (het toenmalige partijkantoor van de Communistische Partij van Nederland).
Tijdens de vergadering in Amsterdam kwam er telefoon voor hem. De personeelsbijeenkomst was geweest. De burgemeester had gesproken, evenals de man van het bedrijf dat fabriek en personeel overnam. Ze hadden gewonnen! Bijna drieënhalve week actie, het bedrijf bezet gehouden. De vele solidariteits-betuigingen uit andere bedrijven en instellingen, van organisaties, van inwoners, van vakbondsafdelingen enzovoort en vooral de vastberadenheid van de actievoerders zelf hadden tot resultaat geleid. Het telefoongesprek was afgelopen. De hoorn op de haak. Het partijbestuur kon meegedeeld worden dat deze actie succesvol was afgesloten. Ook voor zijn partij zag hij dit als een overwinning.