Chloe Hayward
Iedere dag publiceert Granma International, de belangrijkste Cubaanse krant, 'Fidels overpeinzingen'. Toen de financiële crisis zich in de VS openbaarde op 28 september schreef Castro: "Niemand kan nog twijfels hebben over de toekomst van de ontwikkelde kapitalistische wereld en het lot dat de toekomst in petto heeft voor miljarden mensen wereldwijd." Fidels woorden krijgen een bijzondere weerklank als we zien wat er nu gaande is in de VS. Er zijn veranderingen op komst in de grootste economie ter wereld, evenals op Cuba waar Fidels broer Raúl nu het roer in handen heeft. Manifest plaatst deze analyse om een diepgaander beeld te krijgen van de economische ontwikkelingen op Cuba.
Net zoals zijn broer is Raúl een socialist in hart en nieren. Hij is echter pragmatischer dan Fidel. Op 26 juli, tijdens zijn eerste toespraak ter gelegenheid van de verjaardag van de revolutie, zei Raúl dat de regering zich bewust is van de "vele problemen waarmee de Cubanen te kampen hebben". Eerder die maand had hij zich uitgesproken voor een aantal economische aanpassingen die al eerder doorgevoerd hadden kunnen worden. Zo mogen de Cubanen nu in hotels verblijven en kunnen ze beschikken over mobiele telefoons, computers en andere consumentengoederen. De lonen zijn verhoogd en om de werknemers te stimuleren stijgt hun inkomen naarmate ze bedrevener worden in hun vak. Het tegengaan van de inefficiëntie in de landbouwsector heeft Raúls topprioriteit. Meer boeren kunnen nu gedurende tien jaar land leasen. Het allesomvattende rantsoensysteem zou voor het eerst sinds 1962 versoepeld kunnen worden. Langzaam maar zeker zien de Cubanen een zonniger toekomst tegemoet.
Na de orkanen Gustave en Ike die het eiland half september in een ravage veranderden heeft Cuba harde valuta nodig voor de wederopbouw en voor importgoederen. Alleen al voor voedsel bedraagt de rekening in 2008 2,8 miljard dollar, tegen 1,47 miljard in 2007. De vraag hoe Cuba dit geld bij elkaar krijgt is van cruciaal belang. "Het eiland staat op het punt zijn koers bij te stellen, er zijn veranderingen op til. Het belang van directe buitenlandse investeringen doet zich gelden. Ik denk dat buitenlandse investeringen de economie zullen stimuleren en de export zullen bevorderen", zegt Sebastiaan Berger, manager bij Ceiba Investments, een investeringsfonds dat zich op Cuba richt.
Alejandro Aguilar, wetenschappelijk hoofdmedewerker van het Nationaal Instituut voor Economisch Onderzoek beaamt dit: "Deze bijzondere economie is moeilijk te hanteren, maar buitenlandse investeringen kunnen ons helpen groeien." Cuba's bondgenoten hebben de kredietlimiet verhoogd waardoor het bruto binnenlands product over 2007 een groei te zien gaf van tien procent. De economische ontwikkeling van Cuba zal gestaag zijn. Beetje bij beetje zou Cuba door investeerders met een voorkeur voor investeringen met een hoog risico en hoge rendementen beschouwd kunnen worden als een veelbelovend, nog onontgonnen gebied.
Iedere potentiële investeerder op Cuba moet het Amerikaanse embargo, dat de handel met het land al bijna vijftig jaar negatief beïnvloedt, zien te omzeilen. Een combinatie van de wet-Torricelli uit 1992 en de wet-Helms-Burton uit 1996 heeft de wurggreep op de Cubaanse regering verstevigd en het eiland buiten het grootste deel van het wereldwijde financiële systeem en buiten het bereik van veel investeerders gehouden.
"Volgens mij maakt het embargo de investeerders nerveus. Een aantal van hen vreest dat ze onbedoeld het embargo zal schenden", aldus Stuart Culverhouse, financieel directeur van Exotix. De wet weerhoudt elk Amerikaans bedrijf, elke Amerikaanse dochteronderneming of elke holding met een vestiging in de VS ervan om zaken te doen met Cuba of te opereren binnen het land. Ook de handel in goederen met Amerikaanse onderdelen of met Amerikaanse techniek is verboden. In 2007 probeerde Cuba een Airbus te kopen van een Frans bedrijf, maar de transactie werd tegengehouden omdat het vliegtuig Amerikaanse onderdelen bevatte.
Sommige Cuba-deskundigen speculeren erop dat de Amerikaanse embargopolitiek zal veranderen na de presidentsverkiezingen maar geen van beide kandidaten heeft zich uitgelaten over het Cuba-beleid (dit artikel werd geschreven voor de uitslag bekend was, nvdr). De meeste Cubaanse zakenmensen verwachten binnen vijf jaar een aanzienlijke bijstelling van het embargo. Culverhouse: "Ik denk dat Cuba voor de commerciële belangen van Amerikaanse bedrijven te belangrijk wordt. Deze bedrijven zouden het Congres onder druk kunnen zetten om de Amerikaanse politiek te wijzigen. Ik verwacht dat we in Washington een omslagpunt bereikt hebben."
Ondanks het voortduren van het embargo zijn de buitenlandse investeringen op Cuba het afgelopen jaar toegenomen. In september 2007 zei Marta Lomas, de minister voor Buitenlandse Investeringen op het Minvec (het Ministerie voor Buitenlandse Investeringen en Economische Samenwerking): "Cuba is klaar voor een tweede fase in de openstelling voor buitenlandse investeringen." In 2006 stegen deze investeringen met 22 procent tot 981 miljoen dollar. In 2007 en tot op dit moment in 2008 kwam er 500 miljoen binnen. In 2009 verwacht men nog eens 500 miljoen, vooral dankzij samenwerkingsverbanden met Venezuela.
In 1995 ontsnapte Cuba aan de ondergang dankzij een nieuwe wet die buitenlandse investeerders toegang verschafte tot het land. Volgens de socialistische regering riepen de ingrijpende problemen om ingrijpende maatregelen. "De Speciale Periode zoals de tijd na de ineenstorting van de Sovjet-Unie genoemd wordt was een zeer moeilijke tijd voor de Cubanen", zegt Aguilar. "De basisbehoeften waren schaars en het bnp daalde met een derde. Er was een groot tekort aan elektriciteit, water, voedsel en bussen." Aguilar herinnert zich dat hij in 1993 dagelijks meer dan vijftig kilometer moest fietsen. "Dat had ook zijn voordelen, ik verloor meer dan veertig kilo dat jaar", grapte hij. Sinds 2004 heeft de regering bijna drie miljard dollar besteed aan de verbetering van de infrastructuur met behulp van geld uit Venezuela en Brazilië.
In twee wetten, nummer 77 uit 1995 en 5290 uit 2004, worden de voorwaarden voor investeringen door buitenlanders uiteengezet. Anaiza Rodriguez, investeringsdirecteur op het Minvec, vat deze wetten samen: "De Cubaanse regering is geïnteresseerd in projecten die de Cubaanse industrie van nieuwe technologieën kunnen voorzien, in investeringen die nieuwe exportmarkten kunnen openen en die ervoor zorgen dat we minder hoeven in te voeren", zegt ze. "Ook moet de investering in een project langdurig zijn en is het van groot belang dat de bedrijven ervaren zijn in de activiteiten die ze willen ontplooien."
Terwijl overal de buitenlandse investeringen en de export groeiden daalde het aantal buitenlandse bedrijven dat op Cuba actief was tussen 2002 en september 2008 van 403 tot 229. "Toen we voor het eerst onze deuren openzetten voor buitenlandse investeerders werd ons land door hen overspoeld. Veel van deze investeringen waren echter klein en men hield zich niet aanzijn toezeggingen. Daarom zijn we nu zorgvuldiger in de keuze van onze partners", aldus Rodriguez. Een adviseur aan buitenlandse bedrijven die op Cuba zaken willen doen zegt: "In de late negentiger jaren doken er veel eenmansbedrijven op van kerels die naar Cuba gingen om hun vriendin een plezier te doen, niet om serieus handel te drijven. Veel van deze mannen zijn hun licensie inmiddels kwijt."
De vereisten van de regering aan de buitenlandse investeringen vertellen echter niet het hele verhaal. "Het kost tijd om iets van de grond te krijgen op Cuba", zegt Culverhouse. "Om te kunnen opereren op Cuba heb je meer nodig dan geld en een goed idee. Je moet ervoor zorgen dat de regering je vertrouwt en vandaar dat je een relatie met de regering moet ontwikkelen. Het klinkt hip om op Cuba te investeren maar er zitten addertjes onder het gras."
Een buitenlander die op Cuba werkt schetst de situatie: "Het is niet zo dat je naar Cuba kunt komen en alleen maar de voorschriften hoeft te volgen. Voor elke instelling en elke investering gelden andere regels. Je moet goed luisteren en hopen dat je behendig genoeg bent. De wetgeving en het beleid in de praktijk zijn twee verschillende noten die gekraakt moeten worden."
De wet bepaalt dat buitenlandse investeerders tot 100 procent van een joint venture in handen kunnen hebben. Tot op heden is er slechts één mijnbouwonderneming waaraan dit recht daadwerkelijk toegekend is. Het beleid stimuleert gezamenlijke ondernemingen met een verhouding van 50-50. De Spaanse hotelketen Sol Meliá heeft contracten voor 24 joint venture hotels op Cuba, op een totaal van 63 contracten. Deze contracten houden in dat de Cubaanse regering de eigenaar blijft van de meeste hotels en de grond terwijl Sol Meliá de bedrijfsvoering van de hotels verzorgt.
Het toerisme is de levensader van de Cubaanse economie en draagt voor 40 procent bij aan de inkomsten vanuit het buitenland. Voor de buitenlandse investeerders vormen de prachtige stranden, het perfecte klimaat en de romantiek die dit communistische land met zich meebrengt een krachtige mix. Ieder project moet echter verenigbaar zijn met de Cubaanse denkwijze. Voordat vastgoedontwikkelaars de jackpot winnen zullen er nog meer economische en politieke veranderingen moeten plaatsvinden.
Toch hebben sommige buitenlandse investeerders zoals Pernod Ricard het aantrekkelijke Cubaanse verhaal al gebruikt om succesvolle gezamenlijke ondernemingen op te zetten. Het Franse bedrijf kent een succesverhaal met Havana Club rum waarvan de verkoop in de eerste negen maanden van 2007 steeg met 16 procent. Pernod Ricard heeft minstens 150 miljoen in de joint venture geïnvesteerd.
Een andere grote investeerder op Cuba is Sherritt, een Canadese mijnbouw- en energiemaatschappij die sinds 1992 meer dan 1 miljard dollar geïnvesteerd heeft. Sherrit heeft zeven contracten gesloten met de Cubaanse regering aan de hand waarvan twee derde van Cuba's olieproductie plaatsvindt. Eén activiteit is voor 100 procent in handen van Sherritt, de rest ongeveer voor de helft. Ook heeft Sherritt zwaar geïnvesteerd in de productie van nikkel, een van Cuba's belangrijkste exportartikelen. Aan de uitvoer van nikkel verdiende de regering in 2007 3,7 miljard dollar.
Ondanks de uitstekende gevolgen van Sherritts activiteiten op de Cubaanse markt is het Canadese bedrijf zich bewust van de moeilijkheden die daarmeegepaard gaan. Over de arbeidskosten wordt direct met een regeringsinstantie onderhandeld. Dit heeft tot gevolg dat lager geschoolde Cubaanse werknemers meer verdienen dan gemiddeld in ontwikkelingslanden en dat een secretaresse bijvoorbeeld 694 dollar per maand kost. Ook betalen buitenlandse werknemers van Sherritt vaak buitensporige bedragen voor onderdak. Volgens een bron betaalt Sherritt tot 5000 dollar per maand voor basishuisvesting. Een ander probleem zijn de belastingen. Net zoals andere joint ventures op Cuba betaalt Sherritt een minimumbelasting van 30 procent en nog eens 25 procent belasting voor het gebruik van arbeidskrachten.
Ondanks de moeilijkheden met het vinden van een opening op Cuba, de risico's die met een gedeeld eigenaarschap gepaard gaan, de hoge arbeidskosten, de hoge belastingen en de kruimeldiefstallen zijn er ook veel positieve aspecten te vinden.
Op de eerste plaats heeft de regering geen belangstelling om concurrerende markten te ontwikkelen. "Het bevorderen van de concurrentie is geen prioriteit voor de Cubaanse regering. Als je een sector vindt waarbinnen de regering je actief laat worden dan kun je de markt betreden met weinig of geen concurrentie", zegt Culverhouse. De corruptie onder de politieke kopstukken is minimaal en de arbeidskrachten zijn hoogopgeleid en gemotiveerd. "Ik ben met Amerikaanse directeuren en technici naar Cuba geweest en toen ze vertrokken lieten ze weten dat ze wel met deze mensen zouden kunnen werken. Ze zijn onder de indruk van de kwaliteit van het menselijk kapitaal", zegt Johathan Benjamin-Alvarado, hoogleraar Politicologie aan de Universiteit van Pittsburgh.
Het menselijke kapitaal is van enorme waarde voor Cuba. Het onderwijsbeleid en de gezondheidszorg zijn wereldwijd vermaard en nu werpen ze ook op economisch gebied hun vruchten af. In 2008 zullen de belangrijkste inkomsten van de regering afkomstig zijn uit geëxporteerde diensten. In 2007 bedroegen deze inkomsten al 8 miljard dollar.
Cuba heeft artsen gestuurd naar rampgebieden, onder meer naar Indonesië en Pakistan. In september 2006 werkten er 30.000 Cubaanse artsen en verpleegkundigen in meer dan tachtig landen. Voor deze filantropische acties werd Cuba beloond met stevige diplomatieke betrekkingen. Ook maakt Cuba naam op het gebied van de biotechnologie. In 2007 werd een reeks van overeenkomsten ondertekend met landen in het Midden-Oosten en Azië. Zo werden er plannen gemaakt voor het ontwikkelen van een halal vaccin tegen meningitis en voor het opzetten van ziekenhuizen in Qatar.
Voor de Castro-broers zijn de Cubaanse artsen echter het belangrijkste om de banden tussen Cuba en Venezuela te versterken. Cubaanse artsen werken in Venezuela en in ruil stuurt Venezuela olie naar het eiland. Men zegt wel eens dat het prijskaartje van elke arts gekoppeld is aan de olieprijs. Volgens één bron zou in 2008 elke Cubaanse arts Venezuela 80.000 dollar kosten.
Dankzij het Alba- (Alternativa Bolivariana para América Latina y el Caribe) initiatief heeft Cuba niet alleen een systeem van uitgestelde betalingen met Venezuela opgesteld, waarbij veertig procent vooraf betaald wordt en de rest in de vorm van een langetermijnlening tegen een lage rente. Ook zijn er verschillende overeenkomsten op het gebied van gezamenlijke ondernemingen gesloten. De investeringen zijn gericht op verschillende sectoren zoals de olieraffinage en de telecommunicatie. Door Alba hopen Cuba en Venezuela (en de andere betrokken landen, nvdr) hun economieën wederzijds aan tevullen. "Alba bevestigt de bedoeling om Cubaanse en Venezolaanse bedrijven in beide landen te stimuleren", aldus Rodriguez van het Minvec.
Een van deze projecten startte in januari 2007 met de oprichting van Telecomunicaciones Gran Caribe (40% Cubaans, 60% Venezolaans). Deze onderneming is belast met de aanleg en het onderhoud van een onderzeese kabel tussen beide landen tegen 2013. De meningen verschillen over hoeveel van de 26 nieuwe overeenkomsten die Venezuela en Cuba gesloten hebben vruchtbaar zullen blijken. Volgens Oscar Romero, handelsattaché bij de Venezolaanse ambassade op Cuba, zal het benodigde geld voor een project echter al binnen zes maanden nadat een overeenkomst met Cuba goedgekeurd is door het Venezolaanse congres vrijkomen.
Ook de investering van 135 miljoen dollar in de raffinaderij bij Cienfuegos, een joint venture tussen Cuba en Venezuela's PDVSA ging gepaard met enige scepsis, maar deze werd voltooid in december 2007. Deze raffinaderij zou de eerste van velen kunnen zijn bij de zuidelijke stad Cienfuegos. Er zijn plannen om een petrochemisch complex op te zetten met investeringen uit Venezuela, Rusland en China. Omdat een onevenredig groot deel van Cuba's invoer en van het Cubaanse inkomen uit Venezuela afkomstig is zijn mensen bezorgd dat het land te afhankelijk wordt van Venezuela en zijn president Hugo Chávez, net zoals het in de tachtiger jaren te afhankelijk was van het Sovjetblok.
Cuba lijkt zijn lesje echter geleerd te hebben. "Ik denk dat de regering beseft dat het geen goed idee is om alles op één kaart te zetten", zegt Emily Morris van het International Institute for the Study of Cuba in Londen. "Hoewel Venezuela momenteel heel belangrijk is voor Cuba wordt er ook voor gezorgd dat ze nieuwe partnerschappen met andere landen smeden. De goederen die ze nu naar Venezuela exporteren kunnen ook naar andere markten uitgevoerd worden. Als Venezuela zou afhaken hoeft Cuba maar een minimaal deel van de Chinese markt te veroveren om de export op peil te houden."
Daarnaast probeert het land een nieuwe economische overeenkomst met de Europese Unie tot stand te brengen. Dat alleen zou al symboliseren hoe ver Cuba gekomen is de afgelopen jaren, zeker als men in aanmerking neemt hoe een aantal Europese landen in het verleden probeerde om de handel tussen hun landen en Cuba te beletten. Cuba neemt niet de meest opvallende plaats in op de radar van bedrijven die in het buitenland investeren, maar het land is nu tenminste in beeld.
Bron: Euromoney Magazine, Londen, 30-10-2008, vertaling Frans Willems.