Maarten Muis
De Verenigde Staten krijgen hun eerste zwarte president in een tijd dat de problemen voor het Amerikaanse volk alleen maar lijken toe te nemen. Barack Obama kreeg in de presidentsverkiezing van 4 november jongstleden 52,5 procent van de stemmen, tegenover 46,2 procent voor McCain. Omdat de winst in een kiesdistrict geheel naar de winnende kandidaat gaat was de overwinning in aantal kiesmannen nog overtuigender.
Een meerderheid van het Amerikaanse volk bleek, ondanks de massieve rechtse propaganda, te mobiliseren op de thema's die te maken hebben met de slechte toestand van de economie, twee uitzichtloze oorlogen en een beter milieu.
Obama heeft vooral gewonnen met de stem van de vrouwen (67 procent), Latino's (66 procent), zwarten (95 procent) en jongeren (66 procent). Maar ook het Joodse bevolkingsdeel koos voor 75 procent voor de Democratische kandidaat. Het is Obama gelukt de traditionele Democratische kiezers en de groep die zich politiek onafhankelijk beschouwt, massaal naar het stembureau te krijgen. En dat is niet alleen het resultaat van zijn verhaal van hoop en verandering, maar vooral ook een slimme mobilisatie van zeer diverse nationale en regionale belangenverenigingen, waaronder de vakbonden, voor zijn kandidatuur.
In zijn overwinningsspeech stelde hij zich voor als president van alle Amerikanen en bevestigde zijn belofte van verandering. De groepen die op hem gestemd hebben zijn vooral mensen die hun financiële en sociale positie hebben zien verslechteren door de jaren van neoliberaal beleid.
De ontmanteling van bijna alle collectieve regelingen, waaronder de financiering van scholen, de gezondheidszorg en de gemeentelijke diensten, hebben ertoe geleid dat de sociale infrastructuur van de VS zo goed als vernietigd is. Nu zitten grote groepen Amerikanen gevangen in een situatie van een torenhoge persoonlijke schuld, met één of meerdere zeer onzekere flexbanen en leven in gemeenten die zo goed als failliet zijn, omdat de welgesteldere Amerikanen zich in eigen 'gated communities' hebben teruggetrokken.
Concreet heeft Obama deze slachtoffers van het neoliberale beleid nog niets geboden. Zijn plannen tot versterking van de gezondheidszorg, de sociale zekerheid en het onderwijs lijken een zeer fragiel economisch fundament te hebben nu de crisis zich verder verdiept. De werkloosheid neemt razendsnel toe in de VS. Een grote werkgever als autofabrikant General Motors staat op omvallen door terugloop van de verkoop en de schuldenlast. Er zijn denktanks zoals GEAB/LEAP die voorspellen dat in de zomer van 2009 de VS bankroet gaan. Het scenario dat voor de documentaire-serie Tegenlicht werd gemaakt over 'De dag dat de dollar valt' lijkt dan realiteit te worden.
De adviseurs waarmee Obama zich omringt, met name oudgedienden onder Clinton, wijst niet op een echte breuk met het neoliberale economische beleid en de zucht naar werelddominantie. Integendeel, mannen als John Podesta komen voort uit denktanks die zich, evenals de rechtsere denktanks van George W. Bush, oriënteren op een wereldhegemonie van de VS.
Internationaal lijkt de winst voor Obama veel sympathie en grote verwachtingen te wekken. Er wordt verwacht dat hij een milder buitenlands beleid gaat voeren dan vader en zoon Bush. De aangekondigde sluiting van Guantánamo Bay is een hoopvolle eerste stap. Maar bij elke Amerikaanse presidentdie gekozen werd op basis van het verhaal van verandering, zoals Kennedy, Carter en Clinton, bleek dat de belangen van andere landen uiteindelijk toch moesten wijken voor het belang van het Amerikaanse kapitaal.
Obama heeft aangegeven de aandacht van Irak naar Afghanistan te willen verleggen, maar werkelijk afscheid nemen van het imperialistische project van voortdurende dominantie van de wereld wil en/of kan hij niet. Ontwikkelingen zoals de verregaande politieke samenwerking tussen de BRIC-landen en het verder politiek en militair optuigen van de Shanghai Cooperation Organization (SCO) zijn nieuwe uitdagingen voor de hegemonie van de VS. Tot nog toe blijkt Obama hier geen mild oordeel over te hebben en hij heeft aangegeven als het erop aankomt niet te aarzelen op te treden voor Amerikaanse kapitalistische belangen. Daar heeft zijn huidskleur niets mee te maken.
Nu komt het eropaan dat de progressieve organisaties die hun steun aan de campagne van Obama hebben gegeven een aandeel in het te voeren beleid opeisen. Zo verdienen Amerikanen eindelijk eens een echt gegarandeerd recht op een vakbondslidmaatschap waar de werkgever niet onderuit kan komen. In het debat over steun aan de financiële wereld, durfde Obama het programma van steun niet ook open te stellen voor mensen die uit hun woning dreigen te worden gezet wegens hypotheek-problemen. De grote banken waren hier namelijk allemaal faliekant tegen. Wat het Amerikaanse volk nodig heeft in deze crisis is een Obama die aan de kant van zijn kiezers gaat staan. De tijd zal het leren, maar de voortekens zijn niet gunstig.