Jan Ilsink
Zuid-Afrika is nu, nadat bijna 15 jaar geleden met de verkiezing van Nelson Mandela tot president het apartheidsstelsel tot het verleden behoorde, een 'gewone' kapitalistische staat geworden. Maar wel een kapitalistische staat waar de klassenstrijd voor verbetering van de levensvoorwaarden van miljoenen krachtig wordt gevoerd.
Een staat waar met een uniek bondgenootschap tussen de vakbeweging (COSATU), de bevrijdingsbeweging (ANC) en de communistische partij (SACP) de nationale bevrijdingsstrijd van de bevolking tegen uitbuiting door grote multinationals en monopolies verder wordt ontwikkeld. Een bondgenootschap dat een doorn in het oog van het kapitaal en diens zaakwaarnemers en vazallen is. Een bondgenootschap dat in de loop van de geschiedenis voortdurend speerpunt van kritiek en pogingen tot scheuring is geweest.
Het apartheidsstelsel was een doortrapt maatschappelijk systeem om kapitalistische uitbuiting van de werkende bevolking van Zuid-Afrika extreem op te voeren en tegelijkertijd ideologisch te legitimeren. Door ontzegging bij wet van burgerrechten konden de kosten van levensonderhoud, zowel voor de eerste als voor de sociale en culturele levensbehoeften, van de grote zwarte meerderheid van de bevolking extreem laag gehouden worden en daarmee de lonen. Tijdens het apartheidsstelsel kon de kapitalistenklasse direct in Zuid-Afrika woonachtig of daarbuiten via multinationals, vooral in de productie en transport van grondstoffen, zich de fabelachtige meerwaarde toe-eigenen. De minderheid van de blanke arbeidersklasse in Zuid-Afrika werd met hogere lonen en salarissen afgekocht. Ook in het apartheidsregime bleek het wettelijk regelen van verdeeldheid tussen werkers een probaat middel om zelfs dit onmenselijke maatschappelijke systeem decennialang te laten voortbestaan.
Niettemin zijn er velen geweest die zich niet hebben laten misleiden of afkopen door de ideologen van de Apartheid. Aan de basis van het ANC (African National Congress in 1923, voortgekomen uit de in 1912 opgerichte South African Native National Congress) lag geen expliciet zwart-nationalisme ten grondslag, maar verbetering van de slechte positie van de hele (overwegend zwarte) bevolking. Het in 1955 door het ANC aangenomen 'Freedom Charter' was expliciet niet racistisch en een regelrecht antwoord op het in 1948 ingestelde apartheidsstelsel. Het Freedom Charter was het politieke document waarop alle vooruitstrevende groepen in Zuid-Afrika zich verenigden richting 'nationale democratische revolutie'. Een revolutie die, hoewel het apartheidsstelsel als politiek systeem is verdwenen, nog steeds niet is 'afgerond', omdat veel eisen uit het 'Freedom Charter' nog niet zijn gerealiseerd.
De rijkdom aan mineralen ondergronds, de banken en de monopoliebedrijven zullen als geheel eigendom van de bevolking worden. Alle andere takken van industrie en handel zullen worden gecontroleerd om bij te dragen aan het welzijn van de bevolking. Iedereen heeft gelijke rechten om handel te drijven of te produceren waar hij wenst, en toegang te krijgen tot handel, ambachten en beroepen.
Mannen en vrouwen van alle rassen zullen gelijk loon voor gelijk werk ontvangen. Er zullen een veertig-urige werkweek, een nationaal minimumloon, een jaarlijkse vakantiegelduitkering, doorbetaald ziekteverlof voor alle werkers en volledig doorbetaald moederschapsverlof voor alle werkende moeders komen.
Onderwijs zal gratis zijn, gelijk en verplicht voor alle kinderen; hoger onderwijs en technische opleidingen zullen voor iedereen toegankelijk zijn door studiefinanciering en studiebeurzen van de staat die worden toegekend op basis van studieprestatie.
Gratis gezondheidszorg en ziekenhuisopnames zullen voor iedereen worden verzorgd. Krottenwijken zullen worden afgebroken en vervangen door nieuwe uitbreidingswijken waar iedereen toegang heeft tot openbaar vervoer, wegen, elektriciteit, speelterreinen, kinderopvang en gemeenschapscentra.
Het zal duidelijk zijn dat veel eisen uit het Freedom Charter nog niet zijn gerealiseerd. Ook niet in de 15 jaar dat het ANC politiek aan de macht is. Daarvoor waren de achterstanden onder de bevolking te groot. Bovendien werden de ANC-regeringen teveel gehinderd door de kapitalistenklasse, die met de verdwijning van het apartheidssregime hun extreme uitbuitingsvoorwaarden weliswaar kwijtraakten maar nog steeds de sleuteleconomieën beheersten. Daarbij vormden de ontwikkelingen en bewegingen binnen de ANC-structuren zelf ook een obstakel. De verleidingen waren groot om de eigen positie te versterken en aan de 'oude idealen' werd nog slechts lippendienst bewezen. De recente splitsing binnen het ANC is hiervan een voorbeeld. De groep die zich rond de ex-minister Mosiuoa Lekota heeft afgesplitst en een South African Democratic Congress heeft opgericht wil zich aanpassen aan de kapitalistische realiteit van Zuid-Afrika en de wereld en neemt afstand van radicale veranderingen.
Het Freedom Charter bevat duidelijk socialistische eisen. De bovengenoemde passages getuigen hier ook van. De communistische partij van Zuid-Afrika werd in 1921 opgericht en oriënteerde zich aanvankelijk vooral op strijdbare blanke in vakbonden georganiseerde mijnwerkers. De ontwikkeling van de klassenstrijd in Zuid-Afrika en discussies o.a. met de Komintern resulteerde erin dat eind jaren '20 het overgrote deel van het ledenbestand van de partij uit zwarte arbeiders bestond. De oriëntatie was gericht op de gehele werkende bevolking, ongeacht ras, sekse of geloofsovertuiging. Gedurende het apartheidsregime, dat de partij in 1950 verbood, bleef zij sterk geworteld in de arbeidersbeweging. Zij heeft voortdurend bijgedragen aan de strijdbaarheid ervan, zowel in de politieke strijd tegen het apartheidsregime als de klassenstrijd tegen de bazen en werkgevers in de vakbeweging. In talrijke politieke conflicten binnen de bevrijdingsbeweging was deze sterke positie van de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij dikwijls inzet. De recente afsplitsing van het ANC van de groep Mosiuoa Lekota is hiervan een voorbeeld. Ook hier gaat het in feite om onverbloemd anticommunisme.
In 1926 nam de bondsraad van de op dat moment grootste vakbond in Zuid-Afrika, de ICU (Industrial and Commercial workers Union), een resolutie aan waarin werd bepaald dat "geen bezoldigd bestuurder van de bond lid mag zijn van de Communistische Partij (CPSA)". De algemeen secretaris van de bond beschuldigde communisten ervan zich met de interne zaken van de bond te bemoeien. Op dat moment waren veel leden van de bond communist en waren velen gekozen op leidende posities. Op deze resolutie volgde het royementvan verschillende communisten die het financieel beheer van de bond hadden aangeklaagd, uit de bond. Teveel geld werd volgens hen besteed aan interne organisatie, eigen conferenties en de bondsraad, niet aan verbetering van de arbeidsvoorwaarden van de leden. De ICU, de eerste vakbond in Zuid-Afrika met een massabasis, was begin dertiger jaren volledig verdwenen.
In 1959 verlieten de oprichters van het Pan African Congress (PAC) - dat geen nonraciale politiek voorstond maar zich uitsluitend richtte op de zwarte bevolking - het ANC nadat ze tevergeefs hadden geprobeerd binnen het ANC op leidende posities te komen. Ze probeerden daarbij de vele 'vacatures' te benutten die binnen de ANC-leiding waren ontstaan als gevolg van talloze arrestaties door het 'Hoogverraadproces' dat duurde van 1956 tot 1961. Het PAC, dat zichzelf afficheerde als 'reservewiel' (naast het ANC), heeft in zijn bestaan het ANC echter voortdurend voor de voeten gelopen en zich opgeworpen als 'alternatief'. Zijn kritiek op het ANC bestond er vooral uit dat het ANC door communisten zou worden geleid.
Een andere reactionaire groep die in de jaren '70 het ANC wilde overnemen of splijten was de 'bende van 8'. De groep bestond uit acht prominente leden van het ANC. Ook zij beschuldigden de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij ervan het ANC als 'front-organisatie' te gebruiken. Ook hen was het niet gelukt de ANC-conferentie van 1969 in Morogoro, Tanzania, voor hun standpunten te winnen. Op het moment dat het apartheidsregime in 1973 de druk op de werkers in Zuid-Afrika opvoerde tijdens een grote stakingsbeweging lanceerde de 'Bende van 8' een offensief binnen het ANC, dat zij eveneens verweet een frontorganisatie van communisten te zijn.
Een organisatie die begin jaren '70 was opgericht met instemming van het ANC kreeg in 1975 de naam Inkatha Freedom Party. Deze organisatie werd al snel overgenomen door een anti-ANC-elite bestaande uit stamhoofden uit Kwazulu Natal, bureaucraten uit dit 'thuisland' en begunstigden van deze door het apartheidsregime bedachte bestuurlijke constructie 'thuisland'. Hiermee werden zwarte Zuid-Afrikanen buitenlanders, 'allochtonen', in hun eigen land. Ook Inkatha beschuldigde het ANC ervan een communistische frontorganisatie te zijn. Zij ontwikkelde zich in de 80-er jaren tot de gewelddadigste loot van de anti-ANC-groepen. Zij zocht bloedige confrontaties met de nationale bevrijdingsbeweging en dreigde zelfs de eerste vrije verkiezingen van 1994 door geweld te laten ontsporen. Recentelijk heeft een parlementslid van de IFP in het debat rond de ontmanteling van een criminele organisatie, de Scorpions, de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij ervan beschuldigd op de recente ANC-conferentie van 2007 in Polokwane een coup te hebben gepleegd. Op deze conferentie werd Thabo Mbeki als voorzitter van het ANC vervangen door Jacob Zuma.
In 1997 heeft Bantu Holomisa samen met het voormalige lid van de Nationale Partij (die tijdens het apartheidsstelsel aan de macht was) een nieuwe partij, de United Democratic Movement gevormd. Bij de oprichting van deze UDM verklaarden zij dat Zuid-Afrika beter verdient dan een éénpartijsysteem geleid door ANC-marionetten, aangestuurd door communisten, die niet het lef hebben zelf aan verkiezingen mee te doen.
Al deze conflicten binnen of tegen het ANC waren pogingen deelname van communisten aan de bevrijdingsbeweging en hun organisaties te ondermijnen of te beëindigen. De recentste afsplitsing van het ANC, de groep rond MosiuoaLekota, is opnieuw een poging de alliantie van ANC, COSATU en SACP te breken.
Tot nu toe leert de geschiedenis dat deze pogingen weinig tot geen succes hebben gehad. Integendeel, de bevrijdingsbeweging is er sterker uitgekomen. De alliantie bereidt zich nu voor op nieuwe presidents- en parlementaire verkiezingen in 2009. Dan zal blijken of zij er opnieuw in geslaagd is de grote meerderheid van de bevolking aan haar zijde te krijgen en haar politieke basis heeft versterkt om de doelen van het Freedom Charter dichterbij te brengen.