Beate Landefeld
De ineenstorting van dit neoliberale model gaat momenteel gepaard met de conjuncturele neergang van de wereldeconomie die daardoor nog versterkt wordt. De combinatie van beide factoren maakt de huidige ontwikkelingen tamelijk onvoorspelbaar en veroorzaakt op de beurzen steeds weer paniekreacties.
Nu zijn uitbuiting, het winstprincipe en de dwang tot concurrentie de objectieve economische wetten op grond waarvan het kapitalistische systeem functioneert. De bourgeoisie is de profiteur van deze economische wetten, ze is er echter ook aan overgeleverd. Ze is de drijvende kracht, maar wordt tegelijkertijd gedreven. De economische wetten van het kapitalisme wijzigen zich gaandeweg, ook door het handelen van de mensen, gedreven door de klasse waartoe ze behoren.
In historisch opzicht hadden de heersende klassen in de ontwikkelde kapitalistische landen de neoliberale strategie nodig als uitweg uit de overaccumulatiecrisis (crisis van kapitaaloverschotten) in de zeventiger jaren. Deze crisis kenmerkte zich door een onbenutte productiecapaciteit, een stagnerende groei en inflatie. Men zocht naar een uitweg uit deze impasse in verhevigde concurrentie om zo een groter aandeel in de wereldmarkt te verschaffen.
Na het loslaten van de vaste wisselkoersen door een eenzijdig opzeggen van het systeem van Bretton-Woods door de Verenigde Staten was een productieverlaging belangrijk om zich te beschermen tegen koersschommelingen die de export belemmerden. Er vond een enorme verschuiving in de internationale productie plaats, de 'globalisering'. In politiek opzicht rukte de strategie van het neoliberalisme dat gepaard ging met de oriëntatie op de wereldmarkt op.
Het probleem van de chronische overaccumulatie, van het kapitaaloverschot dat vanuit het oogpunt van de kapitalisten niet meer voldoende benut kan worden is een van de diepere oorzaken voor het opzwellen van de financiële sector. Het kapitaaloverschot leidde tot een naarstige wereldwijde zoektocht naar nieuwe winstgevende beleggingsmogelijkheden. Ook werd er druk op regeringen uitgeoefend om over te gaan tot privatiseringen, zodat er nieuwe investeringsmogelijkheden geschapen werden. Door de neoliberale politiek van liberalisering, deregulering en privatisering werden in alle landen de sluizen opengezet voor kapitaalstromen vanuit binnen- en buitenland die investeringsdoelen zochten.
Investeerders van allerlei pluimage en invloedrijke aandeelhouders bepaalden met hun aanspraken op dividenden snel het beeld in de grote industrieën. Naast het concurrentiemechanisme zorgden zij er voor dat er zoveel mogelijk winst gemaakt diende te worden, in het belang van de gezamenlijke heersende klasse, niet alleen de bank- en fondsmanagers.
Om het neoliberalisme als reactionaire uitweg uit de overaccumulatiecrisis te laten slagen moest in elk land het verzet van de arbeiders gebroken worden. Hierbij valt te denken aan de staatsgreep van Pinochet tegen Allende in het Chili van 1973. In het kielzog van Pinochet volgden economische adviseurs uit Chicago die met hun privatiseringen van Chili een neoliberale proeftuin maakten. In de Verenigde Staten zette Reagan in 1981 het leger in als stakingsbreker tegen twaalfduizend luchtverkeersleiders die het werkhadden neergelegd. In Groot-Brittannië was er tijdens de regering Thatcher in 1984-1985 de één jaar durende mijnwerkersstaking die eindigde met een nederlaag voor de mijnwerkers. Al deze zware nederlagen voor de arbeidersklasse maakten deel uit van het doordrukken van de neoliberale reconstructie. In de Bondsrepubliek Duitsland werden de vakbonden in de negentiger jaren vanuit allerlei hoeken bestempeld als dogmatici die blokkades opwierpen tegen de hervormingen. Met het overstappen van de SPD-leiding en de Groenen op de neoliberale koers kon deze politiek doorgezet worden. De sociale wetenschapper Ingo Schmidt beschouwt de koerswending van de SPD-leiding en de Groenen naar het neoliberalisme als het wisselen van kamp waar het de verschillende klassen betreft. We hebben nu te maken met een heersend blok van een nieuwe middenklasse en het financieringskapitaal die de plek hebben ingenomen van compromissen tussen de klassen.
Een lokmiddel voor het goed verdienende deel van de middenklasse was daarbij de neoliberale anti-inflatiepolitiek. De economische rol die de middenklasse speelt is niet zeer groot. Daarom is haar vermogen te beperkt en dit wordt bovendien beheerd en geïnvesteerd door het zeer geconcentreerde financieringskapitaal. Voor de legitimering van het financieringskapitalisme speelt ze daarentegen een belangrijke rol. Dat men de financiële sector de vrije loop liet geeft dus blijk van een machtsverschuiving ten gunste van de heersende klasse over de rug van de werkende bevolking. In vergelijking met de zeventiger jaren is de machtsverhouding tussen de verschillende klassen zoekgeraakt.
Enerzijds hebben we te maken met een crisis van het kapitalisme in het algemeen en in het bijzonder met een crisis van het neoliberale groeimodel, dat alleen gebaseerd is op kapitaalgroei. Deze wordt veroorzaakt door het falen van de deregulering en het zich terugtrekken van de staat uit de economie. De markt alleen zou alles regelen, en zoals we kunnen zien heeft de markt het geregeld. Het gevolg is dat de verantwoordelijken voor de privatiseringen nu zelf de staat op een drastische manier terughalen in de economie zoals binnenkort in de zwaar getroffen industrietakken, o.a. de auto-industrie. "Tijdelijk", zo zegt men. Of het nu een vrome wens is van de bourgeoisie of niet, duidelijk wordt dat het tegenwoordige kapitalisme nog steeds een kapitalisme van staatsmonopolies is. Als gevolg van de hoge mate van vermaatschappelijking kan het zichzelf zonder ingrijpen van de staat niet reproduceren.
Het volgende lijkt het geval te zijn: de toenemende vermaatschappelijking van de productie vereist een vermaatschappelijking van het eigendom: in de grond van de zaak hebben we het socialisme nodig!
Anderzijds ontbreekt om verschillende redenen de sociale beweging voor het socialisme, niet op de laatste plaats omdat het werkelijk bestaande socialisme in Europa tot dusver mislukt is.
Tegelijkertijd heeft de neoliberale opmars de afgelopen decennia de arbeidersbeweging zodanig verzwakt dat er nu nauwelijks een noemenswaardige beweging is die oplossingen kan aandragen die de gevolgen van de crisis voor de werkende bevolking kunnen milderen en die een andere variant van het kapitalisme, een ommezwaai naar een democratischer en socialere vooruitgang, kan doordrijven. Dat geldt tenminste voor ons land.
Of er in de Verenigde Staten dankzij de mobilisatie tijdens de verkiezingscampagne voor Obama meer druk van onderaf is ontstaan valt nog te bezien.Bij ons leidden de waarschuwingsstakingen bij IG Metall voor acht procent loonsverhoging ondanks alle actiebereidheid te snel tot een compromis. Daarentegen is het zeer positief te noemen dat de ziekenhuismedewerkers hun acties voor een verhoging van de financiering door de staat ondanks de crisis voortzetten. Ook hier is sprake van maatschappelijke belangen.
Al bij al laat men het zoeken naar een uitweg in de crisis uitgerekend aan hen over die de boel hopeloos in het honderd lieten lopen maar die nu van de prins geen kwaad weten (in Nederland spelen vergelijkbare ontwikkelingen en mag 'overloper' Wouter Bos de klus klaren, nvdr).
Voor de belangen van de werkende bevolking valt van hen niets te verwachten. Ze zullen er vooral naar streven om de lasten van de crisis op de bevolking af te wentelen.
Tot nu toe zien we nog niet de contouren van een oplossing, in de zin van een kapitalistische, relatieve stabilisering van de situatie. Men blijft de duur en de diepte van de crisis verdringen. Ogen dicht en hopen dat het snel beter gaat luidt het devies. Week na week moeten de prognoses naar beneden bijgesteld worden.
Voor een deel hebben de machthebbers zeer wel in de gaten dat het een crisis van het systeem betreft, en ze zijn minder zeker van hun zaak dan voorheen. Zelden werd Marx zo vaak in de burgerlijke pers geciteerd als in oktober 2008. (einde deel 2, volgende keer het slot)
Bron: Unsere Zeit - krant van de DKP, 12 december 2008, vertaling Frans Willems. (Zie voor deel 1: Manifest 01/2009)