"(...) In de niet producerende takken van bedrijf wordt geen nationaal inkomen voortgebracht. Het gaat hier om het staatsapparaat, het kredietwezen, de handel (behalve de operaties die het productieproces in de sfeer van de circulatie voortzetten) het leger, de medische instellingen, schouwburgen, ondernemingen die diensten bewijzen enz. Alle uitgaven in deze takken geschieden ten koste van het nationale inkomen dat in de productiesfeer wordt voortgebracht. Daar het nationale inkomen uitsluitend ontstaat als gevolg van de materiële productie, zijn de vermeerdering van het aantal bij de productie betrokken personen, de verhoging van hun arbeidsproductiviteit, maar ook de vermindering van het aantal werkers in de niet productieve bedrijven, factoren voor de toeneming van het nationale inkomen. Daar het staatsapparaat, de politie en het leger omvangrijker worden naarmate het kapitalisme zich uitbreidt, en ook het aantal employé's van de bourgeoisie en het aantal werklozen toeneemt, kan het nationale inkomen niet onbeperkt groeien. (...)"
Uit: 'Kapitalisme En Socialisme', P. Nikitin, 1961.