Interview met John Bellamy Foster
WIN-magazine, winter 2009
WIN: In jullie artikel 'Financial Implosion and Stagnation' (Monthly Review, december 2008) citeren Jim Read en jij Fred Magdoff die zegt dat de Amerikaanse financiële sector de afgelopen tien jaar ongeveer 1,2 biljoen dollar aan 'bovenmatige' winsten heeft opgestreken in verhouding tot het nominale bbp. In welke mate heeft de structuur van de geldeconomie bijgedragen aan het gemak waarmee de banken en andere financiële instellingen dergelijke bovenmatige winsten konden behalen?
JBF: Jim Reid is hoofd kredietstrategie van de Deutsche Bank in Londen. De observatie waarnaar je verwijst deed hij in juli 2008 toen de financiële implosie al een maand oud was, echter een paar maanden voorafgaand aan de ernstige bankencrisis die volgde na het echec van Lehman Brothers, half september, die een verdieping van de financiële crisis tot gevolg had. In het stuk waarnaar Fred Magdoff en ik verwijzen heeft Reid een grafiek opgenomen waaruit blijkt dat de financiële winsten en de winsten in het algemeen omhoogschoten, terwijl de Amerikaanse economie maar langzaam draaide. Aan de hand van het idee van de 'mean reversion', waarbij de winstgroei op enig moment weer in verhouding komt met de gemiddelde groei van het bbp, kwam hij tot de conclusie dat er de afgelopen tien jaar sprake is van een bovenmatige winst van 1,2 biljoen dollar. Aan de hand van argumenten die wij al enige tijd aanvoeren in 'Monthly Review' verwachtte hij een nooit eerder geziene kapitaalontwaarding.
WIN: Reid schrijft ook dat de financiële instellingen tijdens de crisis al 184 miljard dollar afgeschreven hebben, maar dat er in de sector nog een biljoen aan waardevernietiging te gaan is voordat we weer kunnen aanhaken bij de trend op lange termijn voor wat betreft de financiële winsten. Betekent dit dat we nog maar aan het begin staan van een economische depressie? Kunt u voorzien hoe lang de crisis nog gaat duren?
JBF: De precieze cijfers die Reid voorschotelt zijn niet heel belangrijk. Hoeveel financiële verliezen er nog gemaakt moeten worden voordat de economie zich begint te herstellen is voor iedereen een raadsel omdat er geen duidelijke samenhang bestaat en alles afhangt van ontelbare factoren. Wat we nu zien is een zeer diepe crisis in wat de economen de 'reële economie' noemen en niet langer alleen in de speculatieve financiële wereld. Het is onmogelijk om precies aan te geven wanneer de bodem bereikt is. Gezien de ernst van de crisis - een depressie, geen recessie - zal ze meer dan waarschijnlijk tot in 2010 voortduren en mogelijk nog langer. Niemand anders dan president Bush zei in november 2008 tijdens een top van de presidenten van de centrale banken en de ministers van Financiën van de G-20 dat als de regeringen niet daadkrachtig genoeg optraden we geconfronteerd zouden worden met een "grotere depressie dan de Grote Depressie." Het is momenteel overduidelijk dat we te maken hebben met de waarschijnlijkheid van een periode van weinig of geen groei die veel langer is dan tijdens de gebruikelijke economische cyclus. Het voornaamste middel van het gemonopoliseerde financiële kapitaal om de diepgewortelde stagnatie te bestrijden, namelijk het financieren van de schuldenlast, lijkt nu uitgeput te zijn. Deze financieringscrisis voorspelt zodoende een zwakke economie gedurende lange tijd. Economen noemen deze situatie soms eufemistisch een 'L-vormig herstel'.
WIN: Bent u van mening dat de nadruk van de Amerikaanse regering op deneoliberale economische theorie en het negeren van de klassenbasis van de economie die de klassieke politieke economie kenmerkte bijgedragen heeft aan het falen van de regering in een eerdere aanpak van de problemen in de financiële sector?
JBF: De neoliberale economische theorie en politiek overkwamen ons niet per ongeluk; het was de manier waarop het systeem antwoord bood op de groeiende stagnatie die voor het eerst aan de oppervlakte kwam tijdens de economische teruggang in de jaren '70. Deze ging gepaard met een overtollige capaciteit, een groeiende werkloosheid en afnemende investeringen. De economische taart groeide langzamer en het kapitaal reageerde hierop met economische hervormingen met als doel meer winsten ten koste van de arbeiderslonen (het gemiddelde reële loon van de Amerikaanse arbeider buiten de agrarische sector bereikte zijn piek in 1972 en staat tegenwoordig op hetzelfde niveau als in 1967). Ook werd er gekort op de sociale zekerheid en de ontwikkelingslanden werden met behulp van het IMF uitgeperst. Tegelijkertijd gaf het kapitaal, dat zijn winsten wilde vergroten ondanks het slappe investeringsklimaat, zich over aan financiële speculaties waarmee het startschot werd gegeven voor een langdurig financieringsproces dat het belangrijkste wapen zou worden in de strijd tegen de afname van de economische groei van de onderliggende economie. Een steeds groter wordende onevenwichtigheid maakte onlosmakelijk deel uit van de geldstroom die nodig was om de opeenvolgende financiële luchtbellen te vullen. Uiteindelijk crashte de speculatie die gebaseerd was op hypotheken echter, als gevolg van dalende inkomens en een groeiende schuldenlast van de huishoudens. Steeds meer mensen kwamen hun betalingsverplichting niet na, de huizenluchtbel barstte en de volledige financiële structuur moest zijn schulden zien te herschikken hetgeen leidde tot een lawine aan tekorten en deflatie. Omdat de fundamenten van de economie buitengewoon zwak waren stortte ze nadat de financiële luchtbel leegliep helemaal in, en het einde hiervan is nog niet in zicht.
Ik denk dat we dit het beste kunnen bezien als een afgeronde fase in de kapitalistische ontwikkeling, die van het monopolie-gefinancierde kapitaal zoals ik die zou willen noemen, met het neoliberalisme als voornaamste legitimerende ideologie. Natuurlijk heeft deze periode een uitermate slecht economisch beleid met zich meegebracht: monetarisme, de supply-side politiek, de 'rational expectations'-theorie, de nieuw-klassieke economieën, enz. Zelfs de naam van het systeem werd gewijzigd van kapitalisme naar de vage en betekenisloze ideologische term 'vrije markt'. In de titel van zijn nieuwste boek noemde John Kenneth Galbraith dit alles 'The Economics of Innocent Fraud'. Net zoals de orthodoxe economische ideeën in het algemeen (zonder uitzondering van het namaak-Keynesianisme uit het tijdperk van de Koude Oorlog) was het een middel om de macht te behouden en om de handelswijze van het kapitaal te rechtvaardigen.
De klassenanalyse gaat niet voorbij aan de orthodoxe economieën; de klassenpositie die ze innemen vereist echter dat de klassenverhoudingen verborgen blijven (volgens de neoklassieke economische opvattingen bestaan klassen niet eens). Dit weerhoudt hen er echter niet van om concepten te verzinnen (zoals de 'natuurlijke werkloosheid') die als doel hebben om de macht van hun klasse veilig te stellen. De negentiende-eeuwse klassieke politieke economie daarentegen was heel expliciet, niet alleen over de klassen maar ook over de politieke aard van de economie.
Zoals Marx uitlegde in 'Het Kapitaal' vond er pas in de dertiger en veertiger jaren van de negentiende eeuw, toen de bourgeoisie de macht had overgenomen een omslag plaats van de wetenschappelijke politieke economie naar een vulgaire politieke economie. De nieuwe orthodoxie van een marginalistische of neoklassieke economie (Marx' 'vulgaire politieke economie' was gebaseerd op een klassenanalytisch perspectief dat niet openlijk meer belijd kon worden).
De belangen waren niet langer revolutionair, zoals in eerdere fasen van de burgerlijke economie, maar ze maakten plaats voor 'het slechte geweten en de kwade bedoelingen van de apologie'. Niet toevallig gebeurde dit zodra de werkende klasse een zelfbewuste macht ging vormen en zodoende een bedreiging voor de heersende toestand werd. Uiteindelijk werd de politieke economie hernoemd tot economie.
Deze werd gezien als 'wetenschappelijk' vanwege haar niet-normatieve en apolitieke karakter (men slaagde er ideologisch in om het klassengebaseerde karakter ervan te verbergen). Om nu succesvol de strijd aan te kunnen gaan moeten we om te beginnen de economie weer veranderen in een politieke economie waardoor de economie opnieuw een politieke/openbare kwestie wordt. Het kapitalisme werkt door middel van een 'onzichtbare hand': deze moet weer zichtbaar gemaakt worden.
WIN: U zegt dat de prijs van de economische crisis voor een onevenredig groot deel door de mensen aan de onderkant van het klassensysteem betaald zal worden. Als uitweg uit de huidige crisis pleit u voor een soort economische revolutie. Hoe zou deze tot stand moeten komen? Hoe zou u de huidige economie herinrichten zodat ze op een evenwichtige manier werkt?
JBF: In de Verenigde Staten was de welvaart van de rijkste één procent van de bevolking aan het begin van het decennium tweemaal zo groot als die van de onderste tachtig procent van de bevolking. Als we dit bezien in termen van financiële rijkdom (waarbij het huizenbezit niet meegerekend wordt) was de rijkste één procent viermaal zo rijk als de onderste tachtig procent. De inkomensongelijkheid bevindt zich op een extreem niveau. Uit de schoolboeken leren we dat de reële lonen hoger worden als de productiviteit en de economische groei stijgen. De reële lonen in de Verenigde Staten staan echter op hetzelfde peil als toen Lyndon Johnson president was. Deze situatie van stagnerende of verlaagde lonen is in feite een gevolg van de lange klassenstrijd die door de mensen aan de top gevoerd wordt tegen de rest van de samenleving. Het is precies de groei van deze ongelijkheid - de grootste sinds het ineenstorten van de beurzen in 1929 voorafgaand aan de Grote Depressie - die ten grondslag ligt aan het huidige economische probleem. Het is onnodig te vermelden dat de ongelijkheid nog groter is als we die op wereldwijde schaal bezien. In 2006 was het vermogen van Bill Gates even groot als het bbp van Ethiopië, Niger, Kongo, Burundi, Sierra Leone, Liberia, de Centraal Afrikaanse Republiek, Namibië, Malawi en Tanzania, samen goed voor 226 miljoen mensen, bij elkaar.
De vraag die nu aan de orde is in de Verenigde Staten is die van een nieuwe 'New Deal'. Zal er, net zoals tegen het einde van de dertiger jaren een werkprogramma opgezet worden naast allerlei andere maatregelen die de levensomstandigheden van de bevolking aanzienlijk kunnen verbeteren? Wordt de Works Progress Administration, het radicaalste banenprogramma ooit in de Verenigde Staten, nieuw leven ingeblazen? Het antwoord op deze vragen luidt dat het niet tot een echte New Deal zal komen, ondanks de verkiezing van een democratische regering onder Obama. Tenzij er een revolte van onderaf plaatsvindt die vergelijkbaar is met die in de jaren '30. Wat dat betreft kan ik David Milton's boek, 'The Politics of U.S. Labor' over het tijdperk van de New Deal aanbevelen. Eén van de dingen die Milton aantoonde was dat de opstand van onderaf in de dertiger jaren geleid werd door radicale vakbondsmensen en communisten die de massa's vaak voorgingen in het stellenvan radicale eisen. Hun militante en vooruitziende leiderschap was destijds een cruciaal aspect van de dreiging die van de arbeiders uitging. Deze massale opkomst van de werkende klasse, geïnspireerd door socialistische- en vakbondsleiders maakte een aantal van de meest radicale hervormingen van de New Deal mogelijk. Als er in de Verenigde Staten een sociale en klassenbewuste revolte van onderaf in beweging komt zijn er veel mogelijkheden tot verandering. De niet-militaire uitgaven van de Verenigde Staten maken een veel kleiner deel van het bbp uit dan in de andere ontwikkelde kapitalistische landen. Dit heeft vooral te maken met wat Marx de "de respectieve krachtsverhoudingen van de strijdende partijen" in de Amerikaanse samenleving noemt. Het enige antwoord is dus een klassenopstand.
Fred Magdoff en ik hebben samen het zojuist verschenen boek 'The Great Financial Crisis' geschreven waarin we de economische crisis en de kwestie van een New Deal bespreken. Ook in een artikel dat Robert McChesney en ik hebben geschreven voor het februarinummer van 'Monthly Review' gaan we in op een mogelijke New Deal onder Obama. In dit artikel hebben we een lange lijst opgenomen van dingen waarvoor met voldoende beweging van onderaf gestreden kan worden.
Toch zou een New Deal, zelfs als die tot stand zou komen, niet in staat zijn om de diepe tegenstellingen van het kapitalisme uit de weg te ruimen of om een gelijkwaardig systeem te creëren. Daarvoor is een meer revolutionaire maatschappelijke verandering noodzakelijk die het kapitalisme overstijgt. Dit lijkt misschien extreem, maar denk dan ook eens aan de extreme omstandigheden waarin we ons bevinden, in de Verenigde Staten en wereldwijd. Het wereldkapitalisme bevindt zich in de ernstigste crisis sinds tachtig jaar. Miljarden mensen lijden honger als gevolg van de voedselcrisis die zich de afgelopen jaren voordeed (en die voorafging aan de huidige financiële crisis). De wetenschap vertelt ons dat we te maken krijgen met een onomkeerbare klimaatverandering als we nog twee decennia op dezelfde voet voortleven. Dit zou uiteindelijk kunnen leiden tot het verdwijnen van de meeste hogere levensvormen en de vernietiging van de beschaving, waarbij zelfs het voortbestaan van de mensheid in gevaar komt. De Amerikaanse hegemonie is tanende, maar in een tijdperk van nucleaire proliferatie en preventieve oorlogen worden de oorlogsvoorbereidingen opgevoerd. In deze omstandigheden houden revolutionaire veranderingen niets anders in dan een strijd voor een duurzame ontwikkeling van de mensheid en de aarde. Ik ben van mening dat de enige manier waarop de mensheid zich kan redden en ontwikkelen een socialisme voor de eenentwintigste eeuw is. De afgelopen tijd is er veel geschreven over dit nieuwe idee van het socialisme. Ik kan het artikel van Harry en Fred Magdoff 'Aproaching Socialism' in 'Monthly Review' van juli-augustus 2005 van harte aanbevelen, evenals István Mészaros' nieuwe boek, "The Challenge and Burden of Historical Time". Zou het werken? Dat weten we niet. Het is iets dat we zouden moeten creëren door onze collectieve strijd. Maar zoals Brecht zegt in zijn vergelijking over 'Boeddha en het brandende huis', het is irrationeel om je wanhopig vast te klampen aan een brandend huis. De vlammen likken aan de buren, je wenkbrauwen verschroeien al en nog ben je te bang om naar buiten te vluchten. Het kapitalisme is ook zo'n brandend huis.
WIN: U heeft het gehad over hoe militaire uitgaven de economie kunnen bevorderen. Hoe zijn deze twee zaken met elkaar verbonden? Wat zijn de voordelen voor de economie als de regering geld uitgeeft aan de krijgsmacht en welk verband heeft dit met het Amerikaanse imperialisme?
JBF: Officieel (volgens het Office of Management and the Budget) spendeerden de Verenigde Staten in 2007 ongeveer 550 miljard dollar aan het leger,ongeveer evenveel als de rest van de wereld samen. De daadwerkelijke uitgaven bedroegen echter een biljoen dollar, zoals Hannah Holleman, Robert McChesney en ik aantoonden in het oktobernummer van 'Monthly Review'. Historisch gezien zijn militaire uitgaven in de VS en in andere kapitalistische landen een van de manieren om uit een economische stagnatie te raken. Dergelijke uitgaven dienen de imperialistische doelstellingen van het kapitaal en stuiten op minder weerstand van de heersende klassen als uitgaven aan meer vredelievende doeleinden (omdat dit gezien wordt als inmenging in de privésector). Het leger heeft echter steeds meer geld en nieuwe technologieën nodig terwijl de enorme bedragen maar weinig banen opleveren. Bovendien wordt veel van het geld in het buitenland uitgegeven. Als de Verenigde Staten nog meer geld aan hun defensie zouden uitgeven zou dit een wereldwijde wapenwedloop en het risico op een enorme vernietiging met zich meebrengen. We moeten ons realiseren dat de Tweede Wereldoorlog voor de Verenigde Staten dé manier was om uit de Grote Depressie te komen. Als we ons weer in deze richting begeven zijn de risico's kolossaal. Wat we in de Verenigde Staten nodig hebben is niet meer, maar minder militaire uitgaven. Deze moeten vervangen worden door forse maatschappelijke investeringen die gericht zijn op de directe noden van de bevolking. Met dit alles wil ik niet zeggen dat de militaire uitgaven enkel en alleen bedoeld zijn om de economie te stimuleren. De belangrijkste reden ervoor is dat de Verenigde Staten op deze manier wereldwijd revoluties kunnen verhinderen en de kop indrukken. De defensie-uitgaven zijn een manier om de vrijheid wereldwijd te kunnen beknotten. Voor echte oplossingen van de wereldproblemen moet de militaire machine van Washington ontmanteld worden. Als er sprake is van een groeiende tendens richting oorlog dan wordt dit enkel en alleen veroorzaakt door het feit dat de vroegere creatieve rol van het kapitalisme uitgespeeld is en dat het in elk opzicht neigt naar extremisme, op economisch, ecologisch en militair/imperialistisch terrein.
Onze slogan zou niet langer eenvoudigweg Rosa Luxemburg's 'Socialisme of Barbarij' moeten zijn maar 'Socialisme of Vernietiging'. Het verzet tegen de oorlog is het verzet tegen een compleet vernietigingssysteem.
John Bellamy Foster is redacteur van Monthly Review en hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Oregon. Hij schreef 'Critique of Intelligent Design' (met Brett Clark and Richard York), 'Naked Imperialism', 'Ecology Against Capitalism', 'Marx's Ecology', 'The Vulnerable Planet', en 'The Theory of Monopoly Capitalism'.
Dit interview met Foster verscheen in het winternummer van WIN Magazine (speciale uitgave: 'It's the Economy: War and Collapse-the Activist's Agenda'), een uitgave van de War Resisters League.
Vertaling Frans Willems.